CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2022 |
Heiner Goebbels (1952) is naast zijn activiteiten als componist en docent een theatermaker die al een aantal spectaculaire producties (waarvan we er twee op onze site hebben besproken) op zijn naam heeft staan. En theater is niet alleen een kwestie van luisteren, maar vooral ook van zien. Wat voor een cd nu eenmaal niet is weggelegd en wat dan als grootste makke wordt beschouwd, maar wat gelukkig voor dit nieuwe album niet opgaat. Toonhoogte, toonduur, dynamiek, ritmiek, timbre: ze bieden bij Goebbels als luisterervaring niet of nauwelijks houvast, maar dat beeld wordt 'verzacht' voor wie zijn producties in het theater beleeft. Ik ken geen ander medium waarin Goebbels veelzijdigheid beter tot zijn recht komt, de door hem ontworpen culturele smeltkroes dusdanig fascineert. Bij Goebbels is niets vanzelfsprekend of het is niet wat het lijkt. Vrijwel alles wat hij uit zijn hoge theaterhoed tovert kent geen rechte weg, waarbij het bovendien vrij zeldzaam is dat de vele karakters een zelfde kant opgaan. Daarmee vervalt ook het idee of de suggestie van een zekere verwantschap met andere kunstuitingen. Het gevolg: Goebbels' producties staan volkomen op zichzelf, zijn in feite uniek maar daardoor niet onbetwist. Waarbij het nog maar de vraag is of dat voor het gekozen model, de inhoud of voor beide geldt. Goebbels dwingt je in ieder geval om op een bepaalde manier naar de dingen te kijken en te luisteren. Kijken en luisteren, bij Goebbels zijn beide aspecten sterk met elkaar vervlochten, maar ditmaal niet in zijn A House of Call, vrij naar A prolonged visit to a house of call, een passage uit Finnegans Wake, de laatste roman van James Joyce. Al was dat niet Goebbels' eerste inspiratiebron. Die kwam van Roaratorio, an Irish Circus on Finnegans Wake van John Cage, in 1979 als 'radio play' gecomponeerd voor Klaus Schöning van de West-Duitse omroep. De tekst ervan werd apart afgedrukt onder de titel Writing for the Second Time through. Het achterliggende idee van Cage: de 'vertaling' van het boek naar een muziekproductie. En over inspiratiebronnen gesproken: dat boek van Joyce was op zich weer een belangrijke inspiratiebron voor Cage, getuige niet alleen Roaratorio maar ook The Wonderful Widow of Eighteen Springs uit 1942 en Nowth Upon Nacht uit 1984. Dat Roatorio op Goebbels diepe indruk maakte had ook alles te maken met Cage die de maar liefst 628 bladzijden uit Finnegans Wake voorlas te midden van een kakofonie van stemmen, mesostichon na mesostichon (gedicht waarin bepaalde letters die in het midden van elke lijn staan en van boven naar beneden gelezen een woord of een zin vormen). Of in Goebbels' termen: 'wie ein gesungenes Schreiben der Sprache'.
