CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2022 |
Ik had nog nooit eerder van hem gehoord: de pianist én componist A Bu (de naam wordt zowel met als zonder hoofdletters geschreven), totdat de enthousiaste Wim de Haan mij ermee confronteerde. Het bleek de artiestennaam te zijn van Liang Dai (Beijing, 1999) te zijn, waarover hier alvast het een en ander te lezen valt (al kan ik over de juistheid van de informatie niet geheel en al instaan). Volgens De Haan (hij hield sinds jaar en dag de website over Nikolai Kapustin, waarover straks meer, bij) is A Bu afgeleid van de eerste woordjes van Dai als baby. Of het dan veel later geschikt is als artiestennaam? Ik heb zo mijn twijfels, maar waar ik geen enkele twijfel over heb is over zijn formidabele techniek én zijn blijkbaar diep gewortelde muzikaliteit. Het verbaasde me dus geenszins dat hij ook componeert en dat twee van zijn composities al werden gepubliceerd door het gerenommeerde uitgevershuis Schott Music: Fantasie - Sleeping in a Dream en de Eerste pianosonate. Tussen deze beide werken keurig ingeklemd deze nieuwe cd, dat zowel werk van A Bu als van Kapustin bevat (klik hier). Wat hebben die twee eigenlijk gemeen? De van oorsprong Oekraiënse Nikolaj Kapustin overleed op 2 juli 2020 in Moskou, op bijna 83-jarige leeftijd, A Bu was toen 21, een leeftijdsverschil van maar liefst 62 jaar. Gelukkig worden in het cd-boekje de sluiers daarover uitstekend opgelicht, met als eerste hun gemeenschappelijke interesse in de jazz. Dat is niet echt nieuws, want de op 22 november 1937 in Horlivka (toen behorend tot de Sovjet-Unie) geboren componist raakte later in Moskou, toen hij op het conservatorium bij Aleksandr Goldenweiser studeerde, sterk onder invloed van de jazz. Geen wonder dus dat Kapustin zich als pianist lange tijd verbonden voelde aan de in Moskou veel furore makende Big Band van Oleg Leonidovitsj Lundström (1916-2005), toen nog een van de eerste grote jazzorkesten in de Sovjet-Unie. De aspiraties waren hoog, zoals ook uit de naam van het in Moskou gevestigde ensemble naar voren komt: Staats Oleg Lundström Jazz Kamerorkest. Het was voor dit orkest dat Kapustin zowel eigen composities als vele arrangementen schreef.
Hij bleef evenwel niet in de amusementsindustrie hangen en wendde uiteindelijk zijn steven naar de studeerkamer, waar hij naar hartenlust componeerde, en dan met name pianomuziek. Collega Siebe Riedstra heeft het in een vorige recensie (klik hier) voor u opgesomd: 12 pianosonates, 24 Préludes (op. 53), 24 Préludes en Fuga's (op. 82), 8 Études (op. 40), 10 Bagatellen (op. 59), en daarnaast nog stápels losse stukken, waarvan een deel is terug te vinden op cd en op YouTube. Hij schreef echter ook nog zes pianoconcerten, waarvan enige met big band. Daaraan kunnen nog, stammend uit zijn vroege periode, een aantal concertante werken voor piano en orkest worden toegevoegd. Voor Kapustin golden de bekende grote Amerikaanse jazzmusici als belangrijke inspiratiebron, de een ongetwijfeld iets meer dan de ander. Even evenals veel later A Bu stond Kapustin in het pianospel bepaald zijn mannetje: volgens degenen die het weten kunnen was hij zelfs een ware grootmeester op zijn instrument. Kapustin componeerde in die zin 'klassiek' dat hij binnen de gevestigde klassieke vormgeving bleef en ondanks de daarin steeds weer terugkerende jazzy invloeden geen enkele ruimte liet voor wat in de jazz onmisbaar is: de improvisatie. Alles schreef hij, tot in het kleinste detail, uit. Zelfs een voor de vertolker gereserveerde cadens kon er niet vanaf. Dat lijkt vreemd, misschien zelfs wel een contradictie, maar desondanks voelde A Bu als improviserende jazzpianist zich sterk tot Kapustins muziek aangetrokken. In het cd-boekje verklaart hij waarom:
