![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2013
|
Na hun succesvolle Schumann-cd (klik hier voor de recensie) is het nu de beurt aan drie pianotrio's van de 'Pruisische' componist Louis Théodore Gouvy (1819-1898). Pruisisch in dit geval tussen aanhalingstekens, want Théodore werd geboren in Goffontaine, in het door Duitsland geannexeerde gebied de Saar, kort na de ineenstorting van het Franse keizerrijk. Goffontaine, een stadje niet ver gelegen van het tot 'Landeshauptstadt' omgedoopte Saabrücken, in het dal van de Rohrbach, heet sindsdiens Schafbrücke. De trein van Saarbrücken naar Ludwigshafen komt er langs, waarmee ik niet wil zeggen dat Schafbrücke een bezoekje meer dan waard is, anders dan misschien voor een korte voettocht vanaf het station naar het geboortehuis van Gouvy (wat uitsluitend neerkomt op gevelstaren). Zoals zoveel componisten die door Europa reisden, deed ook Gouvy daardoor allerlei muzikale indrukken op die hij in zijn composities bijna vanzelfsprekend gebruikte.. Daarnaast was de heersende 'mode' van invloed, zoals het geval was met de in totaal vijf pianotrio's die Gouvy schreef. In het begin van de negentiende eeuw werd het Franse muziekleven als het ware overspoeld door pianotrio's in verschillende combinaties: fortepiano of klavecimbel, viool of fluit, en cello, met het virtuoze zwaartepunt op het toetsinstrument. Dergelijke trio's, geëntameerd door een soortgelijke ontwikkeling in met name Oostenrijk (met name Haydn, Mozart, Beethoven en Hummel hadden het pianotrio stevig op de artistieke kaart gezet) waren vooral bestemd voor uitvoering in kleine kring. De mode volgend, schreef bijvoorbeeld de Franse componist George Onslow 1784-1853) (hij werd de 'Franse Beethoven' genoemd) tien pianotrio's, waarbij de vierdelige vorm tot norm werd verheven en er altijd wel werd gestreefd naar een contrastrijke aanpak, met de virtuoze pianopartij afgezet tegen de lyrische viool en cello (die daarnaast samen met de piano het harmonische fundament moest leveren). Componisten speelden handig in op dergelijke modieuze ontwikkelingen die hen uiteraard geen windeieren legden. Naarmate de tijd verstreek kwamen er steeds meer pianotrio's, tot in de twintigste eeuw, van Franse componisten als - in alfabetische volgorde - Chopin, David, Debussy, Dubois, Castillon, Fauré, Gouvy, Ravel, Reber, Roussel, Saint-Saëns en Widor. De drie 'intieme stemmen' van Riccardo Ceccetti, Luigi De Filippi en Sandro Meo maken van deze, zich min of meer aan de periferie van het 'grote repertoire' bewegende drie van de vijf pianotrio's van Gouvy ware meesterwerken die ieder voor zich een weldaad zijn voor de liefhebber van kamermuziek, menigmaal herinnerend aan het scherp gestoken raffinement van de grote Mendelssohn, maar toch door en door Frans, met enerzijds een sterk romantische inslag in een bijna opera-achtige, verhalende stijl, maar anderzijds met het esprit dat meer weg heeft van de flonkerende Franse lichtstad Van deze drie trio's is het derde misschien wel het mooiste en spannendste, bijna schubertiaans en met gedurfde melodische wendingen en harmonieën, maar toch typisch Gouvy, met veel technische brille in het tweede deel, Intermezzo. Al met al drie subliem uitgevoerde fraai opgenomen glansstukken uit de belle époque. Wat mij betreft hadden het alle vijf mogen zijn! index |
|