De media kranten hebben er inmiddels volop aandacht aan gegeven: onlangs werd een heus werk van
Johann Sebastian Bach (Eisenach 21 maart 1685 – Leipzig 28 juli
1750) in een oude archiefdoos ontdekt.
Volgens het Bach-Archiv in Leipzig betrof het een strofenaria met ritornel
voor sopraanstem en klavecimbel, of strijkers met basso continuo, door
Bach in 1713 gecomponeerd naar aanleiding van de tweeënvijftigste
verjaardag van zijn toenmalige broodheer, hertog Wilhelm Ernst von Sachsen-Weimar
(1662-1728). Bach was aan het hof van de hertog in dienst als organist.
De tekst van Johann Anton Mylius begint met "Alles mit Gott und
nichts ohn' ihn" (in het Latijn omnia cum deo et nihil sine eo)
ofwel alles met God en niets zonder hem, niet toevallig de lijfspreuk van de hertog.
De laatste sensationele ontdekking van een tot dan onbekend handschrift
van een vocaal werk dateert van zeventig jaar geleden, toen in 1935
een belangwekkend fragment opdook van de cantate "Bekennen will
ich seinen Namen" BWV 200. Op instrumentaal gebied volgden in 1975
enige fragmenten van de Goldberg-variaties, maar een regelrechte
klapper was in 1984 de ontdekking van meer dan dertig orgelkoralen (Neumeister-collectie).
Volgens het Bach-Archiv verkeer het handschrift in zeer goede
staat en is de strofenaria, voor zover nu bekend, de
enige in zijn soort die Bach heeft gecomponeerd. Door de nauwkeurige
datering is het bovendien een belangrijk aanknopingspunt in het nog lopende onderzoek
naar Bachs stijlontwikkeling.
De Anna Amalia Bibliotheek in Weimar
Ik schreef het al in deel VII van de serie over het Bachfestival in
Leipzig 2005 (klik hier): de brand die in september 2004 de Anna Amalia Bibliotheek in
Weimar goeddeels verwoestte en waarbij de uiterst kostbare en van onschatbaar
belang zijnde boekencollectie bijna geheel in vlammen opging, maakte ons weer eens bewust van de enorme betekenis van zorgvuldige archivering. De schade
aan de uit 1691 daterende bibliotheek was enorm, met zo'n 50.000 verloren
gegane en nog eens ruim 60.000 zwaar beschadigde boeken. Daarnaast waren
37 schilderijen door de vlammen verteerd. Vuur en bluswater hadden de
bibliotheek in korte tijd in een miezerige, stinkende en zompige puinhoop
veranderd.
Wat er nog te redden viel werd elders opgeslagen en vervolgens opnieuw
geïnventariseerd. Tijdens die inventarisatie werd ook het Bach-manuscript
ontdekt en stelde een medewerker van het Bach-Archiv al gelijk vast
dat het om het originele handschrift van Bach ging. Waarom die ontdekking
niet al veel eerder werd gedaan zal misschien nooit worden opgehelderd, maar een
feit is wel dat in vele musea ondeskundigheid en amateuristisch
georganiseerde archivering nog steeds hoogtij vieren. Een saillant detail daarbij
is dat ná de brand een aantal restaurateurs een deel van die verzameling thuis bewaarde, onder andere in schoenendozen. De vondst van het
handschrift na de brand in de bibliotheek was in dit geval een geluk
bij een ongeluk.
 |
Openingspagina van de sopraanaria in het handschrift van Johann Sebastian Bach (Foto AFP) |
Bij toeval ontdekt
Op 17 mei had de jonge, aan het Bach-Archiv verbonden, musicoloog Michael Maul zich de gehele dag
door de inhoud van een groot aantal kartonnen boekendozen geworsteld
toen hij op een gelukwens uit 1713 stuitte die bestemd was voor hertog Wilhelm Ernst von
Sachsen-Weimar:
Des / Durchlauchtigsten Fürsten und Herrn / HERRN / Wilhelm
Ernsts / Herzogs zu Sachsen / [...] |
Christ = Fürstlicher Wahl = Spruch / Oder / SYMBOLUM, / Omnia
cum DEO, & nihil sine eo. / |
Alles mit GOTT und nichts ohn' in. / Aus unterthänigster
Schuldigkeit erwogen und unter Herz = |
inbrünstigem / Anwunsche alles innen erhaltenen / und weit
mehr aller ersinn = / lichtst = Leib = |
und geistlichen Seegens / An ihr. Hoch = Fürstl. Durchl.
/ den XXX. Octobr. MDCCXII. Abermahls |
höchst = beglückt zur Freude des / gesamten Landes anscheinenden
/ Hochfürstl. Geburths = Tage / |
und gesegnetem Antritt Dero 53sten Lebens = Jahres / In tieffster
Unterthänigkeit überreichet / |
von Johann Anthon Mylio / Sup. in Buttstadt. / Weimar / gedruckt
mit Mumbachischen Schriften. |
Het uit twaalf strofen bestaande gedicht van de ambtenaar Johann Anthon
Mylio uit het zo'n vijfentwintig kilometer ten noorden van Weimar gelegen
Buttstadt was bestemd voor de 52ste verjaardag van diens broodheer,
de hertog. Op zich leek dit geen bijzondere vondst te zijn, maar dat
werd anders toen de laatste twee bladzijden - die door de auteur oorspronkelijk
blanco waren gelaten - een weliswaar in eerste aanleg onbekend ogend
handschrift van een strofenaria werd aangetroffen, maar aan de hand
van onder andere de zwierige vioolsleutel daarvan al snel het handschrift van
Johann Sebastian Bach werd herkend. Men kan zich voorstellen dat de
verbijsterde Maul de adem in de keel stokte. Na enigszins van de schok
bekomen te zijn, sloeg de twijfel toe, maar zijn conclusie werd op 6
juni bevestigd door de Bach-specialist Peter Wollny, een handschriftdeskundige
bij uitstek.
