CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2022 |
Geen voedsel geven aan verwarring: dat is een van de nobele uitgangspunten voor iedere recensent. Als het om het oeuvre van Bruckner gaat geen geringe opgave en al helemaal niet als vele partijen zich ermee hebben beziggehouden of nog bezighouden. De kenners weten het als geen ander: de Kritische Bruckner Gesamtausgabe, voortkomend uit de roep om ordening rond al die verschillende versies, waaronder ook vele ingrepen van derden, met of zonder instemming van de componist. Waarbij 'Kritische' in de loop der decennia is gaan zwalken en 'Gesamtausgabe' uiteindelijk het enige verlossende woord is gaan spreken. Totdat... Maar eerst dus die Gesamtausgabe, waar iedereen het steeds weer over heeft, gepubliceerd door Musikwissenschaftlicher Verlag in Wenen en die in drie verschillende delen uiteenvalt, te beginnen bij de Alte Gesamtausgabe (1930-1944), onder het redacteurschap van Robert Haas, gevolgd door de Neue Gesamtausgabre (1951-1989), geleid door zijn opvolger Leopold Nowak en na diens dood in 1990 overgenomen door Herbert Vogg, met onder hem ressorterend o.a. William Carragan, Paul Hawkshaw en Benjamin-Gunnar Cohrs. Om dan te eindigen bij de Anton Bruckner Gesamtausgabe, waaraan een duidelijk gemarkeerde leiding ontbrak en aldus een groot aantal redacteuren er de eigen scepter zwaaiden: Paul Hawkshaw, Thomas Leibnitz, Andreas Lindner, Angela Pachovsky en Thomas Röder. Daar viel in 2011 het besluit om een geheel nieuwe editie voor te bereiden waarbij uiteraard rekening zou worden gehouden met de jongste ontwikkelingen op musicologisch terrein. In maart 2014 volgde echter deze belangrijke mededeling:
De naam die aan dit omvangrijke project werd toegekend: The Anton Bruckner Urtext Complete Edition, waarvan de publicatie zou plaatsvinden onder auspiciën van Bruckner Edition Wien, een van de 'handelsmerken' van het Weense uitgevershuis Verlagsgruppe Hermann. Zie hieronder de namen en functionaliteit van alle bij het project betrokkenen:
Zoals u kunt zien kreeg Benjamin-Gunnar Cohrs de leiding. Geen slechte keuze, want hij is een van de meest vooraanstaande musicologen en bovendien een door de internationale vakwereld zeer geprezen deskundige op een terrein waar hij een groot deel van zijn leven al aan had gewijd: het oeuvre van Anton Bruckner. Het was ook Cohrs die mij alweer jaren geleden betrok bij de totstandkoming van de échte Finale van de Negende symfonie (u kunt daarover elders op onze site het nodige lezen). De uitgave in haar geheel zal het completer oeuvre in tekskritische edities omvatten: de orkestwerken, werken voor gemengd koor, voor mannenkoor, de kamermuziek, de liederen en de pianowerken. In april 2018 publiceerde ik A most promising, scholarly driven achievement: The Anton Bruckner Urtext Complete Edition (klik hier), met daarin tevens opgenomen het vraaggesprek met Ben Cohrs. Het artikel geeft inzicht in de bepaald niet geringe problematiek omtrent de vele (wel of niet in omloop zijnde) versies, alsmede de omvang, uitwerking en voor de muziekwereld de uiteindelijke gevolgen van het immense project. In november 2019 besprak ik de Zesde symfonie in het kader van deze nieuwe editie door het London Symphony onder leiding van Simon Rattle (klik hier) en nu dan dus de Vierde symfonie, met hetzelfde orkest onder dezelfde dirigent. Natuurlijk is dat geen toeval: al vanaf de musicologische voorbereidingen van de Finale van de Negende symfonie had Rattle zich opgeworpen als een belangrijk pleitbezorger van het werk van Cohrs, zoals onder meer blijkt uit het interview dat ik in juni 2012 met de dirigent mocht hebben (klik hier). De kritische