CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2022

Bruckner: Symfonie nr. 4 in Es, WAB 104 (versie 1878-81, Cohrs A04B) - Scherzo (1874/76, Cohrs A04B-1) - Finale 'Volksfest' (1878, Cohrs A04B-2) - Andante quasi Allegretto (1878, uitgebreide versie) - Finale (1881, volledige versie)

London Symphony Orchestra o.l.v. Simon Rattle
LSO0875 • 62' + 65' • (2 sacd's)
Live-opname: 5 okt. 2021, Jerwood Hall, LSO St Luke's, Londen

   

Geen voedsel geven aan verwarring: dat is een van de nobele uitgangspunten voor iedere recensent. Als het om het oeuvre van Bruckner gaat geen geringe opgave en al helemaal niet als vele partijen zich ermee hebben beziggehouden of nog bezighouden.

De kenners weten het als geen ander: de Kritische Bruckner Gesamtausgabe, voortkomend uit de roep om ordening rond al die verschillende versies, waaronder ook vele ingrepen van derden, met of zonder instemming van de componist. Waarbij 'Kritische' in de loop der decennia is gaan zwalken en 'Gesamtausgabe' uiteindelijk het enige verlossende woord is gaan spreken. Totdat...

Maar eerst dus die Gesamtausgabe, waar iedereen het steeds weer over heeft, gepubliceerd door Musikwissenschaftlicher Verlag in Wenen en die in drie verschillende delen uiteenvalt, te beginnen bij de Alte Gesamtausgabe (1930-1944), onder het redacteurschap van Robert Haas, gevolgd door de Neue Gesamtausgabre (1951-1989), geleid door zijn opvolger Leopold Nowak en na diens dood in 1990 overgenomen door Herbert Vogg, met onder hem ressorterend o.a. William Carragan, Paul Hawkshaw en Benjamin-Gunnar Cohrs. Om dan te eindigen bij de Anton Bruckner Gesamtausgabe, waaraan een duidelijk gemarkeerde leiding ontbrak en aldus een groot aantal redacteuren er de eigen scepter zwaaiden: Paul Hawkshaw, Thomas Leibnitz, Andreas Lindner, Angela Pachovsky en Thomas Röder. Daar viel in 2011 het besluit om een geheel nieuwe editie voor te bereiden waarbij uiteraard rekening zou worden gehouden met de jongste ontwikkelingen op musicologisch terrein.

In maart 2014 volgde echter deze belangrijke mededeling:

New Music Announcement Anton Bruckner Urtext Complete Edition For the first time, source materials (autograph manuscripts, first copies, manuscript sets of parts, first editions, and corresponding galley proofs) have been examined together with secondary documents and are newly presented together in this scholarly-practical performing edition. [...] The entire edition will consist of 46 volumes, with the first one scheduled for Fall 2014.

De naam die aan dit omvangrijke project werd toegekend: The Anton Bruckner Urtext Complete Edition, waarvan de publicatie zou plaatsvinden onder auspiciën van Bruckner Edition Wien, een van de 'handelsmerken' van het Weense uitgevershuis Verlagsgruppe Hermann. Zie hieronder de namen en functionaliteit van alle bij het project betrokkenen:

Zoals u kunt zien kreeg Benjamin-Gunnar Cohrs de leiding. Geen slechte keuze, want hij is een van de meest vooraanstaande musicologen en bovendien een door de internationale vakwereld zeer geprezen deskundige op een terrein waar hij een groot deel van zijn leven al aan had gewijd: het oeuvre van Anton Bruckner. Het was ook Cohrs die mij alweer jaren geleden betrok bij de totstandkoming van de échte Finale van de Negende symfonie (u kunt daarover elders op onze site het nodige lezen). De uitgave in haar geheel zal het completer oeuvre in tekskritische edities omvatten: de orkestwerken, werken voor gemengd koor, voor mannenkoor, de kamermuziek, de liederen en de pianowerken.

In april 2018 publiceerde ik A most promising, scholarly driven achievement: The Anton Bruckner Urtext Complete Edition (klik hier), met daarin tevens opgenomen het vraaggesprek met Ben Cohrs. Het artikel geeft inzicht in de bepaald niet geringe problematiek omtrent de vele (wel of niet in omloop zijnde) versies, alsmede de omvang, uitwerking en voor de muziekwereld de uiteindelijke gevolgen van het immense project.

