CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2023

Bartók: Concert voor orkest Sz 116 - Muziek voor snaren, slagwerk en celesta Sz 106

Helsinki Philharmonic Orchestra o.l.v. Susanna Mälkki
BIS-2378 • 68' •
Opname: mei- juni 2018 (Concert); mei 2019 (Muziek), Helsinki Music Centre

* * *

Bartók: De houten prins Sz 60 - De wonderbaarlijke Mandarijn (suite) Sz 73

Helsinki Philharmonic Orchestra o.l.v. Susanna Mälkki
BIS-2328 • 73' •
Opname: mei 2017 (Prins); febr. 2018 (Mandarijn), Helsinki Music Centre

 

In mei 2021 besprak collega Paul Korenhof Béla Bartóks Hertog Blauwbaards Burcht in de uitvoering door het filharmonisch orkest van Helsinki onder leiding van Susanna Mälkki (klik hier). Over het orkestspel schreef hij dat

'Mälkki en de Finse musici zich glansrijk kunnen meten met de opnamen onder specialisten als Dorati en Kertész, en dat is geen geringe prestatie, zeker niet bij een opera waarin het aandeel van het orkest zo belangrijk is. Niet alleen ligt het drama hier meer in het orkestspel dan in de zang, maar dat orkest roept ook aan de lopende band toneelbeelden op met een kleurenrijkdom waar geen decor tegenop kan. […] Al met al komt Mälkki dicht in de buurt van mijn favoriete Decca-opname uit 1965 onder Kertész die twintig jaar later schitterend op cd werd overgezet. […] Kortom: wie vooral geïnteresseerd is in het orkest, kan zich moeilijk een betere moderne uitvoering wensen, te meer daar de opname een juweeltje is van balans en orkestklank.'

Dat maakte nieuwsgierig naar andere Bartók-opnamen van dit orkest en deze dirigente, maar er lagen nog zoveel nieuwe cd's te wachten… Nu dan toch deze bespreking van twee niet minder belangrijke cd's, of eigenlijk sacd's, eveneens door het Zweedse BIS uitgebracht en – om het verhaal héél kort te maken – van superieure kwaliteit. Zowel qua uitvoering als wat betreft de opname.

Ik heb het vaak als lastig ervaren om een bepaalde vertolking het predicaat ‘geweldig' toe te kennen omdat puur idiomatisch bezien een dergelijke kwalificatie niet zomaar te duiden is. Je kunt hoogstens met de partituur in de hand constateren dat het technisch ‘allemaal klopt', maar dat – los daarvan – de eigen artistieke inbreng niet per se geheel en al het door de componist uitgelegde idioom hoeft te volgen; of als zodanig bedoeld is. Waarbij een Hongaarse dirigent of een Hongaars ensemble overigens niet per se al bij voorbaat in het voordeel hoeft te zijn. Al bestaat er wel degelijk een belangrijke Midden-Europese uitvoeringstraditie die – zo kunnen we dat zelf aan de hand van de vele opnamen constateren - al teruggaat naar het interbellum. Invloeden overigens die zich vanaf de jaren dertig, toen vele Midden-Europese musici noodgedwongen wegvluchtten voor de aanstormende nazi's en zich met name in de VS vestigden, waar ze bij de orkesten - menigmaal echter eerst na lang wachten of veel soebatten - emplooi vonden.

Zeker vandaag de dag is er geen enkele twijfel over dat ook ver buiten de Hongaarse landsgrenzen sprake is van uitstekende tot briljante Bartók-vertolkingen. Dat kan dus ook van een Fins orkest worden aangenomen,

Maar eerst nog even terug naar de VS, waar lang geleden door het Boston Symphony Orchestra onder leiding van Serge Koussevitzky Bartóks speciaal voor dit orkest geschreven en in 1943 voltooide Concerto for orchestra op 1 december 1944 in Boston Symphony Hall in première ging. Ik ervaar het nog steeds als een wonder - zelfs door de niet geringe vervorming heen -, die eerste uitvoering (hier te beluisteren op YouTube). En dat uit die partituur blijkt dat de componist, toen al ernstig ziek (hij leed al ruim anderhalf jaar aan wat als chronische leukemie werd gediagnosticeerd* en waaraan hij op 26 september 1945 in New York City zou overlijden), de lat wat betreft orkestrale virtuositeit behoorlijk hoog had gelegd; en niet in de laatste plaats door de vele, knap ingelaste soli, zeker niet alleen bedoeld voor de eerste lessenaars. Terwijl de Hongaarse invloeden in het stuk net zo onmiskenbaar zijn (Bartóks heimwee naar zijn vaderland vinden we in vrijwel alle van zijn in de VS ontstane composities terug).

Om het dan nog voorts puur vanuit de inmiddels behoorlijk uitgedijde discografie te concretiseren: de Bartók-uitvoeringen van het door Iván Fischer opgerichte en geleide Budapest Festival Orchestra (Hongaarser kun je het niet krijgen) zijn per definitie niet idiomatischer (wat dit ook binnen de gegeven context mag betekenen) dan die van bijvoorbeeld de Finnen. Al was dat – het moet gezegd – vroeger bepaald wel anders. Ik herinner in dit verband aan dirigenten als István Kertész, Antal Dorati en János Ferencsik, om er slechts enkele te noemen, die in dit repertoire heer en meester bleken.

