CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2022 |
Het staat welhaast vast dat kapelmeester Bach in 1722, in dienst van vorst Leopold die over Anhalt-Köthen de scepter zwaaide, over de op het hof aanwezige toetsinstrumenten ('claviere') niet te klagen heeft gehad. Daarvan getuigt niet alleen het Boek I van het Wohltemperierte Klavier (WTK), maar ook de in Köthen gecomponeerde Franse en Engelse suites. In dat eerste boek greep Bach terug op een hem zeer vertrouwde werkwijze: het gebruik van thematisch materiaal uit eerdere composities, zoals in dit geval de preludes uit het Çlavier-Büchlein' dat hij speciaal voor zijn zoon Wilhelm Friedemann had samengesteld. We vinden ze zelfs nauwelijks veranderd erin terug. Fischer Heinchen en Mattheson Masterplan Knap geconstrueerd Eigen lesmateriaal Een goed voorbeeld daarvan is dat 'Clavier-Büchlein' voor Wilhelm Friedemann, dat Bach in 1720 voor zijn oudste zoon, als geschenk voor diens tiende verjaardag, had samengesteld. Het boekje is, om het zomaar te zeggen, pedagogisch zeer goed op orde. Op de eerste drie bladzijden worden stemregister, toonsoorten, sleutels, ornamentatie en vingerzetting behandeld, gevolgd door korte, eenvoudige preludes, koraalbewerkingen en dansen. Dan komen de langere stukken in oplopende moeilijkheidsgraad en gevat in lastiger toonsoorten aan bod, die uitmonden in vijftien bepaald pittige preludes en evenzovele fantasieën in streng tweestemmig contrapunt, steeds weer een andere toonsoort, zowel stijgend als dalend. Afgesloten wordt met een aantal suites, van Johann Christoph Richter, Gottfried Heinrich Stölzel en Georg Philipp Telemann. Voor de piepjonge Wilhelm Friedemann zijn er dan nog tussendoor vaders compositieopdrachten in het 'Büchlein' opgenomen die uiteraard tot een goed einde moesten worden gebracht. In 1723 heeft Bach deze pedagogische modellen opnieuw herzien en geordend, om ze dan ten slotte op te nemen in zijn voor het muziekonderwijs bestemde bundel, getiteld Aufrichtige Anleitung . Bach heeft dus mogelijk daarmee tevens Boek I van het WTK Klavier geconcipieerd, naast een speciaal voor beginnende organisten samengesteld Orgel-Büchlein, waarmee hij dacht bovendien ruimschoots het bewijs te kunnen leveren van zijn pedagogische bekwaamheid. Dat blijkt niet alleen uit de vervaardigde netschriften maar evenzeer uit de didactische duiding op de titelpagina's. De titelpagina van het WTK laat daarover in ieder geval geen twijfel bestaan. Gelijkzwevende temperatuur De stemming van Pythagoras gaat uit van reine kwarten en kwinten, maar dit heeft tot gevolg dat de octaafafstanden steeds verder uit elkaar gaan lopen. Daardoor was deze stemming voor polyfone muziek onbruikbaar. De in de zestiende en zeventiende eeuw toegepaste middentoonstemming (met een zuiver gestemde grote terts) maakt het spelen in de meest gangbare toonsoorten mogelijk, maar veel toonsoorten blijven onbruikbaar. 'Wohl temperiert' Rond het einde van de zeventiende eeuw was het Andreas Werckmeister (1645-1706) die met succes pleitte voor vervanging van de reine stemming op basis van de natuurlijke intervalverhoudingen door een stemming die het octaaf in twaalf gelijke delen opsplitste ('wohl temperiert', ofwel 'goed gestemd'). Dit had ook als bijkomend voordeel dat door de eeuwen heen ingeslopen compromisoplossingen zoals de middentoonstemming opzij konden worden gezet. Werckmeisters 'vondst' ging weliswaar ten koste van de zuiverheid en dan vooral de tertszuiverheid, maar maakte nu wel onbeperkt moduleren naar alle denkbare toonsoorten mogelijk. De basisgedachte ervan is dat alle kwinten en de grote terts worden vergroot en de kleine terts wordt verkleind. De zuiverheid van de intervallen wordt daardoor weliswaar verminderd maar door het als het ware uit te smeren over het gehele octaaf valt dat niet of nauwelijks op. Aan dit systeem kan echter niet een historische uniformiteit worden toegedicht die het niet bezit. In die jaren was er natuurlijk geen musicus die de stemming van muziekinstrumenten met een specifiek aantal trillingen per seconde verbond. Van Hertz had vanzelfsprekend niemand gehoord. Stemming vond plaats op het gehoor door middel van vergelijking. Wel waren er begrippen in zwang zoals Kammerton (de uit Frankrijk afkomstige stemmingstoon voor instrumentale muziek), Chorton (koor en orgel) en Tiefkammerton. De Chorton was een grote secunde hoger dan de Kammerton, die weer een kleine secunde hoger was dan de Tiefkammerton. Daarmee was de totale afstand binnen dit stemmingsblok die van een kleine terts. Natuurlijk was de stemming een groot probleem. Het orgel kon door zijn pijplengte niet in Kammerton worden gestemd, waardoor Bach en zijn tijdgenoten gedwongen waren om de voor de houten blaasinstrumenten geldende Kammerton daaraan aan te passen. Zo klonk de hobo (in c, omvang c1 tot d3, maar zonder cis1!), een typisch Kammerton instrument en bij Bach zeer geliefd, een grote secunde lager dan het orgel en het koor (dat zich richtte naar de orgelstemming). Voor welk instrument? Er kan vrij uitvoerig worden gediscussieerd of het WTK wel of juist niet op de piano dient te worden uitgevoerd, maar het is misschien wel zo verstandig om de nadruk daarbij eerder te leggen op de retorica en minder op het instrument. Wat me dan zo langzamerhand op het pianospel van Marcel Worms brengt. Maar eerst nog dit. Marcel Worms Opnieuw treft het raffinement in de fraseringen, de ritmische profilering, de gelaagde expressiviteit en de sterke puls binnen een subliem vormgegeven raamwerk van interpretatieve vrijheid. Zoals dat ook geldt voor de dynamische nuancering en het echt op het totaalconcept van iedere prelude, iedere fuga georiënteerde affect. De vele fascinerende uitgelichte details doen geen afbreuk aan de werkstructuur, maar sterk is ook de klanktextuur die - het lijkt een paradox en misschien is het dat ook wel - de barokke retorica op de moderne Steinway (D) volledig recht doet. Ook dit album is voorzien van een uitvoerige toelichting van Worms die onder meer zijn analytische blik op het werk laat schijnen. Alles tezamen een fenomenale prestatie van Marcel Worms. Chapeau! index |
|