CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2023 |
Over Bruckners revisie van de tussen september 1881 en augustus 1883 gecomponeerde Zevende symfonie valt eigenlijk weinig anders te melden dan de latere toevoeging van bekkens, triangel en pauken in de apotheose van het Adagio, die in de door Haas verzorgde editie uit 1944 ontbreken (daarin worden wel enige passages hersteld die in de versie uit 1883 waren verdwenen), maar wel zijn opgenomen in de Nowak-editie die tien jaar later verscheen. Bruckner heeft voorts nog andere, relatief onbelangrijke revisies uitgevoerd, maar die zijn over de oorspronkelijke notentekst aangebracht, waardoor de oorspronkelijke passages niet meer kunnen worden herleid. De in 1885 alsnog aangebrachte wijzigingen zijn weliswaar van Bruckners hand, maar zijn gebaseerd op aanbevelingen van o.a. Schalk en Nikisch, na de première op 30 december 1884 (zoals we al eerder zagen was dit geen ongebruikelijk procedé bij Bruckner). Nowak heeft in zijn editie van 1956 deze wijzigingen apart opgenomen. Er is ook nog een latere bron: de partituur van Bruckners vriend, de dirigent Karl Muck, met daarin de door Bruckner zelf gesanctioneerde retouches die in de nieuwe (2015) editie van de Zevende symfonie in het kader van de Anton Bruckner Urtext Gesamtausgabe (onder redactie van de muziekwetenschapper Benjamin-Gunnar Cohrs en onder beschermheerschap van Simon Rattle) onder het kopje ‘ossia' zijn ondergebracht. In deze nieuwe Cohrs-editie zijn voor de vier aparte Wagner-tuba's in het tweede en vierde deel alternatieve partijen afgedrukt voor tenorhoorn, bariton of euphonium, dit op grond van de soms beperkte beschikbaarheid van de door de componist voorgeschreven Wagner-tuba's. In de bijlage tevens een lezenswaardige toelichting van de hand van Joseph Kanz met betrekking tot de problematiek rond de Wagner-tuba's opgenomen. Het kan niet anders dan dat met de komst van de Cohrs-editie met een gerust gevoel afscheid kan worden genomen van de gemankeerde edities van respectievelijk Haas en Nowak, al zijn in het geval van de Zevende symfonie de gehoormatige verschillen met de Cohrs-editie niet of nauwelijks van betekenis. Zelfs de doorgewinterde bruckneriaan zal de vele correcties niet eens opvallen. Collega Maarten Brandt besprak in februari Eduard van Beinum - Complete Recordings on Decca & Philips (klik hier), waarin hij ook Bruckners Zevende symfonie onder deze befaamde dirigent ter sprake bracht en waaruit dit citaat:
Zo apocrief blijkt die hoorninzet evenwel niet te zijn, want (ook) in de Cohrs-editie keert deze hoorninzet terug en is er is geen twijfel aan dat deze van Bruckner zelf stamt. Toch in dit verband een eveneens niet zo onbelangijke opmerking over het slagwerk in het Adagio, dat van Bruckners hand is en zo op het oog daarom onomstreden. Er is echter een brief overgeleverd van Josef aan zijn broer Franz Schalk van 10 januari 1885, met daarin de volgende passage:
De beide broers Schalk, daarbij gesteund door de dirigent Arthur Nikisch, hadden er bij de componist (ongetwijfeld sterk) op aangedrongen om het slagwerk (alsnog) aan de partituur toe te voegen. Bruckner is daaraan – en mogelijk niet zonder weerstand - tegemoet gekomen, en is er - en dat is misschien nog wel belangrijker - later niet meer op teruggekomen (wat zeker mogelijk was geweest). Aldus zijn bekkens, triangel en ook pauken in de meeste uitvoeringen nog steeds present. Cohrs, in het Editionsbericht, merkt evenwel terecht op dat niet over het hoofd mag worden gezien dat in het gehele werk het aandeel van de pauken minimaal is (ze spelen alleen in het Scherzo een belangrijke rol in een aantal daarvoor karakteristieke passages). De eerste keer dat de pauken zich aandienen is eerst in de code van het openingsdeel en zouden zonder de gebroeders Schalk in het Adagio zelfs in het geheel hun opwachting niet hebben gemaakt. Laat staan bekkens en triangel… Het zijn de pauken die ritmisch Scherzo en Finale met elkaar verbinden, een zowel in ‘dramaturgisch' als structureel opzicht belangrijk moment (het genie van Bruckner wordt in sommige kringen nog steeds niet voldoende onderkend!) Zo bezien kunnen pauken, bekkens en triangel in het Adagio zonder enig bezwaar weggelaten worden. In het manuscript staat bij de ‘gewraakte' passage de potloodaantekening ‘gilt nicht', maar er zijn al decennialang twijfels of het wel van Bruckners hand is. De over de oorspronkelijke notentekst geplakte strook (zie de afbeelding hieronder) getuigt van latere toevoeging .
Zowel het London Symphony Orchestra als Simon Rattle hebben zich in hun Bruckner-exploraties op en top bewezen. Er is daarom geen enkele grond voor de opvatting – ik lees het her en der herhaaldelijk – dat Bruckners symfonieën het beste gediend zijn bij uitvoering door de orkesten in Amsterdam, Berlijn, München, Leipzig, Dresden en Wenen. Waar uiteraard wel van mening over kan worden verschild is over de interpretatie ervan, variërend van Klemperers ‘objectiviteit' (door sommigen met ‘nuchterheid' aangeduid) tot Celibidaches bijna metafysische proporties; en alles wat zich daar dan tussenin beweegt met de vele gradaties weer daartussen. Dat is ook het ‘middengebied' waar het LSO onder Rattle zich beweegt en waar werkelijk niets aan valt af te dingen. Onder hun handen kwam een zeer respectabele live-uitvoering van de Zevende symfonie tot stand, al valt er – het is niet de eerste keer – een niet onaanzienlijk nadeel te constateren: door de ‘onvriendelijke' akoestiek van het Londense Barbican Hall is het zicht op Bruckners architectonisch groots opgezette klankwereld helaas enigszins beperkt. De Philips-opname van het Concertgebouworkest onder Bernard Haitink mag dan weliswaar tot de 'oudjes' worden gerekend (ik kocht de lp eind jaren zestig), voor mij is deze - uiteraard al lang en breed op cd verdoekt - nog steeds en in alle opzichten toonaangevend, een uitvoering overigens die dicht in de buurt komt van Haitinks veel latere, ronduit legendarische vertolking tijdens een gastoptreden van de Sächsische Staatskapelle Dresden in het Amsterdamse Concertgebouw. In die zin was er niet zoveel veranderd... In het cd-boekje is een uitvoerige toelichting van Benjamin-Gunnar Cohrs afgedrukt, met daarbij mijn kanttekening - ik kan het niet vaak genoeg benadrukken - dat diens exploraties ten aanzien van de Zevende symfonie meer historisch-musicologische dan voor de muziekliefhebber auditief waarneembare betekenis hebben:
index |
|