CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2022
|
Musiceren op de spreekwoordelijke punt van de stoel, zó enthousiast en zó aanstekelijk dat het niet anders kan dan dat het in volle teugen ook zo door de toehoorder wordt genoten. Het bruist en fonkelt dat het een lieve lust is, waardoor misschien wel onwillekeurig het gevoel ontstaat dat Bach het zo ook moet hebben bedoeld; en misschien zo ook musiceerde, met onder zijn hoede het Collegium Musicum in Cafe Zimmermann in Leipzig, ongetwijfeld tussen het gerinkel van de glazen en het gerammel van de etensborden door. Zo stel ik me dat dan voor. Om te beginnen: tempi zijn niet in steen gehouwen. Áls ze al door Bach als zodanig in het manuscript zijn vermeld, wat helaas niet altijd het geval is, zoals bijvoorbeeld geldt voor de openingsdelen van de klavecimbelconcerten BWV 1054, 1057 en 1058. Wat meestal geen echt probleem oplevert, want het komt aan de hand van de stilistische kenmerken altijd wel neer op een heus Allegro (zoals het tweede deel van BWV 1059R een niet te missen Siciliano is, overeenkomend met die in BWV 1053). Een ander punt is dat het tempo een kwestie van tijd nemen en tijd (terug)geven is, een van de vele karakteristieken die de ene uitvoering van de andere doet onderscheiden (niemand wil immers naar een robotachtige vertolking luisteren). Wat in de partituur staat opgetekend is weliswaar 'heilig', maar het is net zo belangrijk om consciëntieus na te gaan wat er niet staat. Er zijn momenten die vrijheid suggereren en momenten die dat niet (behoren te) doen, waarbij de expressieve kracht veelal huist in de minieme verschillen tussen beide. Corti cum suis kennen dat wisselspel tot in alle uithoeken, zoals ze dat al eerder bewezen en waarvan ook dit derde deel subliem getuigenis aflegt. Iedere noot lééft, zon en wolken wisselen elkaar af, het zindert met alle daarbij behorende fleur en kleur. Dan is er de volmaakte technische afwerking die naast de schitterende opname dit luisterfeest afmaakt. Misschien ook goed om te weten dat de balans tussen de beide wonderschoon klinkende (solo)klavecimbels in de dubbelconcerten eveneens ideaal mag worden genoemd. Intense muzikaliteit en evenzo diep gloeiend engagement: het is en blijft een onverslaanbare combinatie. _______________ index |
|