Nog diezelfde avond knalden de champagnekurken en werd na overleg met
de directeur van het Bach-Archiv, Christoph Wolff, besloten om de volgende
dag de gedane ontdekking in een persconferentie bekend te maken. Daarna
stond de telefoon niet meer stil en regende het e-mails en faxen, want
de muziekwereld wilde toch wel het naadje van de kous weten. We zijn
inmiddels dus een BWV-nummer rijker: 1127!
Primeur: eerste cd-opname
Precies zeven weken na de officiële openbaarmaking van de vondst
bevonden John Eliot Gardiner cum suis zich al in een Londense opnamentudio
om het werk voor zijn eigen label, Soli Deo Gloria (het motto van Bach,
Alleen Ter Ere van God) vast te leggen.
De sopraan Elin Manahan Thomas blijkt een zeer goede keus voor deze
ode met haar technisch volmaakte vocalistiek, een frisse en jeugdige,
sprankelende stem en de vlekkeloze dictie. Haar stem is goed
in balans met de bescheiden begeleiding bestaande uit twee violen, viola,
cello en continuo, alles gevat in een kristalheldere opname.
Het stuk duurt in deze uitvoering niet meer dan ruim twaalf minuten,
wat alles te maken heeft met het besluit van de dirigent om niet alle
strofen op te nemen, maar slechts drie van de twaalf (totale uitvoeringsduur
is dan ongeveer vijftig minuten).
Het besluit om de uitvoering tot drie coupletten te beperken is, op
zijn zachtst gezegd, nogal arbitrair. Volgens Gardiner was dat een verantwoord
besluit, want hij betwijfelde of alle twaalf strofen voor de luisteraars
wel te behappen zouden zijn: de strofen en ritornelli hebben
namelijk zowel dezelfde melodie als harmonie.
Ook Maul, de ontdekker van deze aria, is de mening toegedaan
dat coupures op hun plaats zijn, maar ik kan mij zo voorstellen dat
er wel degelijk liefhebbers zijn die de gehele op muziek gezette
tekst willen horen. Daarbij zal het hen zeker opvallen dat deze ode niet zonder
calvinistische inslag is, dat macht, rijkdom en aanzien uitsluitend
te danken zijn aan Gods verkiezende genade in Christus. Voorwaar, niets
zonder Hem. Het is dan ook niet van begin tot eind een soort feestpotpourri,
een vrolijke mengelmoes, maar de relativering van de menselijke (over)maat,
tussen de muzikaal-stichtelijke regels door een oproep tot bescheidenheid.
Daarbij passen geen schetterende trompetten en luidruchtige pauken!
Hoe het ook zij, twaalf minuten is wel erg kort voor een cd en dus
werd oud materiaal van stal gehaald dat reeds eerder op cd is verschenen,
in dit geval een compilatie van de Bach
Cantata Pilgrimage uit 2002. Het werd een nogal willekeurige keuze
van fragmenten uit de cantates BWV 54, 71, 78, 151, 155, 159 en BWV
190, maar het is daarmee wel een fraaie staalkaart van Gardiners in de loop der
tijd gewijzigde inzichten op het gebied van tempo, ritmiek, dynamiek en zelfs frasering.
Wel heb ik moeite met de alt Nathalie Stutzmann die qua stemtype beter
bij Mahler dan bij Bach past, een bezwaar dat in dit opzicht ook aan
Koopmans Bachcyclus kleeft. Ik vind het eigenlijk onbegrijpelijk dat
beide toch zeer gerenommeerde Bachvertolkers die de historiserende uitvoeringspraktijk
zo hoog in het vaandel hebben, hun oor toch op Stutzmann hebben laten
vallen. Proeft u
maar eens van track 4, de aria "Widerstehe doch der Sünde"
uit de gelijknamige cantate BWV 54.Misschien komt u dan tot dezelfde conclusie als ik.
Ook Koopman is voornemens de strofenaria op te nemen en naar verluidt
kiest ook hij niet voor de volledige versie, maar beperkt hij zich tot
vier strofen. Als dat zo uitpakt, is dat er in ieder geval één
meer dan bij Gardiner.
Bach: "Alles mit Gott und nichts ohn' in" BWV 1127
(3 van de 12 strofen).
Elin Manahan Thomas (sopraan), Alison Bury en Kati Debretzeni (viool),
Katherine McGillivray (altviool), Alison McGillivray (cello), Silas
John Standage (orgel), David Miller (luit), Sir John Eliot Gardiner
(dirigent).
Bach Cantata Pilgrimage 2000: compilatie.
Solisten, The English Baroque Soloists en Monteverdi Choir o.l.v. Sir
John Eliot Gardiner.
SDG 114 • 58' •