In november 2019 besprak ik de Zesde symfonie in het kader van deze nieuwe editie door het London Symphony onder leiding van Simon Rattle (klik hier) en nu dan dus de Vierde symfonie, met hetzelfde orkest onder dezelfde dirigent. Natuurlijk is dat geen toeval: al vanaf de musicologische voorbereidingen van de Finale van de Negende symfonie had Rattle zich opgeworpen als een belangrijk pleitbezorger van het werk van Cohrs, zoals onder meer blijkt uit het interview dat ik in juni 2012 met de dirigent mocht hebben (klik hier). De kritische editie van de Zevende symfonie is eveneens beschikbaar en zal ongetwijfeld binnen afzienbare termijn op cd worden uitgebracht, want dit werk (in de nieuwe editie) voerde Rattle met het London Symphony in september vorig jaar onder meer uit tijdens het jaarlijkse muziekfestival in Luzern. Al op 2 mei 2015 had hij - toen met de Berliner Philharmoniker - in de Milanese Scala de première ervan gegeven.

Maar nu dan dus dit LSO-dubbelabum, met op de eerste cd de Vierde symfonie in de versie van 1878-1881, en op de tweede cd het door Bruckner geschrapte Scherzo uit de versie van 1874 (gereviseerd in 1876) en de eveneens door hem geschrapte 'Volksfest'-Finale uit de versie van 1878. Daarnaast horen we de uitgebreide versie van het Andante quasi Allegretto uit de 1878-versie en de volledige Finale van de 1881-versie. Dit alles - ik zeg het nog maar voor alle duidelijkheid - in het kader van de Anton Bruckner Urtext Complete Edition, geklasseerd als Cohrs A04 (symfonie) en voorts onderverdeeld in A04B-1 (geschrapt Scherzo) en A04B-2 ('Volksfest').

Voor de niet-brucknerianen zal het mogelijk inmiddels zijn gaan duizelen. Dus eerst nog maar het nodige over die Vierde symfonie (eerste versie 1874; tweede versie 1878/80; derde versie 1888).

Eerste fase
De ontstaansgeschiedenis van de Vierde kan tot drie fundamentele fases worden herleid. De eerste fase werd (uiteraard) gekenmerkt door de conceptie van de oorspronkelijke versie zoals die ontstond tussen 2 januari 1874 (de Derde symfonie was slechts een paar dagen eerder, op Oudejaarsdag 1873 voltooid) en 22 november 1874 ('Wien, 1/2 9 Uhr Abends'). Het compositieproces leek daarmee definitief afgesloten, totdat Bruckner op 18 januari 1878 de draad van het werk weer oppakte en aan een uitgebreide omwerking begon. Dit beeld roept de herinnering op aan het schier eindeloze wordingsproces van de voorganger, de Derde symfonie.

In de tussenliggende jaren had hij vanachter zijn schrijftafel bijna hemel en aarde bewogen om zijn Vierde uitgevoerd te krijgen, waarbij hij zijn pijlen vooral richtte op Berlijn. Hij had de Duitse muziekcriticus Wilhelm Tappert (die hij kende van zijn bezoek aan het Wagner-walhalla Bayreuth en die hij als een vriend beschouwde) zover gekregen om de dirigent Benjamin Bilse voor dit doel te 'bewerken'. Blijkbaar had Bruckner, na de vele negatieve ervaringen in Wenen met de uitvoering van zijn Derde symfonie, nog maar weinig fiducie in een uitvoering in de Oostenrijkse hoofdstad. Maar alle pogingen leidden uiteindelijk tot niets, waarna Bruckner in 1877 besloot om de Vierde alsnog aan een ingrijpende revisie te onderwerpen. En dat terwijl het werk nog niet eenmaal was uitgevoerd. Het begin verliep moeizaam, omdat het netschrift van de partituur zich nog 'ergens' in Berlijn bevond en ondanks herhaalde verzoeken niet werd teruggestuurd (hij heeft het ook nooit meer teruggezien).

