CD-recensie

 

© Aart van der Wal, april 2014

 

Brahms: Serenade nr. 1 in D, op. 11

Beethoven: Vioolromance nr. 1 in G. op 40 - nr. 2 in F, op. 50

Augustin Dumay (viool), Kansai Philharmonic Orchestra o.l.v. Augustin Dumay

Onyx Classics 4101 • 68' •

Opname: mei 2012, Matsuakata Hall, Kobe (Japan)

   

Eerlijk gezegd heb ik het niet zo op solisten die de dirigeerstaf opnemen. Het lukt allemaal best aardig, wat op zich geen wonder is: er is van huis muzikale begaafdheid, de muziek is van jongs af aan met de paplepel ingegoten, de muzikale ondergrond is minstens erg gedegen, muzikale begaafdheid buiten discussie en dan is er uiteraard dat fijnmazige muzikale oor dat alle denkbare 'vertaalslagen' weet te maken. Maar ik denk wel eens: zou hij of zij ook hebben gedirigeerd als er geen beroemde naam achter zou schuilgegaan? Eigendunk is prima, een beetje zelfvertrouwen moet er zeker zijn, maar wie de dirigeerprestaties van een Dietrich Fischer-Dieskau en Plácido Domingo nog vers in het geheugen heeft, weet natuurlijk ook wel dat hun grootste artistieke kracht daar toch bepaald niet lag. Met componisten is het trouwens al niet veel beter gesteld: bijvoorbeeld Stravinsky was zeker niet de beste pleitbezorger van zijn eigen werk, terwijl hij juist wel veel kritiek had op dirigenten die het in dat opzicht heel wat beter deden. Merkwaardig eigenlijk.

De Franse violist Augustin Dumay (1949) is al een poosje tevens dirigent. In december 2003 volgde zijn benoeming tot chef-dirigent van het Koninklijk Kamerorkest van Wallonië, waarmee hij ook kriskras door Europa trok. Zijn dirigeren zal de aandacht hebben getrokken, want al spoedigden volgden de Camera Salzburg, een aantal Franse provinciale orkesten en zelfs het Engels Kamerorkest. Als violist behorend tot de wereldtop (de beide Vioolromances van Beethoven laten daarover, overbodig te zeggen, geen enkel misverstand bestaan), maar als dirigent heeft hij die status niet verworven. Het lijkt trouwens onwaarschijnlijk dat hij dat überhaupt heeft nagestreefd. In dit opzicht kan hij best worden vergeleken met zijn collega Thomas Zehetmair, die bovendien nog een strijkkwartet op zijn naam heeft staan. Maar wat voor beiden geldt: dit zijn geen dirigenten die echt opvallend presteren. Het is meer in de klasse van de kapelmeester die goed op de winkel past, en niet meer dan dat. Deze Brahms klinkt op het eerste gehoor uitstekend, niet direct iets op aan te merken, maar wie er de Philips-opname van het Concertgebouworkest onder Haitink naastlegt, begrijpt waar de kracht van een zeer goede dirigent in schuilt: spanningsbogen en diepte creëren, fraseringen mooi modelleren, ritmisch net even een extra accentje hier en daar, goed voorbereide climaxen, een fraaie versmelting van dynamiek en lyriek, bijna onmerkbare versnellingen en vertragingen, dat soort zaken. Met Haitink is de winkeluitstalling een feestelijk evenement, klinkt het werk als een grote serenade, met Dumay een meer alledaagse en nogal kleinschalig uitgevallen gebeurtenis (wat overigens weinig met de grootte van het orkest te maken heeft) die geen rimpelingen achterlaat. Het Kansai-orkest is door en door Japans, maar op zich een prima ensemble, dat ik iets lager klasseer dan het door Seiji Ozawa opgerichte Saito-Kinen orkest (dat heeft mooiere strijkers in huis). Wat de Serenade betreft eigenlijk best een gemiste kans, want zo vaak staat het werk niet op het repertoire, in de concertzaal noch in de studio. Zelfs in de recente Brahms-cyclus van Chailly schitteren de beide serenades door afwezigheid.
Het is net zo jammer dat Dumay verder koos voor twee stukken die al veel te vaak op cd zijn verschenen, en waarvan wordt aangenomen dat die desondanks in een behoefte voorzien: Beethovens beide Vioolromances. Maar goed gespeeld worden ze wel. De opname vind ik minder geslaagd: de violen staan er in de forti niet echt flatteus op, missen 'bloem' en de bassen zijn mij te zompig.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links