|
CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2014
|
Bach-Busoni Complete Transcriptions
Bach/Busoni: Preludium en Fuga in D, BWV 532 - in e, BWV 533 - in Es, BWV 552 - Toccata, Adagio en Fuga in C, BWV 564 - Toccata en Fuga in d, BWV 565 - Chaconne in d, BWV 1004 - 10 Koraalpréludes: Komm, Gott Schöpfer, heiliger Geist BWV 667 - Wachet auf, ruft uns die Stimme BWV 645 - Nun komm' der Heiden Heiland BWV 659 - Nun freut euch, lieben Christen gmein BWV 734a - Ich ruf'zu dir, Herr Jesu Christ BWV 639 - Herr Gott, nun schleuß den Himmel auf BWV 617 - Durch Adams Fall ist ganz verderbt BW 637 - Durch Adams Fall ist ganz verderbt BW 705 - In dir ist Freude BWV 615 - Jesus Christus, unser Heiland BWV 665
Sandro Ivo Bartoli (piano)
Brilliant Classics 94867 • 69' + 64' • (2 cd's)
Opname: april 2013,
Gran Teatro Giacomo Puccini,
Torre del Lago, Lucca (I)
| |
|
Zowel de componist als de pianist Ferruccio Busoni (1866-1924) had een reputatie te verdedigen: de alom bejubelde Italiaan stond bekend als vernieuwend toondichter en virtuoos op het klavier. Menigeen beschouwde hem zelfs als de opvolger van Franz Liszt, deze zoon van een Italiaanse klarinettist en Duitse pianiste (nee, hij had het van niemand vreemd). Zijn grote liefde voor Bach ontwaakte al in zijn kinderjaren, toen in huize Busoni aan de jonge telg intensieve muzieklessen werden gegeven. Het was vooral zijn vader die Ferruccio de liefde voor de Duitse muziek bijbracht. Het enorme muzikale talent van de dreumes bracht hem als zevenjarige al op het concertpodium, waarna hij zich geleidelijk aan steeds breder ging oriënteren, niet in de laatste plaats door zijn muziekstudies in Oostenrijk. Ook als docent maakte Ferruccio naam en bracht zijn talent hem in Leipzig, Helsinki, Moskou, New York en Boston.
Als concertpianist bekommerde hij zich met name om de muziek van Mozart, Brahms en Liszt, ontmoette hij Grieg, Tsjaikovski en Mahler. Als eenmaal in Berlijn gevestigde dirigent (hij was in 1894 getrouwd met de dochter van een Zweedse beeldhouwer) durfde hij toen al 'gewaagde' muziek van Bartók en Schönberg op het programma te zetten en schreef hij in 1906 in zijn essay 'Entwurf einer neuen Ästhetik der Tonkunst' dat het afgelopen moest zijn met het voortmodderen op platgetreden paden en ruim baan moest worden gemaakt voor een nieuw toonsysteem, wat hem in sommige invloedrijke kringen niet bepaald in dank werd afgenomen. Daaronder Hans Pfitzner, die de nieuwe stroming als een gevaar voor de 'gezonde' ontwikkeling van de toonkunst zag ('Futuristengefahr'). Het was al in de tijd dat Arnold Schönberg stevig op de korrel werd genomen. In de composities van Busoni zelf zou het uiteindelijk zo'n vaart niet lopen, getuige zijn streven naar - zoals hij het zelf betitelde - de 'jonge classiciteit', met als een van de meest sprekende voorbeeld daarvan de 'Berceuse élégiaque uit 1909, nog door Gustav Mahler voor het eerst uitgevoerd. Een jaar later ontstond zijn 'Fantasia Contrappuntistica', veel meer dan slechts een knipoog naar zijn grote voorbeeld, Johann Sebastian Bach. Het bracht hem ook tot de stelling dat er met de bewerking van oude muziek niets mis was, integendeel: voor Busoni bestond geen wezenlijk verschil tussen het bewerken of het vertolken van een stuk. In beide gevallen meende hij dat juist daardoor het oorspronkelijke karakter van die muziek werd teruggebracht naar de toehoorder, een wat merkwaardig standpunt dat geen lang leven beschoren leek en zeker vandaag de dag door vrijwel niemand nog wordt onderschreven. Het heeft echter wel boeiende muziek heeft opgeleverd, getuige ook de op deze twee cd's bijeengebrachte complete Bach-bewerkingen van Busoni, een groot kenner van Bachs muziek en in het bijzonder van diens klavier- en orgelwerken (de pianist Busoni voerde veel werk van Bach regelmatig uit).
De vraag is altijd en eeuwig in hoeverre een bewerking het wezen, het karakter van het origineel aantast, er althans vanuit gaande dat een transcriptie doorgaans nooit beter uit kan pakken dan dat oorspronkelijke werk. Wat de bewerking van Bachs orgelwerken betreft, snijdt het mes uiteraard aan twee kanten: de transcriptie is niet alleen bedoeld voor een ander instrument, maar er is daarnaast sprake van verplaatsing, in dit geval van de kerk naar andere ruimten, zoals concertzaal, huiskamer of anderszins. Zo moet Busoni het ook bedoeld hebben, waarbij zijn grote kwaliteiten als componist en pianist als het ware garant stonden voor de integriteit van zijn werk als bewerker. Zeker, een piano is geen orgel, maar Busoni slaagde er wel degelijk in om enerzijds het unieke karakter van Bachs werk ongemoeid te laten, dat wil zeggen het niet uit zijn oorspronkelijke context te halen, en anderzijds een bewerking tot stand te brengen die op zich zelf uniek is. Twee verschillende vormen van uniciteit die naadloos in elkaar over lijken te gaan. Zo bezien is de bewerking van de beroemde Chaconne een wat vreemde eend in deze bijt. Tenminste, zo kijk ik ertegen aan, want ondanks de vele meer of minder succesvolle pogingen in die richting (ook die van Schumann), is de 'gecomponeerde violistiek' naar mijn gevoel niet overdraagbaar, op welk ander instrument ook.
De uitvoering door de Italiaanse pianist Sandro Ivo Bartoli munt uit in stijvolle articulatie, ritmische precisie, heel mooi gefraseerd, met de beide handen in volmaakt evenwicht (het spreekt voor zich dat in deze bewerkingen het muzikaal soortelijk gewicht van de linkerhand vaak dominant moet zijn en hier ook is). Dit zijn monumentale vertolkingen van monumentale muziek, en bovendien bijzonder fraai opgenomen. Dat de 'romantische toets' niet ontbreekt is niet meer dan logisch, want die vloeit uit deze Busoni-bewerkingen onlosmakelijk voort. Dat echter ook daarin differentiatie mogelijk is, bewijzen andere pianisten, waaronder Alfred Brendel (Philips), die bijvoorbeeld niet schroomt om in de agogiek een zekere nadrukkelijkheid aan te brengen en monumentaliteit met name uit trage tempi 'haalt'. Dat Bartoli zelf voor de toelichting heeft gezorgd, siert hem. Het is net zo doorwrocht als zijn spel dat is, in de beste betekenis van het woord.
|
|