'Gründliche Umarbeitung'
Op 18 januari 1878 begon Bruckner met wat hij als een 'gründliche Umarbeitung' (brief aan Tappert, gedateerd 12 oktober 1877) omschreef. Verhelderend is de volgende passage: ´Ik ben er geheel en al van overtuigd geraakt dat mijn vierde romantische symfonie dringend moet worden omgewerkt. Er zijn bijvoorbeeld in het Adagio te moeilijke, onspeelbare vioolfiguraties en de instrumentatie is hier en daar te overladen en te onrustig. Ook Herbeck, die het werk zeer bevalt, maakt dezelfde opmerkingen en bevestigde mij in mijn besluit om de symfonie deels opnieuw te bewerken.´ Bruckner verwijst hier naar het tweede deel, het uiteindelijke Andante quasi Allegretto, de vioolfiguraties hebben betrekking op de inderdaad zeer lastige passages voor de eerste violen in de derde sectie van dit deel. Uit de passage blijkt voorts dat Bruckner zich ook van de speltechnische aspecten ernstig rekenschap gaf.

Alleen het Scherzo bleef buiten de revisiearbeid. Rond november legde hij de laatste hand aan zelfs een compleet nieuw 'Jagdscherzo' dat het oude moest vervangen. Maar alle arbeid aan de omvangrijke Finale ten spijt was Bruckner over het eindresultaat daarvan nog verre van tevreden. Nadat hij op 30 september de dubbele maatstreep had getrokken, besloot hij in november om een geheel nieuwe versie van die Finale te ontwerpen, een klus die, geruime tijd onderbroken door het onder handen zijnde Strijkkwintet, eerst op 5 juni 1880 kon worden afgerond.

Het zal Bruckner bijzonder goed hebben gedaan dat al vrij spoedig daarna door de Weense Wagnervereniging het plan werd opgevat om de tweede versie (met de nieuw gecomponeerde Finale uit 1879/80) uit te voeren. Dat gebeurde op 20 februari 1881, door de Wiener Philharmoniker onder Hans Richter, met in het 'voorprogramma' Beethovens Vierde pianoconcert en als solist Hans von Bülow. Toch nog niet geheel tevreden na de succesvolle uitvoering onder Richter bracht Bruckner opnieuw wijzingen in de partituur aan, die later door Leopold Nowak in de (nieuwe) Gesamtausgabe als zodanig werden opgenomen.

'Volksfest'
Wat gebeurde er met de oorspronkelijke Finale van de tweede versie? Die is nooit uit het historische beeld verdwenen (de componist zelf heeft die overigens nooit gehoord), maar kreeg zelfstandig betekenis als 'Volksfest' (die titel gaf Bruckner er zelf aan) en opgenomen in de door Robert Haas geredigeerde (oude) Gesamtausgabe. In 1980 volgde, nu onder redactie van Leopold Nowak, een herdruk die werd opgenomen in de (nieuwe) Gesamtausgabe. Het is overigens onduidelijk waarom er in het muziekbedrijf nog steeds niet voldoende belangstelling bestaat voor een uitvoering van de Vierde in de 'Fassung' van 1878, maar mét 'Volksfest' als Finale (het stuk is wel meerdere malen apart vastgelegd). Alleen Gerd Schaller heeft die stap gezet, met de Philharmonie Festiva op het Hänssler Profil-label.

Opnieuw 'Umarbeit'
Het succes van de Vierde, hoewel niet onverdeeld (een uitvoering van de tweede versie in Karlsruhe onder Felix Mottl zou zelfs uitmonden in een regelrechte deceptie en in Sondershausen beperkte dirigent Karl Schröder zich schaamteloos tot de uitvoering van slechts het eerste en derde deel, dit tot groot ongenoegen van de componist), spoorde Bruckner evenwel niet aan tot spoedige publicatie. Eerst in 1886, kort na de ernstig gemutileerde uitvoering in Sondershausen, stuurde hij de partituur naar twee Duitse uitgevers: Bote & Bock en Schott. Ze toonden echter geen enkele belangstelling. Deze afwijzing droeg zeker bij aan Bruckners nooit ver weg zijnde onzekerheid want hij besloot om de Vierde opnieuw onder handen te nemen, wat in 1888 zou uitmonden in de derde en daarmee tevens laatste versie. De eerste uitvoering van deze derde 'Fassung' vond al op 22 januari 1888 plaats in de 'Gouden Zaal' van de Weense Musikverein, door de Wiener Philharmoniker onder Hans Richter.

Die laatste versie kende ten opzichte van de versie uit 1878/80 een aantal ingrijpende veranderingen op het gebied van de structuur, de instrumentatie, de dynamische proportionaliteit, de tempi en de fraseringen. De verschillen vallen vooral in het Scherzo op, met zijn stevig ingekorte reprise en de nieuw ontworpen transitie van Scherzo naar Trio. Maar ook in de Finale kreeg het einde van de doorwerkingsepisode en het begin van de herhaling een geheel nieuwe gestalte. Interessant is ook dat aan het Scherzo een derde fluit en piccolo zijn toegevoegd, het koper nog verder is uitgebreid en bij de maten 76, 473 en 477 een bekkenslag werd ingevoegd.

