![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2009 |
||||
Fontyn: On a landscape by Turner (1992) - Au fil de siècles (2002) - L'Anneau de jade (1996) - Quatre sites (1977). Janáček Philharmonic Orchestra Cybele SACD 860.601 • 60' • (sacd)
Jacqueline Fontyn: klik hier De Belgische componiste Jacqueline Fontyn (1930) nadert inmiddels bijna de tachtig, maar ze is nog volop in beweging, zowel geestelijk als fysiek. Op haar eigentijdse website (klik hier) vinden we onder andere haar indrukwekkende doopceel (ik heb daarin enige foutjes hersteld en de tekst waar nodig aangepast omdat 'Vlaams Nederlands' toch iets anders is):
Dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over, al zijn er dan 'enige woorden Spaans bij', maar in welke stijl componeert ze eigenlijk? Meer dan een halve eeuw na haar eerste serieuze pogingen in die richting is haar antwoord niet bepaald verhelderend: "Een gedetailleerde analyse heeft geen zin. Laat ik in dit verband Béla Bartók citeren, die een muziekcriticus het volgende antwoord gaf: »Vraagt u mij niet waarom ik dit of dat op deze of gene wijze neerschrijf; want daarvoor heb ik slechts één verklaring: zo voel ik het en daarom heb ik zo opgeschreven. De muziek moet het u zelf zeggen, zij spreekt voldoende duidelijk en expressief om zichzelf te verdedigen«."
In On a landscape by Turner (1992), opgedragen aan de Roemeense componist Sigismund Toduta (1908-1991) voeren buisklokken naar een statisch, inleidend discours waarin niet de voortschrijdende beweging maar de metamorfose de dienst uitmaakt: het zijn niet meer dan plastische fragmenten die zich aaneen rijgen. Zoals zo vaak in de eigentijdse muziek speelt de percussie een belangrijke rol, in dit geval naast de buisklokken de harp, celesta en vibrafoon. Zij zijn het die met name zorgen voor een fijnzinnig klanktapijt, dat in het verdere verloop tweemaal door een hevige climax wordt onderbroken. Aan het slot van dit door een pastorale sfeer gedomineerde werk overheerst keert de sereniteit van het begin weer terug, waarmee de cirkel zich sluit. In Au fil des siècles (Door de eeuwen heen) (2001) draait het om de contrasten, die de vijfhonderdjarige historie van de opdrachtgever, het Staatstheater Orchester Kassel, markeren. Aan het slot klinkt plotsklaps het motet Quid mea musa canet (ca. 1570), dat min of meer samenvalt met de periode waarin het orkest werd opgericht, toen onder de naam Landgräfliche Hofkapelle Kassel. In dit stuk heerst eenheid door ritmische en harmonische verscheidenheid. De naadloze aansluiting tussen het 'nieuwe' en het 'oude' (het uiteraard geheel geïnstrumenteerde motet) zal Fontyn zeker enige hoofdbrekens hebben gekost, maar dat zal niemand kunnen horen. De symbiose is meesterlijk geslaagd. Meditatieve sfeermuziek horen we in L'Annau de Jade (De ring van jade) uit 1996. Een soort 'muziek der sferen', wat als begrip gemakkelijker is neergeschreven dan verklaard. De instrumentale dialogen bewegen zich binnen het een- en meerstemmige rasterwerk dat vanuit verschillende lagen wordt ontwikkeld. De zo bijzondere klankeigenschappen van de Chinese gong blijken in deze compositie het voornaamste aanknopingspunt. Evenals in On a landscape wordt aan het einde van het werk het begin weer opgeroepen. Het openingsdeel (molto lento) van Quatre sites (vier plaatsen) uit 1977 is weer overwegend pastoraal getint, alsof we in een lieflijk ogend landschap staan. In het tweede deel, vivaccissimo, zijn het de turbulente clashes die op fragmentarisch niveau worden uitgevochten. Het daarop volgende deel, eterico, voert de contrasten naar ongekende hoogten op: de fortissimi worden afgewisseld door bijna flegmatieke rust, alsof de componist wilde uitdrukken: 'het helpt toch niets, al die drukte is vergeefs'. Het slotdeel, furioso, is even contrastrijk, met zijn luide blazersexclamaties die diametraal tegenover de meer rustieke elementen uit de voorgaande delen worden geplaatst. Het is dit werk dat werd bekroond met de Prix Musical International Arthur Honegger. Niet zo vreemd trouwens, want er zijn zeker verbindende elementen met de achterliggende thematiek in Honeggers Derde symfonie (met de bijnaam Liturgique) uit 1945/46, met name daaruit het Dies irae en Dona nobis pacem. David Porcelijn Een geweldige dirigent, die zich in het hedendaagse repertoire als een vis in het water voelt en véél te weinig in ons land optreedt. Porcelijn (1947) is voor mij de Nederlandse Hans Rosbaud, die ruim 20 cd's op zijn naam heeft staan en waarschijnlijk meer eigentijdse muziek heeft gedirigeerd en opgenomen die wie van zijn collega's ook. In dit Fontyn-programma brengt hij dus een schat aan ervaring mee, die hij zonder mankeren wist over te dragen op het Janáček Philharmonic, waarvan ik het bestaan überhaupt niet kende, maar met een zeer verzorgde klank deze complexe partituren volledig recht doet. De schitterende surround/stereo-opname (eind 2006 gemaakt in de concertzaal van het Cultuurhuis in Ostrava) lijkt voor het Cybele-label de gewoonste zaak van de wereld te zijn, want dit is nu al de derde registratie van producer, opnameleider en editor Ingo Schmidt die me bijna uit mijn stoel blies - en dan bedoel ik dat uitsluitend in positieve zin. Hetzelfde geldt voor het cd-boekje: mooi uitgevoerd, goed gedocumenteerd. Ik heb inmiddels begrepen dat Cybele Records meerdere grote prijzen in de wacht heeft gesleept. Onlangs nog die van de Preis der deutschen Schallplattenkritik voor werken van Bernd Alois Zimmermann (klik hier voor de recensie) en Rolf Riehm (klik hier voor de recensie). Toe maar! index |
||||