CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2022 |
Het eerste dat mij opviel is de althans in mijn ogen nogal merkwaardige samenstelling van dit programma, dat deels de karakteristieken van een Memento mori heeft, maar anderzijds mede wordt gedragen door liederen over natuur, liefde en verlatenheid. Het is een combinatie die het in mijn oren gewoon niet goed doet en al helemaal niet doordat Dichterliebe (toch al zo vaak opgenomen) als cyclus is ingeklemd tussen liederen waarin sterven en dood centraal staan. Ook al weet ik dat de liefhebber de cd naar eigen inzichten kan programmeren, en Dichterliebe bijvoorbeeld aan het begin of aan het eind kan worden beluisterd; of zelfs apart. Dat Goerne met zijn door hem voor deze gelegenheid gekozen muzikale partner Daniil Trifonov deze liederen tot diep in hun kern weet te raken stond bij eigenlijk al bij voorbaat vast. Dit zijn grandioze, diep inkervende vertolkingen en wel dusdanig dat Dichterliebe - hier komt de paradox! - daardoor bijna als een verademing fungeert. Goerne heeft in de loop der tijd al heel wat begeleiders 'versleten', wat overigens positief mag worden uitgelegd, want het is hem dienaangaande vooral om hun individuele inzichten te doen, en die steeds weer verfrissend te zijn. Geen enkele eenvormigheid dus op dit punt. Dat is bepaald een geheel andere aanpak dan die van bijvoorbeeld zijn eens zo grote collega, de Duitse bariton Dietrich Fischer-Dieskau, die decennialang bijna vastgebakken leek aan Gerald Moore. Of Elly Ameling aan Dalton Baldwin. Zoals er meerdere voorbeelden van te geven zijn. Niets ten nadele overigens! In ieder geval had dit album wat mij betreft nog behoorlijk aan waarde en betekenis gewonnen als was gekozen voor bijvoorbeeld Moesorgski's Liederen en dansen van de dood, eventueel aangevuld met nog meer Michelangelo-liederen van Sjostakovitsj (het zijn er tenslotte twaalf in totaal). Al vermoed ik dat Goerne een programma volgeladen met zwaarmoedigheid teveel van het goede(?) vond. Goerne had, wat Sjostakovitsj' Michelangelo-liederen betreft, kunnen kiezen uit twee verschillende gangbare vertalingen vanuit het Italiaans: die van Avram Efros of die van Andrej Vozjnesenski. De componist toonde zich eerst later niet bijster tevreden over het werk van Efros en vroeg daarom aan Vozjnesenski alsnog om een betere vertaling. Wat niet wegnam dat op 23 december 1974 in het toenmalige Leningrad de première door de bas Jevgeni Nesterenko en de pianist Jevgeni Sjenderovitsj klonk in.de versie van Efros. Dat zal mogelijk ten grondslag hebben gelegen aan de keus van Goerne. Het was overigens dezelfde Nesterenko die op 12 oktober 1975 samen met het omroeporkest van de USSR onder leiding van Maxim Sjostakovitsj de première verzorgde van de orkestversie van de Michelangelo-liederen. Ze werden door de Boosey & Hawkes/Sikorski gepubliceerd in wéér een andere vertaling: die van Jörg Morgener. De slotsom moet evenwel zijn dat 'ondanks' het programmeren van Dichterliebe dit een sublieme cd is, met Goernes zang- en vertolkingskunst in grootse stijl (over zijn liedinterpretaties heb ik al vaak genoeg de loftrompet gestoken) en met veel inlevingsvermogen en in geraffineerde pianistiek gestoken verbeelding van de zijde van Trifonov. Dit zijn onmiskenbaar twee musici die elkaar diepgaand hebben weten te inspireren. De opname mag er eveneens zijn. Tot besluit nog een tip: in 2013 en 2015 was Goerne eveneens in de Berlijnse Teldex Studio, toen samen met de pianist Christoph Eschenbach. Daar werden ook de Vier ernste Gesänge van Brahms vastgelegd (klik hier voor de recensie). Ik schreef toen onder andere dat Eschenbach, nu niet in zijn rol van dirigent maar als de sensitieve pianist, Goerne's liedkunst als een handschoen paste. Van Trifonov kan hetzelfde worden gezegd, maar fascinerend is het wel om beide pianisten samen met deze geweldige bariton in ditzelfde opus te horen. index |
|