Deposito
Waar de twee Duitse uitgevers verstek hadden laten gaan, hapte de uit het Beierse Fürth afkomstige en in Wenen residerende Musikalienhändler und Konzertagent Albert Gutmann wel toe: hij was bereid de 1888-versie uit te brengen, maar niet zonder een deposito van maar liefst 1000 Mark te eisen. Het was Hermann Levi die het bedrag bij elkaar sprokkelde.

Het voor de eerste druk bestemde afschrift ('Reinschrift') is niet van Bruckners hand, maar van Ferdinand Löwe (delen 1 en 4) en de beide broers Josef en Franz Schalk (delen 2 en 3). Dat lijkt een aanslag op de authenticiteit, maar dat blijkt bij nadere beschouwing niet het geval. Het wemelt, nu wel in Bruckners handschrift, van de aangebrachte correcties en 'verbeteringen', wat de conclusie wettigt dat het eindresultaat wel degelijk overeenstemt met Bruckners wensen, dan wel bedoelingen. Wat nog eens wordt bevestigd door Bruckner zelf, in een brief aan Hermann Levi, gedateerd 27 februari 1888, waaruit blijkt dat de revisies 'aus eigenem Antriebe' werden doorgevoerd. Saillant detail: de versie uit 1888 wordt dankzij uitvoerig musicologisch onderzoek nu wel als 'des Bruckners' beschouwd, nadat het echter eerst als 'Löwe-Fassung' buiten de (oude) Gesamtausgabe was gehouden. Dat noemen we tegenwoordig 'voortschrijdend inzicht'.

Nieuwe druk
Het zat Gutmann, ondanks die 1000 Mark als 'zekerheidssom', niet mee. Nadat hij in september 1889 de eerste druk had verzorgd moest als gevolg van talloze zetfouten (alles moest met de hand) vrij kort daarna alweer een nieuwe druk worden voorbereid. Die verscheen in januari 1890. En passant werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om de tempi ook met metronoomcijfers aan te duiden, terwijl de tempoaanduidingen zelf eveneens werden gewijzigd. In de Bruckner-biografie van Cornelis van Zwol gaat de auteur daar ook verder op in. Deel 1: 'Bewegt, nicht zu schnell' werd 'Ruhig bewegt' ('nur nicht schnell'), deel 2: 'Andante quasi Allegretto' werd 'Andante', deel 3: 'Trio. Nicht zu schnell. Keinesfalls schleppend' werd 'Trio. Gemächlich', deel 4: 'Finale. 'Bewegt doch nicht zu schnell' werd 'Finale. Mässig bewegt'. Onder anderen Hans Knappertsbusch bediende zich van de Gutmann-uitgave.

Dan nog dit
Oorspronkelijk zou de eerste versie van de Vierde symfonie (1874) in de (oude) Gesamtausgabe worden opgenomen, maar Robert Haas besloot toch anders door de versie van 1878 op te nemen en die te koppelen aan de Finale uit 1879/81. Het oorspronkelijke Scherzo (1874) werd pas eind 1909 voor het eerst uitgevoerd, door August Gröllerich in Linz, toen nog vanuit Bruckners handschrift (een gedrukte uitgave ontbrak immers).

Het duurde tot medio de jaren zeventig van de vorige eeuw alvorens de versie uit 1874 onder de redactie van Leopold Nowak in de (nieuwe) Gesamtausgabe verscheen. Waarna de Vierde symfonie in deze (dus oorspronkelijke) versie door een aantal dirigenten werd uitgevoerd, waaronder Roger Norrington, Michael Gielen, Simone Young en Franz Welser-Möst. Eliahu Inbal komt de eer toe van de plaatpremière van de eerste versies van de Symfonieën nr. 3, 4 en 8, op het Teldec-label (later tevens op cd verschenen). De dirigent Kurt Wöss nam de wereldpremière voor zijn rekening, met de Münchner Philharmoniker, op 20 september 1975 in het kader van het tweede Brucknerfest in Linz. Van Zwol memoreert nog dat Wöss enkele jaren nadien naar Hilversum kwam om deze eerste versie bij het Radio Filharmonisch Orkest te dirigeren.