editie van de Zevende symfonie is eveneens beschikbaar en zal ongetwijfeld binnen afzienbare termijn op cd worden uitgebracht, want dit werk (in de nieuwe editie) voerde Rattle met het London Symphony in september vorig jaar onder meer uit tijdens het jaarlijkse muziekfestival in Luzern. Al op 2 mei 2015 had hij - toen met de Berliner Philharmoniker - in de Milanese Scala de première ervan gegeven. Maar nu dan dus dit LSO-dubbelabum, met op de eerste cd de Vierde symfonie in de versie van 1878-1881, en op de tweede cd het door Bruckner geschrapte Scherzo uit de versie van 1874 (gereviseerd in 1876) en de eveneens door hem geschrapte 'Volksfest'-Finale uit de versie van 1878. Daarnaast horen we de uitgebreide versie van het Andante quasi Allegretto uit de 1878-versie en de volledige Finale van de 1881-versie. Dit alles - ik zeg het nog maar voor alle duidelijkheid - in het kader van de Anton Bruckner Urtext Complete Edition, geklasseerd als Cohrs A04 (symfonie) en voorts onderverdeeld in A04B-1 (geschrapt Scherzo) en A04B-2 ('Volksfest'). Voor de niet-brucknerianen zal het mogelijk inmiddels zijn gaan duizelen. Dus eerst nog maar het nodige over die Vierde symfonie (eerste versie 1874; tweede versie 1878/80; derde versie 1888). Eerste fase In de tussenliggende jaren had hij vanachter zijn schrijftafel bijna hemel en aarde bewogen om zijn Vierde uitgevoerd te krijgen, waarbij hij zijn pijlen vooral richtte op Berlijn. Hij had de Duitse muziekcriticus Wilhelm Tappert (die hij kende van zijn bezoek aan het Wagner-walhalla Bayreuth en die hij als een vriend beschouwde) zover gekregen om de dirigent Benjamin Bilse voor dit doel te 'bewerken'. Blijkbaar had Bruckner, na de vele negatieve ervaringen in Wenen met de uitvoering van zijn Derde symfonie, nog maar weinig fiducie in een uitvoering in de Oostenrijkse hoofdstad. Maar alle pogingen leidden uiteindelijk tot niets, waarna Bruckner in 1877 besloot om de Vierde alsnog aan een ingrijpende revisie te onderwerpen. En dat terwijl het werk nog niet eenmaal was uitgevoerd. Het begin verliep moeizaam, omdat het netschrift van de partituur zich nog 'ergens' in Berlijn bevond en ondanks herhaalde verzoeken niet werd teruggestuurd (hij heeft het ook nooit meer teruggezien). 'Gründliche Umarbeitung' Alleen het Scherzo bleef buiten de revisiearbeid. Rond november legde hij de laatste hand aan zelfs een compleet nieuw 'Jagdscherzo' dat het oude moest vervangen. Maar alle arbeid aan de omvangrijke Finale ten spijt was Bruckner over het eindresultaat daarvan nog verre van tevreden. Nadat hij op 30 september de dubbele maatstreep had getrokken, besloot hij in november om een geheel nieuwe versie van die Finale te ontwerpen, een klus die, geruime tijd onderbroken door het onder handen zijnde Strijkkwintet, eerst op 5 juni 1880 kon worden afgerond. Het zal Bruckner bijzonder goed hebben gedaan dat al vrij spoedig daarna door de Weense Wagnervereniging het plan werd opgevat om de tweede versie (met de nieuw gecomponeerde Finale uit 1879/80) uit te voeren. Dat gebeurde op 20 februari 1881, door de Wiener Philharmoniker onder Hans Richter, met in het 'voorprogramma' Beethovens Vierde pianoconcert en als solist Hans von Bülow. Toch nog niet geheel tevreden na de succesvolle uitvoering onder Richter bracht Bruckner opnieuw wijzingen in de partituur aan, die later door Leopold Nowak in de (nieuwe) Gesamtausgabe als zodanig werden opgenomen. 