CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2022 |
De IJslandse componist Einar Torfi Einarsson (1980) studeerde klassiek gitaar en compositie bij onder anderen Richard Ayres, Beat Furrer en Willem Jeths (van de laatste heeft hij zo te horen niet veel opgestoken). Momenteel is hij als onderzoeker verbonden aan het Orpheus Instituut in Gent. Zijn composities krijgen wereldwijd van de meest gerenommeerde ensembles aandacht, waaronder in ons land van het Nieuw Ensemble (helaas in 2019 ter ziele gegaan nadat het in 2017 werd uitgesloten van de meerjarige subsidiecarrousel), Asko|Schönberg, Holland Symfonia en Stolz Quartet (klik hier). Andere bekende ensembles die zijn muziek uitvoeren zijn Klangforum Wien en Ensemble InterContemporain/IRCAM. Een aantal van zijn composities vielen in de prijzen, ook in ons land, met in 2008 de Henriëtte Bosmansprijs en in 2009 de Buma Toonzettersprijs in de categorie Beste Ensemblewerk. Zijn orkestwerk Apertus ging in datzelfde jaar in première tijdens de Gaudeamusweek. Dit is, om het eufemistisch uit te drukken, geen muziek voor bij de open haard met een goed glas wijn. De complexiteit ervan is niet direct uitnodigend, waardoor het voor de hand ligt om eerst vooral de loftrompet te steken over de knappe constructie, waardoor de muziek zelf er nogal bekaaid vanaf komt. Maar het mag worden gezegd: de zeggingskracht die in deze stukken (mogelijk) huist komt pas tot gelding indien de luisteraar bereid is zich er geheel voor open te stellen, wat de nodige concentratie verlangt (en waarin de musici hem hierin uiteraard reeds zijn voorgegaan). Dit zijn in ieder geval stuk voor stuk ensemblewerken die een dusdanig scherp gelijnd compositorisch profiel hebben meegekregen dat zelfs niet meer dan geringe oneffenheden in het solo- en samenspel regelrecht tot een fiasco leiden: als een kaartenhuis valt het dan in of uit elkaar. Gelukkig herken ik dat niet in deze op en top verzorgde uitvoeringen, wat niet anders kan betekenen dan dat er met enorme inzet aan moet zijn gewerkt. Dat zal zeker niet altijd zo zijn en komt het mij voor dat Einarsson zich menigmaal ongelukkig zal hebben gevoeld na een bepaalde uitvoering die minder geslaagd was. Omdat de lat voortdurend zeer hoog ligt. Waarbij ik op meerdere momenten het gevoel kreeg dat Einarsson meer in het hoofd had dan hij in staat was om te noteren. Een ander aspect is dat het allemaal moet kloppen, wat betekent dat hoe complexer het is of wordt, er des te meer intellect in de strijd moet worden geworpen. Of dat een voordeel is? Het gaat wel ten koste van wat er hopelijk eerder was maar nog om nadere uitwerking vroeg: de inspiratiebron. Het kan bijna niet anders dan dat de notatie alleen maar dwingender wordt door de hoge eisen die de componist zelf aan textuur en structuur stelt. Ergo, de notatie kan dan zelfs de uitvoering in de weg gaan zitten omdat het te gedetailleerde karakter ervan de weg naar het overzicht als het ware afsluit, misschien zelfs wel een gevoel van radeloosheid oproept. Dan explodeert het omdat het bevattingsvermogen tekortschiet. Het is een vraag die men zich bij menige eigentijdse compositie mag stellen: of de componist tijdens het neerschrijven nog wel een echt gedetailleerd en genuanceerd beeld had van hoe 'het' uiteindelijk zal klinken (laat staan moet klinken). Hoe het scheppingsproces zich bij Einarsson heeft afgespeeld weet ik niet, maar het lijkt mij een enorme opgave om alleen al precisie en vrijheid met elkaar in evenwicht te brengen, de betekenis van de muziek hetzij in noten hetzij als grafische voorstelling over te brengen. Met daarbij de aantekening dat de absolute beheersing van de muziektaal binnen de kaders van het eigentijds componeren een geheel andere betekenis en werkingssfeer heeft gekregen. Ook de muziek van Einarsson legt daarvan mijns inziens getuigenis af, al valt het niet te bewijzen. Voor de recensent die het zonder partituur moet stellen duikt de vraag op of de notatie (die hij dus niet kent) voldoende houvast aan de uitvoerenden biedt en aldus een representatief beeld geeft van de muziek? Het is in ieder geval te hopen van wel, al sluit ik zeker niet uit dat Einarsson zich beperkt kan hebben gevoeld in het noteren van ideeën, invallen. Ik zeg dat omdat zijn muziek die indruk bij mij achterlaat. De onmacht om er de juiste notatie voor te vinden. Maar zoals gezegd: het valt niet te bewijzen. In de muziek van Einarsson wordt niets gekopieerd dat er al is, er is geen cliché dat zich manifesteert, er zijn geen herkenbare invloeden, iedere analyse schiet zijn doel voorbij. Dat is uitzonderlijk, maar niet uniek. Compistorische complexiteit is op de keper beschouwd geen kunst, laat staan dat het een doel op zich mag zijn. Hoe staat de onbevangen luisteraar tegenover de muziek van Einarsson? Ik heb er geen idee van, maar er gaat hoe dan ook een geheel nieuwe klankwereld open. Wie daarbij houvast zoekt bij melodie en harmonie komt evenwel bedrogen uit. Structuur en chaos vormen een voortdurend schurend element. Men kan er affiniteit mee hebben, maar dat betekent nog geen betrouwbare grondslag voor mogelijke waardering. Er is fascinatie, geen schoonheid. Er is (in)gekleurd coloriet maar in nauwelijks aansprekende gedaantes. Het organisch element valt vrijwel of helemaal niet te duiden. De muziek is onconventioneel maar daardoor niet per definitie interessant. Het decor is dat van een niet te duiden soort exotisme dat ontroert noch betovert. De esthetiek is vervreemdend. index |
|