Béla Bartók

Interessant is ook om vast te stellen dat de titel Concerto for orchestra weliswaar van Bartók zelf afkomstig is, maar dat het in wezen een vijfdelige symfonie betreft die bovendien is gecomponeerd voor een uitermate briljant een veelzijdig orkest als (toen al) het Boston Symphony. Die symfonische 'identiteit' wordt nog eens bevestigd door de motivische verbondenheid tussen de verschillende delen. Het is een boeiende muzikale reis die ons voert van de strenge vormgeving van het openingsdeel naar de diep gevoelde treurnis van het derde deel, culminerend in een exuberante en zinderende finale. Dat illustere beeld vinden we in volkomen overtuigende mate terug bij bijvoorbeeld Georg Solti (en dan met name in zijn eerste Decca-opname) en Iván Fischer, maar dus ook bij Mälkki. Dat dit niet zomaar een orkestraal showpiece is. In hun vertolking wordt die beide elementen naadloos met elkaar verenigd: het virtuoos-concertante en symfonische karakter. Dat moet ook Bartóks creatieve uitgangspunt zijn geweest, maar daarbij ook dat hij een onderscheid wilde aanbrengen tussen de technische én interpretatieve uitdagingen zonder evenwel terug te grijpen op de diep gelaagde emotionele complexiteit van veel van zijn voorgaande werk. Dat in dit geval het 'bereikbaarheidsconcept' voorop diende te staan, zowel voor (toekomstige) orkesten als voor het publiek (zoals dat tevens gold voor het relatief milde Derde en tevens laatste, uit Bartóks sterfjaar 1945 daterende, pianoconcert, waarvan het middendeel nog de late Beethoven in herinnering roept). Wat zonder concessies bleef waren de typisch volksliedachtige elementen zoals hij die al in zijn vroege jaren tijdens zijn reizen door de Balkan had opgetekend. Ze werden in het Concerto for orchestra verankerd op het niveau van pure kunstmuziek, hetzij op zichzelf, hetzij als toegevoegd bestanddeel. Symbiose en synthese, Bartók was er tot op het laatst een meester in.

Susanna Mälkki dirigeert deze programma's fantástisch. Het filharmonisch orkest van Helsinki straalt bovendien wereldklasse uit. Dus kan het eigenlijk niet missen dat deze uitvoeringen top of the bill zijn en dat daaruit nog eens zonneklaar blijkt dat we in een tijd leven die vanuit muzikaal perspectief landsgrenzen eenvoudigweg doet wegvallen (zonder ditmaal de negatieve connotatie bij 'globalisering').

De enige wens die ik dan nog zou mogen hebben: die Wonderbaarlijke Mandarijn in een complete uitvoering (het is, evenals De houtern prins, bedoeld als pantomime), want deze vertolking van de door de componist zelf samengestelde suite doet daar nu toch echt naar verlangen. Knap hoe ze de tamelijk dichte orkestratie in de suite toch open weet te leggen, aan de chromatiek en clusterakkoorden een enorme spanning meegeeft en het zware koper voor een werkelijk angstaanjagend effect borg staat. Scherp geprofileerd zijn ook de bijdragen van piano, celesta, harp, basdrum, gong en bekkens.

De Muziek voor snaren, slagwerk en celesta mag eveneens profiteren van een grandioze inzet en uitwerking, met onder meer de uiterst strakke strijkerspizzicati (het ensemble klinkt hier als één stem), de fraai gedempte maar tot in detail uitgewerkte strijkerscantilenen, de schitterende kleurenwaaiers, de scherp gepunte articulatie en ritmische patronen, en niet te vergeten nde ideaal gerealiseerde balans én contrastwerking tussen de verschillende orkestgroepen.

Groots is ook het hier tentoongespreide, sterk verhalende karakter van De houten prins. Voor de dirigent en daarmee het orkest draait het in deze vrij lange pantomime primair om het juiste richtingsgevoel, maar ook om het bijna intuïtief aanvoelen van ditt impressionistisch klankparadijs dat de componist ontvouwt. Dat zal Mälkki mogelijk sterk in de ban hebben gebracht van een opvatting die pure klankschoonheid hoger stelt dan ruwheid. Het demonische en onbesuisde wordt aldus een fractie minder dominant uitgespeeld dan in de reeds genoemde suite uit De wonderbaarlijke mandarijn, maar ik was er desalniettemin diep van onder de indruk, en niet in de laatste plaats door Mälkki's eminente gevoel voor klankontwikkeling.

Uiteraard is ook voor deze orkestwerken gebruik gemaakt van de in 2000 verschenen nieuwe editie van de hand van Peter Bartók, de zoon van de componist die zich al decennialang inzet voor de muzikale nalatenschap van zijn vader.

BIS heeft het in Helsinki werkelijk meesterlijk vastgelegd, vervuld van grote sonoriteit, helderheid én perspectief. Wie zich met stereo moet ‘behelpen' wacht eveneens een overweldigende ervaring.

_______________
* In augustus 1943 schreef hij aan zijn muziekuitgever Ralph Hawkes van Boosey & Hawkes: 'I can hardly play the piano, there is a pain in my right shoulder.'


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links