CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2024 |
Dit is om diverse redenen een fascinerende cd. Om te beginnen is daar de eerste versie van het Requiem van Fauré, voltooid in 1888, waarvan de niet meer dan vijf deeltjes (Introït et Kyrie, Sanctus, Pie Jesu, Agnus Dei en In paradisum) niet meer dan krap 21 minuten in beslag nemen. Ook de bezetting is bescheiden, met slechts sopraan (in het Pie Jesu), (kamer)koor, altviolen en celli, contrabas, harp, orgel en pauken. Over de ontstaansgeschiedenis van dit overrompelende werk kunt hier het een en ander te weten komen.
Eveneens verwijderd van het ‘mainstream' repertoire zijn En prière (1890) voor vrouwenkoor en harp, Madrigal (1883) voor koor, strijkkwartet en orgel, Messe des pêcheurs de Villerville (1881) voor vrouwenkoor, harmonium en soloviool, Ave verum corpus (1894) voor vrouwenkoor en orgel, Maria Mater Gratiae (1888) voor mannenkoor en strijkkwartet en Tantum ergo sacramentum (1894) voor vrouwenkoor en orgel. Zonder uitzondering eveneens werken geschreven voor een bescheiden bezetting. Het ook bij amateurkoren zozeer geliefde Cantique de Jean Racine (1865) is gezet voor koor, strijkkwintet en orgel. Dan zal het bij menige ingevoerde muziekliefhebber als een verrassing zijn ervaren dat het Belgische muzieklabel Ricercar, in 1980 opgericht door Jérôme Lejeune die nog steeds ten nauwste betrokken is bij iedere productie, zich met dit album ver buiten het voor dit label zo typerende tijdpad heeft begeven, zo ongeveer vanaf de Renaissance tot in de tweede helft van de achttiende eeuw. Ricercar staat vooral bekend om zijn hoge artistieke en opnametechnische kwaliteit, maar ook om de gedegen toelichtingen, veelal van de hand van Lejeune zelf. Dat laatste is wat mij betreft sowieso een ‘must' als het minder of onbekend repertoire betreft. In dit geval maakte Lejeune gebruik van twee belangrijke, door de Franse musicoloog Jean-Michel Nectoux verzorgde uitgaven: de biografie Gabriel Faure. Les voix du clair-obscur (Fayard, 2008) en de complete correspondentie (Fayard, 2015). Dit nieuwe album is geheel in stijl van die zo typische karakteristieken van dit label: bijzonder repertoire, schitterend uitgevoerd, prachtig vastgelegd en tot in de puntjes gedocumenteerd. Het voor deze uitgave gebruikte Alexandre-harmonium dateert uit ca. 1860 en het orgel is van Cavaillé-Coll. De betovering schuilt niet alleen in de onopgesmukte noblesse en klankschoonheid van deze verbeeldingsvolle en kleurrijke uitvoeringen, maar ook in de fragiele intimiteit ervan. Dat het Pie Jesu niet wordt gezongen door een jongenssopraan maar door Caroline Weynants doet daaraan geen syllabe af, mits, zoals hier, de melodielijn kristalhelder wordt gezongen. Zeker het vibrato is in dit zo ijle panorama altijd en eeuwig de grote spelbreker, in die zin vergelijkbaar met het al even etherische Aus Liebe uit Bachs Matthäus-Passion. index |
|