CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2017

 

Bauldeweyn - Masses

Bauldeweyn: Missa en douleur en tristesse - Missa Inviolata integra et casta es - Missa Myn liefkens bruyn ooghen - Missa Sine Nomine

Beauty Farm: Bart Uvyn en Kaspar Kröner (countertenor), Florian Schmitt en Jon Etxabe Arzuaga (tenor), Arnout Lems en Joachim Höchbauer (bas)
Fra Bernardo FB 1709761 • 1.57' • (2 cd's)
Opname: 2017, Karthuizerklooster, Mauerbach (Oostenrijk)

   

Van de rijke generatie componisten uit de periode rond 1500 is er tenminste een wiens werk vrijwel onbekend is gebleven: de Vlaming Noel Bauldeweyn (ca. 1480-ca. 1530). Mogelijk heeft hierbij een rol gespeeld dat een aantal van zijn werken ten onrechte werden toegeschreven aan Josquin. Waar nog bijkomt dat we eigenlijk maar weinig over hem weten. Al is er natuurlijk altijd wel het (helaas vaak niet al te nauwkeurige) Wikipedia-vademecum dat tenminste iets te melden heeft. In dit geval niet meer dan dat. Dat hij van 1509 tot 1513 (Wikipedia komt met een ander jaartal: 1511 tot 1513, wat mij wel erg kort lijkt) als zangmeester verbonden was aan de Mechelse Sint-Romboutskathedraal en dat hij 'waarschijnlijk' daarna in Antwerpen werkzaam was. Dat hij tien missen en dertien motetten schreef die bekend waren in heel Europa (wat mij overdreven voorkomt). Wel komt zijn muziek voor in pauselijke en Beierse archieven en in Nederlandse, Italiaanse en Spaanse koorboeken, maar ook in een door Petrus Alamire (ca. 1470-1536) aangelegde manuscriptenverzameling. Alamire componeerde en musiceerde niet alleen, maar in zijn atelier kopieerde hij ook muziek - met name van de Vlaamse polyfonisten - om die vervolgens in met afbeeldingen verluchte fenomenaal gekalligrafeerde handschriften aan de man te brengen. Een uiterst behendige zakenman bovendien, die verder nog de kost verdiende als diplomaat en.spion. In de meest letterlijke zin dus een duivelskunstenaar.
Het zal hem niet zwaar zijn gevallen om voor zijn kopieeratelier voldoende bronnen aan te boren, want in die tijd werd er in de toen door de Habsburgers geregeerde Nederlanden ontstellend veel muziek geproduceerd. Zoveel zelfs dat de muziek uit de rest van Europa er in volume zelfs mager tegen afstak. Bovendien waren die polyfonisten bepaald niet honkvast: ze trokken daarnaar toe waar ze goed betaald werk konden krijgen; en dat waren uiteraard de vorstelijke en adellijke hoven. Eenmaal 'aangenomen', was hun kostje dus gekocht. Bestaanszekerheid was ook in die tijd een belangrijk element. Al moest zo'n vorst wel blijven leven, en het adellijke huis wel in stand blijven. Maar zo kon hun muziek zich wel over Europa verspreiden. Van Bauldeweyn is echter niet bekend of hij ook tot die muzikale ´reizigers´ behoorde. Waarschijnlijk niet, omdat zijn muziek anders een aanzienlijk grotere verspreiding zou hebben gekend.

Waarom de muziek van Bauldeweyn merendeels aan onze aandacht is ontsnapt valt niet goed te achterhalen. Tijdens zijn leven werden in totaal niet meer dan vier motetten van hem gepubliceerd, door Ottaviano Petrucci, in zijn vierde boek 'Motetti de la corona' uit 1519. Ze werden later nog wel herdrukt. Het 'lot' van Bauldeweyns religieuze werken laat zich het best vergelijken met dat van zijn tijdgenoot Matthäeus Pipelare.
Hoe Bauldeweyns compositiestijl het beste kan worden getypeerd? Hij bewandelt in deze a capella werken de middenweg tussen Obrecht en Gombert, ofwel tussen rijke, zeg maar stevig aangeklede textuur en transparante eenvoud. Fascinerend daarbij is Bauldeweyns compacte schrijfwijze en het raffinement dat hij in de opbouw van de verschillende motieven aan de dag legt.

Beauty Farm (een wat merkwaardige naam trouwens voor dit gezelschap dat zich heeft gespecialiseerd in a capella zang uit de Middeleeuwen en Renaissance) hanteert een strakke zangstijl waarin werkelijk niets te verhullen valt. Ik besprak al eerder een cd van dit illustere gezelschap, toen met Ockeghems Missa L'homme armé en de Missa Quinti Toni (klik hier).
Het begint en het eindigt met spatzuiver intoneren en een volmaakte balans. Dan valt ook de stemvoering bijna als vanzelf (nou ja.) op zijn plaats. Maar wat een enorme opgave moet dit zijn geweest: voortdurend op de (enig) juiste toonhoogte naast de individuele karakterisering (differentiatie) binnen het collectief, het kritisch naar elkaar luisteren en de grote concentratie die voor deze muziek moet worden opgebracht. Het klinkt schitterend. Dat er incidenteel sprake is van intermodulatievervorming heeft niets met de kwaliteit van dit gezang maar alles met de ruimte te maken. Het is zeker in a capella een bekend verschijnsel dat bovendien direct opvalt. Ook in dit opzicht niets verhullend dus. Deze vier missen werden nog niet eerder vastgelegd. U wordt dus getrakteerd op 'World Premiere Recordings'. Hoe zou het toen, in de Middeleeuwen, hebben geklonken? We weten het niet. Pure schoonheid is echter wel van alle tijden. Een troostrijke gedachte overigens in een wereld die best wel wat troost kan gebruiken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links