Korstvedt
Ondanks het intensieve veldwerk van de musicoloog en Bruckner-kenner Benjamin Korstvedt (in 2003 verzorgde hij een geredigeerde, maar helaas verre van foutloze editie van de 'Fassung 1888' in het kader van de Gesamtausgabe) wordt de derde versie minder vaak uitgevoerd dan die van 1878/80. Onder meer Osmo Vänskä gelooft sterk in die laatste versie, getuige ook zijn opname met het Minnesota Orchestra op het Zweede BIS-label. Vänskä heeft zich - gelukkig! - daarbij gebaseerd op de later door Musikwissenschaftlicher Verlag alsnog aangebrachte correcties.

Cohrs
De onder leiding van Benjamin-Gunnar Cohrs tot stand gekomen uitgave van de Vierde symfonie 'met aanhang' volgt het stramien van de eerdere publicaties (Zesde en Zevende symfonie). De subtitel spreekt voor zich: Scholarly and Practical New Editions of All Compositions, met de musicologische verantwoording tot in het kleinste detail weerspiegeld door het zeer uitvoerige bronnenoverzicht. Met behulp van kleurenymbolen wordt perfect duidelijk gemaakt welke specifieke herkomstidentiteit met een bepaalde (gedrukte) noot, notengroep of aanduiding verbonden is. Wie de partituur bestudeert ziet dus op slag waar het precies om gaat. Het is een werkwijze die Cohrs zich al decennialang eigen heeft gemaakt en identiek is aan die voor de toenmalige uitgave van de vierdelige Negende symfonie: dat de herkomst van het materiaal en de interpretatie ervan als onbetwist dienen te gelden. Ik ken geen andere muziekwetenschapper die dit door de jaren heen zo consequent en gewetensvol heeft toegepast. Het voordeel voor de partituurlezer is strikt helder: hij kan het 'Satzverlauf' volgens de Cohrs-methode met alle daarmee verbonden annotaties (met inbegrip van de instrumentale bezetting) op de voet volgen. Er is duidelijk sprake van musicologische arbeid die aan geheel nieuwe dimensies is onderworpen. Jammer genoeg kan ik daarvan geen concrete afbeeldingen (uit de in mijn bezit zijnde partituur) laten zien omdat dit zou indruisen tegen zowel het auteurs- als uitgeversrecht.

Simon Rattle
De Anton Bruckner Urtext Complete Edition kent twee beschermheren: Sir Simon Rattle en de in 2016 overleden Nikolaus Harnoncourt, twee dirigenten van wereldformaat, maar ook belangrijke voorvechters van het symfonisch oeuvre van Anton Bruckner. Beiden hebben zich ook met volle overtuiging ingezet voor de échte Finale van de Negende symfonie (Harnoncourt al op 13 november 1999, toen hij met de Wiener Symphoniker de première gaf van het door de Australische musicoloog John A. Phillips geredigeerde Finale-fragment).

Rattle heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een groot Bruckner-dirigent, maar zijn belangrijkste verdienste is toch wel dat hij werkelijk zijn nek heeft uitgestoken door - ik kan het niet anders uitleggen - voor Cohrs te kiezen. Daarbij heeft hij 'baanbreker' willen zijn voor de Finale van de Negende, wat hem helaas niet is gelukt: het is een witte raaf gebleven op het concertpodium en in de opnamestudio. Zelfs jonge, vooruitstrevende dirigenten hebben er zich, om welke reden(en) ook, niet aan willen wagen. Of wel toezegden, maar op het laatste moment toch afhaakten. Zoals jaren geleden Jonathan Nott, die de vierdelige versie op het repertoire van de Bamberger Symphoniker had gezet, om het er uiteindelijk toch weer vanaf te halen 'omdat het stuk te moeilijk bleek'.

De laatste alinea is voor Rattle, die samen met het London Symphony Orchestra voor een magistrale uitvoering van de Vierde symfonie mét 'aanhang' heeft gezorgd die de niet in woorden te vatten glorie die deze muziek zozeer kenmerkt naar ongekende hoogten stuwt. Je hebt als dirigent de goede 'doseringspuls' voor Bruckner, of je hebt die niet. Maar niet minder belangrijk: (live-) uitvoeringen als deze zijn voor de appreciatie en verdere verspreiding van de Anton Bruckner Urtext Complete Edition zonder meer essentieel en waarvan de betekenis voor de muziekwereld niet in woorden valt uit te drukken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links