Het lijkt op een blauwdruk, want evenals Kapustin voelde ook A Bu tijdens zijn studie aan het conservatorium (in Beijing) sterk aangetrokken tot de jazz. Docent Zhiwei Zhang A Bu liet hem kennismaken met Kapustins 8 Concertstudies (op. 40) en de beroepspianist-in-wording was gelijk verkocht. A Bu heeft sindsdien het stuk talloze malen gespeeld. Een componist die als pianist klassiek is getraind en toch de jazz een warm hart toedraagt: het draagt zeker bij aan het avontuurlijke karakter dat Kapustins muziek zeker uitstraalt. Wat daarbij zeker mede een rol heeft gespeeld was diens kennis op het gebied van de verschillende jazzgenres en -stijlen, maar dan in samenhang met de 'klassieke' muzikale esthetica. Het was al sinds Gershwin een beproefd rolmodel: jazz en klassiek met elkander te verbinden, wat overigens niet altijd neerkwam op echt overtuigend resultaat. Natuurlijk kende Kapustin ze allemaal: Count Basie, Nat 'King' Cole, Ornette Coleman, Teddy Wilson, Art Tatum, Fats Waller, Oscar Peterson, Duke Ellington, Erroll Garner Chick Corea, Herbie Hancock, Keith Jarrett, enz. Zij zullen hem de nodige ideeën hebben gebracht, al valt het niet mee die verbatim in zijn werk te herkennen. Er valt echter meer te melden over de verbintenis tussen Kapustin en A Bu, te beginnen bij het eerste schriftelijke contact tussen beiden iin de herfst van 2014. Dit dankzij de bemiddeling van Wim de Haan, die op dat moment de Kapustin-website onder zijn hoede had. Het sleutelmoment bleek achteraf gelegen in een opname van een concertuitvoering door A Bu van Kapustins Variaties op. 41, die aan de componist werd toegezonden. De Haan, een kritisch luisteraar, herkende A Bu's talent en zorgde ervoor dat de opname bij Kapustin werd afgeleverd. Een dag na ontvangst was er al een in het Engels gestelde reactie van de componist: dat de uitvoering hem uitstekend was bevallen en dat A Bu zich rechtstreeks - dat wil zeggen via e-mail - tot hem kon richten. Het bericht luidde als volgt:
Of A Bu zich aan die laatste alinea heeft gehouden? In het boekje memoreert hij dat hij 'from time to time' met Kapustin (uitsluitend via e-mail) contact had en dat daarbij 'verschillende onderwerpen' aan de orde kwamen, waaronder ook Kapustins eigen composities. Alla Kapustina, de echtgenote van de componist, was zo vriendelijk om behulpzaam te zijn bij de vertaling (Kapustin was de Engelse taal onvoldoende machtig). In november 2015 was A Bu in Moskou op uitnodiging van de 'People's Artist of Russia': de jazzsaxofonist en bandleider Igor Butman. Voor A Bu waren optredens gereserveerd tijdens het 'Future of Jazz' festival in de famuze concertzaal van het net zo fameuze Tsjaikovski Conservatorium. Daar had, maar dit ter zijde, in 1980 Kapustins laatste publieke optreden plaatsgevonden. Een jaar na het 'Future of Jazz' festival, op 21 november 2016, gaf A Bu samen met Butman en zijn big band in de Svetlanov Zaal van het Huis van Muziek in Moskou een concert dat geheel in het teken stond van Kapustins 79ste verjaardag op de dag daarvóór. Samen met het Staatsjazzorkest en het (door Vladimir Spivakov opgerichte en geleide) Virtuoze Kamerorkest klonk er de wereldpremière van Kapustins Big Band Sounds (op. 10) in de versie voor jazz big band en strijkorkest, naast het Minuet (op. 21) en de Pianoconcerten 2 & 4 (zie aan het einde van deze recensie de speellijst). De dag erna moet voor Kapustin-bewonderaar A Bu wel heel bijzonder zijn geweest, want toen mochten hij, Butman en fotograaf Pavel Korbut (die de Kapustins al heel lang persoonlijk kende), bij de componist en zijn echtgenote in hun appartement op bezoek. A Bu speelde uiteraard op de Blüthner-vleugel, er werd lang en veel gepraat, en was er een goed voorziene dinertafel ter afsluiting van het bezoek, dat volgens A Bu een 'dreamlike experience' was. Hoe kon het ook anders zijn?