'Volksfest' Opnieuw 'Umarbeit' Die laatste versie kende ten opzichte van de versie uit 1878/80 een aantal ingrijpende veranderingen op het gebied van de structuur, de instrumentatie, de dynamische proportionaliteit, de tempi en de fraseringen. De verschillen vallen vooral in het Scherzo op, met zijn stevig ingekorte reprise en de nieuw ontworpen transitie van Scherzo naar Trio. Maar ook in de Finale kreeg het einde van de doorwerkingsepisode en het begin van de herhaling een geheel nieuwe gestalte. Interessant is ook dat aan het Scherzo een derde fluit en piccolo zijn toegevoegd, het koper nog verder is uitgebreid en bij de maten 76, 473 en 477 een bekkenslag werd ingevoegd. Deposito Het voor de eerste druk bestemde afschrift ('Reinschrift') is niet van Bruckners hand, maar van Ferdinand Löwe (delen 1 en 4) en de beide broers Josef en Franz Schalk (delen 2 en 3). Dat lijkt een aanslag op de authenticiteit, maar dat blijkt bij nadere beschouwing niet het geval. Het wemelt, nu wel in Bruckners handschrift, van de aangebrachte correcties en 'verbeteringen', wat de conclusie wettigt dat het eindresultaat wel degelijk overeenstemt met Bruckners wensen, dan wel bedoelingen. Wat nog eens wordt bevestigd door Bruckner zelf, in een brief aan Hermann Levi, gedateerd 27 februari 1888, waaruit blijkt dat de revisies 'aus eigenem Antriebe' werden doorgevoerd. Saillant detail: de versie uit 1888 wordt dankzij uitvoerig musicologisch onderzoek nu wel als 'des Bruckners' beschouwd, nadat het echter eerst als 'Löwe-Fassung' buiten de (oude) Gesamtausgabe was gehouden. Dat noemen we tegenwoordig 'voortschrijdend inzicht'. Nieuwe druk Dan nog dit Het duurde tot medio de jaren zeventig van de vorige eeuw alvorens de versie uit 1874 onder de redactie van Leopold Nowak in de (nieuwe) Gesamtausgabe verscheen. Waarna de Vierde symfonie in deze (dus oorspronkelijke) versie door een aantal dirigenten werd uitgevoerd, waaronder Roger Norrington, Michael Gielen, Simone Young en Franz Welser-Möst. Eliahu Inbal komt de eer toe van de plaatpremière van de eerste versies van de Symfonieën nr. 3, 4 en 8, op het Teldec-label (later tevens op cd verschenen). De dirigent Kurt Wöss nam de wereldpremière voor zijn rekening, met de Münchner Philharmoniker, op 20 september 1975 in het kader van het tweede Brucknerfest in Linz. Van Zwol memoreert nog dat Wöss enkele jaren nadien naar Hilversum kwam om deze eerste versie bij het Radio Filharmonisch Orkest te dirigeren. Korstvedt Cohrs Simon Rattle Rattle heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een groot Bruckner-dirigent, maar zijn belangrijkste verdienste is toch wel dat hij werkelijk zijn nek heeft uitgestoken door - ik kan het niet anders uitleggen - voor Cohrs te kiezen. Daarbij heeft hij 'baanbreker' willen zijn voor de Finale van de Negende, wat hem helaas niet is gelukt: het is een witte raaf gebleven op het concertpodium en in de opnamestudio. Zelfs jonge, vooruitstrevende dirigenten hebben er zich, om welke reden(en) ook, niet aan willen wagen. Of wel toezegden, maar op het laatste moment toch afhaakten. Zoals jaren geleden Jonathan Nott, die de vierdelige versie op het repertoire van de Bamberger Symphoniker had gezet, om het er uiteindelijk toch weer vanaf te halen 'omdat het stuk te moeilijk bleek'. De laatste alinea is voor Rattle, die samen met het London Symphony Orchestra voor een magistrale uitvoering van de Vierde symfonie mét 'aanhang' heeft gezorgd die de niet in woorden te vatten glorie die deze muziek zozeer kenmerkt naar ongekende hoogten stuwt. Je hebt als dirigent de goede 'doseringspuls' voor Bruckner, of je hebt die niet. Maar niet minder belangrijk: (live-) uitvoeringen als deze zijn voor de appreciatie en verdere verspreiding van de Anton Bruckner Urtext Complete Edition zonder meer essentieel en waarvan de betekenis voor de muziekwereld niet in woorden valt uit te drukken. index |
|