Het cyclische A House of Call wordt beheerst door de meest uiteenlopende kreten, uit- en aanroepingen, bezweringen, gebeden, voorlezingen, gedichten en liederen, met een groot orkest (veel percussie) als 'bekleding'. Dat orkest zelf 'roept' niet, maar wordt - in de woorden van Goebbels - met de vele verschillende stemmen uit Goebbels' eigen heden en verleden (folkloristisch, ritueel, literair) als uit een veel verder weg liggende historie geconfronteerd. We horen het orkest de stemmen mede presenteren, ondersteunen en begeleiden.. Enigszins te vergelijken met het seculiere Responsorium, als afgeleide van de voorzang door de cantor en zang door het antwoordende koor. Het concept is volgens Goebbels niet gestoeld op een of ander wetenschappelijk gegrondvest media-archief, maar op een zo op het oog nogal willekeurig gekozen fonografische verzameling uit zijn 'imaginaire notitieboek'. Iedere systematiek ontbreekt, het bronmateriaal afkomstig uit Goebbels' vele reizen, toevallige ontmoetingen, her en der uitgevoerde exploraties voor bepaalde kunstprojecten, waaronder ook die het nooit tot verwerkelijking hebben gebracht. Bij Goebbels roepen al die stemmen afwisselend ontroering, verstoring, begeestering en bevreemding op. Ongeveer de helft ervan werd opgenomen met behulp van historische fonografen en vervolgens vastgelegd op goed geconserveerde wasmatrijzen. Het gehele project cirkelt rond (etno)musicologische taalkundige kwesties, aangevuld met sociologische en antroposofische fenomenen (daaronder zelfs racistische tendensen binnen een koloniale context). Tegenstellingen worden daarbij niet zozeer overbrugd, maar eerder aangewakkerd. De muziek zelf fungeert als een rechtstreeks antwoord op de complexiteit, ruwheid en uitstraling van de stemmen binnen het hedendaags en historisch raamwerk van de opnamen (klik hier voor het inhoudsoverzicht). Zowel het een als het ander, of allebei, en dan dwars door elkaar heen. Dat past bij het theater, maar bij concertmuziek past dat minder goed. Dan 'compenseert' de visuele niet de auditieve beleving. Dat weet Goebbels uiteraard ook (hij is zowel ervaren in het theater als op het concertpodium: zo publiceerde hij in 2002 zijn Komposition als Inszenierung). Dit is geen opera geworden, maar de 'vertaling' van zijn persoonlijke, zij het imaginaire notitieboek, met ook de daarbij behorende flarden, fragmenten en soms breuklijnen die we daarin aantreffen. Tegelijkertijd is het de presentatie van een cultuur die ongetwijfeld tot veel weerstand kan leiden of reeds geleid heeft. Zelfs de geweldige prestatie van het instrumentaal rijk uitgedoste Ensemble Modern (het Duitse, maar internationaal samengestelde ensemble dat de moderne en hedendaagse muziek als zijn specialiteit heeft en waaraan ik al menige bespreking heb gewijd) kon en kan daaraan niets veranderen. Ik geef u voor de goede orde de orkestbezetting: 3 fluiten, 3 hobo's, 4 klarinetten, 3 fagotten, 4 hoorns, 3 trompetten, 3 trombones, tuba, twee piano's, harp, gitaar, accordeon, dulcimer, 15 violen, 6 altviolen, 5 celli, 4 contrabassen en uitgebreid slagwerk. Vanuit het constructieve perspectief betekent A House of Call niet al teveel gedoe. Het podium is geen werkplaats waar allerlei figuren tijdens de voorstelling de meest ingenieuze (soms ook de meest onwaarschijnlijke) strapatzen hoeven uit te halen. Dat het gehoormatig menigmaal een regelrecht pandemonium is doet op zijn minst vermoeden dat Goebbels niet uit was op coherentie of iets vanzelfsprekends. Zijn 'wereld' staat op zichzelf, maar hij wil ons er wel intens bij betrekken. Het antwoord is aan u of hem dat in voldoende mate is gelukt. Een apart compliment voor de opname waarin heel veel moest samenkomen, maar ook uitwaaieren (een 'sound director' was daarbij onontbeerlijk). Het geheel mag worden gekwalificeerd als een 'Meisterstück', zowel qua uitvoering als opname. Dat Vimbayi Kaziboni dit enorme orkestapparaat zowel goed in de hand wist te houden als te anticiperen op al die plotsklaps opduikende stemmen in een fragmentarisch gehouden opzet mag alleen al een wonder worden genoemd. Er moet lang en intensief aan zijn gewerkt. De productie kwam tot stand in opdracht van Ensemble Modern, Berliner Festspiele/Musikfest Berlin, musica viva/Bayerische Rundfunk, Kölner Philharmonie, beuys 2021, Elbphilharmonie Hamburg, Wien Modern en Casa da Musica. index |
|