CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2024 |
De composities op dit dubbelalbum omspannen een tijdvak van twee decennia en kunnen zeker als representatief gelden voor de variëteit in het oeuvre van de Franse muziekvinder Joël-François Durand (*1954), met als belangrijke eigenschappen microtonaliteit en kwarttonen (hier perfect uitgelegd) en kwarttonen. Beide vinden we al terug in zijn uit 1981 stammende Strijktrio, dat als zijn ‘officiële' opus 1 geboekstaafd is. Verder in de tijd nam het belang van microtonen in zijn werk nog aanzienlijk toe, in melodisch en harmonisch opzicht, maar ook in de textuur. Echter, zo'n jaar of vijf geleden vond een belangrijke omslag plaats, toen Durand de compositorische ‘functionaliteit' van de microtonaliteit verbond met wat hij met ‘beating' aanduidde: het pulseren tussen twee toonhoogten waarvan de frequenties zeer dicht bij elkaar liggen maar niet identiek aan elkaar zijn. Hij heeft het zelf uitgelegd:
Zo ver was het echter nog niet in 2005, toen Mirror Land ontstond, het vroegste werk op deze uitgave, gecomponeerd voor fluit en hobo, maar ook prima uitvoerbaar in andere combinaties (fluit en klarinet, hobo en klarinet, enz.) Op dit album hoort u de combinatie fluit en klarinet.
In datzelfde jaar ontstond het Eerste strijkkwartet, een opdrachtwerk van het BeethovenFest 2005, als contemporaine 'weerklank' van Beethovens late strijkkwartetten, met als oriëntatiepunt Beethovens laatste strijkkwartet, in F, op. 135. Geen pastiche, maar een imaginair scenario waarin Beethoven hard aan het werk is, daarbij de in zijn hoofd opwellende ideeën toetsend en naarmate het creatieve proces vordert, ze verandert. Het levert, aldus Durand, 'alternatieve trajecten, verre beelden en dramatische chronologieën' op. Niet in Beethovens muzikale taal, maar in die van Durand: de relatie met Beethoven speelt zich uitsluitend op abstract niveau af. 'Conceptual impetus rather than direct allusion'. Een goed voorbeeld daarvan is het tweede deel uit op. 135, dat onder de handen van Durand in zijn geheel wordt gedemonteerd, vervolgens opnieuw geconfigureerd en dan in stappen teruggplaatst, waarbij ieder van de vier stemmen eerst afzonderlijk wordt gepresenteerd en daarna pas door het gehele ensemble. Rekenschap gevende van de historie heeft Durand de structuur van zijn strijkkwartet in de klassieke sonatevorm gegoten. Tien jaar later ontstond Mundus Imaginalis (2015), de titel ervan niet ontleend aan een imaginaire, maar aan een 'imaginale' wereld, een term die is gemunt door de Franse filosoof Henri Corbin en die verwijst naar de oude Perzische mystiek. Het 'imaginale' dat zich beweegt tussen verstandelijke perceptie en intellectuele intuïtie. Vanuit het muzikale perspectief van Durand wordt luisteraar uitgenodigd om te 'reizen' tussen sonische perceptie en intellectuele intuïtie.
Geister, schwebende Geister (2020) is het eerste werk waarin Durand gebruik maakt van het '(first-order) beats' principe. Het 'schwebende' of zwevende karakter van het stuk wordt bepaald door het nauwkeurig gecalibreerde samenstel van integraal gestructureerde halve- en kwarttonen. Het bijzondere daarvan is ook dat de ritmische patronen uit het niets lijken te te ontstaan, weliswaar helder waarneembaar maar niet voortgebracht door de uitvoerende(n). Geesten, zwevende geesten, hier als compositie voor altviool solo en kamerorkest vertegenwoordigd.
Uit hetzelfde jaar stammen nog twee werken: In a weightless quiet en het Tweede strijkkwartet, Cantar de Amigo. In a weightless quiet voor viool solo, dankt zijn naam aan een gedicht van Ted Hughes, The Hawk in the Rain, met daarin voor dit werk de volgende sleutelpassage: 'Effortlessly at height hangs his still eye. / His wings hold all creation in a weightless quiet, / Steady as a hallucination in the streaming air.' Maar anders dan de evocatieve titel suggereert is de teneur die van een voortdurende onrust, met een zelfs dreigende ondertoon, de verbeelding voorts gedreven door het geklapwiek van een havik in zijn volle vlucht. Maar van programmamuziek is desalniettemin geen sprake. Ook in dit werk zijn de 'first-order beats' onmiskenbaar.
Het Tweede strijkkwartet kent eveneens een gedicht als inspiratiebron, D. Diniz van de Portugese lyricus Fernando Pessoa, gewijd aan de Portugese koning Dinis I, bijgenaamd de Boer en ook de Dichter (1279-1325). Het gedicht is opgenomen in Pessoa's boek Mensagem (1934). Vier van de in totaal vijf delen bevatten een citaat uit dit gedicht. Het slotdeel doet herinneren aan het Heiliger Dankgesang eines Genesenen an der Gottheit, in der Lydischen Tonart, bekend van Beethovens Strijkkwartet in a, op. 132. In Durands strijkkwartet heet het Chorale - in ancient style. Het is inderdaad in de stijl van het koraal ontworpen, de beweging die van noot tegen noot, maar anders dan bij Beethoven zijn er ongemakkelijke leemten in de textuur, alsof er brokken zijn weggelaten.
Tot besluit dan op dit album het meest recente werk van Durand: La descente de l’ange (2022) voor viool en klarinet. De titel suggereert een een engelachtige sfeer maar daar is geen sprake van. De engel 'landt' volgens de partituur 'playful and a bit clumsy' ('speels en enigszins onbeholpen') na eerst in glijvlucht met toenemende snelheid richting de aarde af te dalen. Aan het slot van het stuk lijkt de engel weer op te stijgen, maar of dit programmamuziek moet worden genoemd? Volgens de componist lijkt het misschien zo, maar dat was niet wat hem voor ogen zweefde. Over de uitvoeringen kan ik kort zijn: die staan als een huis, met als belangrijkste steunpilaren kennis, ervaring, techniek en engagement. index |
|