CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2010

 

 

Bach: Cantate "Unser Mund sei voll Lachens" BWV 110 - Magnificat in D, BWV 243.

Dorothee Mields en Johannette Zomer (sopraan), William Towers (altus), Charles Daniels (tenor), Stephan MacLeod (bas), De Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven.

Channel Classics CCS SA 32010 • 65' • (sacd)


Dit is feestelijke kerkmuziek met een contemplatieve ondertoon want beide werken zijn geschreven om een van de twee belangrijkste gebeurtenissen in het kerkelijke jaar muzikaal luister bij te zetten. De cantate "Unser Mund sei voll Lachens" BWV 110, gezet voor sopraan, alt, tenor, bas en instrumentaal ensemble was bestemd voor de ochtenddienst op Eerste Kerstdag 1725, terwijl de eerste versie (toen nog in de toonsoort Es-groot) van het rijk geïnstrumenteerde Magnificat BWV 243 diende voor de vesper-, dus middagdienst op de Eerste Kerstdag van 1723. Bach bekleedde toen net zeven maanden de functie van Thomascantor en had daarom een reden te meer om speciaal voor deze feestelijke gelegenheid als componist flink uit te pakken om aldus een imposant visitekaartje af te geven. Dat werd dus het Magnificat, Bachs eerst groot aangelegde kerkelijke werk. Op de gewone zondagen werd het Magnificat in het Duits gezongen, maar op bijzondere feestdagen van het kerkelijk jaar in het Latijn, en met instrumentale begeleiding.Daarnaast was het gebruikelijk dat aan het Magnificat nog vier laudi werden toegevoegd, Duitse en Latijnse lofgezangen. Volgens Bach-biograaf Christoph Wolff nam Bach vier lofzangen in zijn Magnificat op: 'Vom Himmel hoch, da komm ich her', Freut euch und Jubiliert', 'Gloria in excelsis Deo' en 'Virga Jesse floruit'. In de Thomaskerk werden deze vier extra gezangen uitgevoerd vanaf de oostelijke orgelgalerij, het 'zwaluwnest' tegenover de westelijke orgelgalerij, waarvandaan de overige delen van het Magnificat klonken. Dit heeft veel weg van een 'stereo-effect' dat in de nabijgelegen Nicolaikerk overigens niet mogelijk was (die kerk kent geen orgelgalerijen). Daar moet het Magnificat dus hebben geklonken in al zijn stralende en feestelijke dubbelkorige grandeur. Daaraan kan dan nog worden toegevoegd dat het Magnifcat is opgezet als een rijk geïnstrumenteerd vijfstemmig symmetrisch koorwerk dat bovendien per deel een andere vorm van meerstemmige expressie omvat. Om de symmetrische boogconstructie (Wolff) te bewaren en met het oog op de tekstuitbeelding greep Bach aan het slot van het werk terug op het begin: 'sicut erat in principio', 'zoals het was in den beginne'.

De tweede versie van het werk, de meestal uitgevoerde en - met enige aanpassingen - tevens de versie op deze cd, ontstond in 1735, na een ingrijpende revisie. Door het elimineren van de vier lauden was het werk nu niet meer specifiek aan Kerstmis gebonden en kon het ook op andere dagen in het kerkelijke jaar worden uitgevoerd. Om het in onze eigentijdse termen te zeggen: het opus werd 'multifunctioneel'. Om het koper in het stuk ruim baan te geven werd de oorspronkelijke toonsoort van Es-groot naar D-groot getransponeerd, werden de blokfluiten ingewisseld voor de moderner dwarsfluiten (flauti traversi) en de trompet in het 'Suscepit Israel' door twee hobo's (die overigens een identieke partij hadden) vervangen.

Toch koos Jos van Veldhoven voor het inlassen van vier laudi in de versie van 1735, al staat die keus dus vanuit puur historisch (lees Bach!) perspectief haaks daarop. Ten eerste omdat ze door Bach doelbewust zijn weggelaten in de tweede versie en ten tweede omdat die vier gezangen anders zijn dan die Bach voor zijn eerste versie had gekozen: we horen nu 'Hoe schoon lichtet de morghenster', 'Currite, pastores' en 'O Jesulein, mein Jesulein' (het vierde gezang, 'Ehre sei Gott in der Höhe' is uiteraard niets anders dan 'Gloria in excelsis Deo'). In het boekje verantwoordt Van Veldhoven zijn keus als volgt: "Voor een kerst-cd anno 2010 is de mogelijkheid om, geheel in de traditie van de zeventiende en achttiende eeuw, nieuwe delen in Bachs Magnificat te voegen natuurlijk een aantrekkelijk idee. Onovertroffen blijft de keuze die hij zelf maakte voor zijn versie in Es. Maar door extra delen voor Kerstmis juist aan de tweede versie in D toe te voegen ontstaat een nieuwe en verrassende vorm die de uitvoering een zekere actualiteit meegeeft. Bovendien kunnen op deze manier ook enkele Nederlandse componisten uit de zeventiende eeuw (Dirck Janszoon Sweelinck en Jan Baptist Verrijt, maar ook Johann Hermann Schein en Johann Michael Bach - AvdW) Bach de hand reiken." Het komt mij toch voor dat dit een hinken op twee gedachten is, maar het valt niet te ontkennen dat de gekozen toevoegingen wel degelijk een positief effect binnen het geheel sorteren. Dat er in dit geval sprake is van drie verschillende talen (Latijn/Nederlands/Duits) heb ik niet als enig nadeel of als een aantasting van de coherentie binnen het werk ervaren. Trouwens, in Bachs eerste versie is ook sprake van tweetaligheid: het Latijn en het Duits. Maar oordeelt u zelf!

Wat de uitvoeringen betreft staat, evenals bij de onlangs besproken Händel- en Croft-cd (klik hier voor de recensie), de vocale en instrumentale articulatie op alle fronten op topniveau en trekt het authentieke ensemble slechts zelden een wissel op de technische afwerking (ik heb me alleen gestoord aan een net wat te sterk door het klankbeeld priemende triller van de trompet in het openingsdeel van het Magnificat). Wel kan ik me een wat strakkere bijdrage van de tenor in zijn korte aria 'Deposuit potentes de sede et exatavit humiles' (Magnificat) voorstellen, al is het binnen de algehele context van de hier geleverde vocale prestaties niet meer dan verwaarloosbare detailkritiek. Het direct daaropvolgende, bijna etherische 'Esurientes implevit bonus' van de altus William Towes is dan weer ware balsem voor de ziel. De bijdragen van de solisten en het koor in de cantate en het Magnificat zijn verder ronduit exemplarisch. Men proeve voorts alleen maar de sopraan Dorothee Mields in het 'Quia respexit humilitatem' van het Magnificat en de bas Stephan MacLeod in 'Wachet auf, ihr Adern und ihr Glieder' in de cantate, met de sublieme trompetbegeleiding van Robert Vanryne. De opname (december 2009, concertzaal in Tilburg) is brandschoon, transparant maar kernachtig, met een mooie bas als toegift.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links