CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2016

 

Dvorák: Symfonie nr. 7 in d, op. 70 - nr. 8 in G, op. 88

Houston Symphony Orchestra
o.l.v. Andrés Orozco-Estrada

Pentatone PTC 5186 578 • 77' • (sacd)

Opname: april 2014 (nr. 7) en maart 2015 (nr. 8), Jesse H. Jones Hall, Houston

 

Van Dvoráks negen symfonieën draait het zowel in het opname- als in het concertbedrijf toch vooral om de laatste drie. En wie het nog wat kritischer beschouwt: om de laatste twee. Zo vreemd is dat niet. Zeker de eerste vijf symfonieën munten niet uit in melodische en harmonische inventie en lijkt de componist minder grip te hebben op de algehele symfonische structuur. Zo 'zondigt' hij herhaaldelijk tegen het adagium dat een symfonisch thema kort en krachtig moet zijn, heeft menige creatieve inval meer weg van hak-op-de-tak en is het daaruit voortvloeiende fragmentarische karakter evident. Van de laatste twee symfonieën kan worden gezegd dat zij datgene waarmaken waar Brahms zo jaloers op was: de gloedvolle melodieën stromen onophoudelijk, de expressie is hoog gestemd en lijkt het wel alsof een onzichtbare gulle meesterhand heeft gezorgd voor de talloze kostelijke ingevingen die ook in structureel opzicht staan als een huis. Dat bij menigeen de Zevende symfonie een notering met stip krijgt, is zo verwonderlijk niet, misschien mede ingegeven door het sterke 'brahmsiaanse' karakter van het werk, met - behoudens in het Scherzo - minder plaats voor de typisch Boheemse folklore die Dvorák met diezelfde meesterhand in zijn muziek verwerkte.

Onlangs verscheen van hetzelfde label een sacd gevuld met Dvorák-ouvertures door het Praags Philharmonia Orkest gedirigeerd door Jakub Hrusa. Ik wijdde er een enthousiaste bespreking aan (klik hier). Een volop Tsjechische aangelegenheid (Hrusa is net zo Tsjechisch als Dvorák dat was, en het orkest niet minder). Vervolgens is er dan een nieuwe telg aan de horizon verschenen, met de Zevende en Achtste, maar door een orkest dat is geworteld in de Amerikaanse oliestad Houston (dat onder Sergiu Comissiona in de jaren tachtig al Dvorák opnam) en wordt geleid door Andrés Orozco-Estrada (Medellin, Colombia, 1977), die als musicus zijn loopbaan begon als violist. Dat lijkt vanuit dit eenzijdig perspectief wat de muziek van Dvorák betreft een niet geringe afstand, maar schijn bedriegt: Orozco-Estrada kreeg zijn directielessen op het Weens conservatorium van docenten met een zeer indrukwekkende staat van dienst, waaronder de fameuze Sloveense pedagoog Uros Lajovic. Dan leer je niet alleen het vak van haver tot gort, maar ontstaat er vanzelfsprekend ook een grote vertrouwdheid met het (Midden)Europese repertoire. Dat blijkt ook uit Orozco-Estrada's kijk op deze twee symfonieën van Antonín Dvorák die, om maar weer eens een standaardterm van stal te halen, voor ware modelvertolkingen zorgt. Sterker nog, een Rafael Kubelík of Charles Mackerras zouden zich voor deze uitvoeringen niet behoeven te schamen, integendeel. Het zit als gegoten, de muziek mag vrij ademen, er is evenals bij Hrusa sprake van een natuurlijke eb en vloed (het geraffineerde rubato en accelerando ontbreken niet), de technische afwerking (intonatie, frasering, ritmiek, balans) staat als een huis, terwijl er wel degelijk concies en met veel panache wordt gemusiceerd. Expressieve houtblazerssoli, fraaie strijkerscantilenen, kruidige altviolen en celli en een dito baslijn doen de rest. De surround- annex stereo-opname verraadt dezelfde meesterhand. Kortom, een uitgave om van te likkebaarden.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links