Maar daarmee is het 'geheim' van Kapustins pianowerken natuurlijk niet verklaard. Het schuilt - zoals ik het tenminst waarneem - in die enerzijds bijzondere combinatie van klassiek en jazz, en anderzijds in het aan Kapustins muziek inherente, volstrekt unieke stilisme, perfect geproportioneerd en daardoor alleen al volstrekt overtuigend. Het laat alleen al daardoor het werk van menige tijdgenoot die wellicht dacht dat hij met een ondefinieerbaar 'cross over' model het creatieve pleit wel kon beslechten, vér achter zich. De enige die wat mij betreft dat 'geheim' in voldoende mate kan onthullen is Schott, Kapustins muziekuitgever. Het notenbeeld is immers altijd leidend, laat staan in dit geval. Want het brengt boven tafel wat op uitsluitend het gehoor onvoldoende kan worden 'doorzien'. En dat bovendien mogelijk de vraag beantwoordt waarom Kapustin van mening was dat alléén A Bu in staat was om tot de kern van zijn muziek door te dringen, hij de naar zijn oordeel beste interpreet was. Maar waaruit bestaat die kern dan? Die draait zowel om ritmische subtiliteit (en dan ook nog binnen een uitermate complex ritmisch patroon) als pure 'feeling'. Dat laatste betekent niets anders dan interpreteren wat niet klip en klaar 1-op-1 te herleiden is. Die extra 'swing' of 'twist' (wat bijvoorbeeld verklaart waarom de Weners in de walsen van Strauss de overtreffende trap vormen van andere orkesten). Het maakt het verschil tussen niet alleen jazz en jazz, maar ook die tussen klassiek en jazz. Dat de componist geen ruimte heeft willen scheppen voor improvisatie lijkt voort te komen uit het feit dat alles tot in het kleinste detail, tot in de finesse, conceptueel is uitgedokterd en dat een ingelaste improvisatie alleen maar als storend element wordt beschouwd. Wat tevens het nodige zegt over wat voor de vertolking van deze muziek primair dient te staan: een in het klassieke repertoire getrainde pianist, want zelfs een volbloed jazzpianist die niet als zodanig is getraind heeft in dit repertoire geen kans van slagen. Kapusin heeft eens in een interview zelf het antwoord gegeven op de vraag waarom zijn muziek geen improvisatie toelaat: "I'm not interested in improvisation. And what is a jazz musician without improvisation? All my improvisation is written, of course, and they become much better; it improved them." Dat Kapustin desalniettemin in 'jazztermen' denkt (hij heeft zich overigens nooit als een pure jazzmusicus beschouwd) heeft alles te maken met zijn creatieve 'flow', dat eruptieve mengsel van klassieke en jazzy ideeën zoals die conceptueel hun weg hebben gevonden in zijn werk. Niet minder belangrijk daarbij: het componeren uitsluitend aan de piano en dat er geen sprake van kon zijn dat hij iets definitief op papier zette dat hij zelf niet kon spelen (zijn opnamen bewijzen trouwens zijn enorme virtuositeit). Voor A Bu geldt dat Kapustins muziek niet benaderd kan en mag worden vanuit het klassieke idioom. Want dan wordt het niks. De verschillende jazzstijlen zijn bij Kapustin weliswaar in samenhang met het puur klassieke idioom, maar het betekent wel dat een uitsluitend klassiek geschoolde pianist eerst een muur van weerstand moet zien te beklimmen. Nee, dat wordt niks. Maar zowel puur pianistisch als interpretatief moeten ook voor A Bu de hindernissen enorm zijn geweest, al valt er in zijn vertolkingen niets van terug te vinden (wat alles zegt over zijn muzikale kwaliteiten). Ga maar na: een uitermate complex notenbeeld (dat van Liszt of Busoni is er zelfs menigmaal niets bij) waarin eerst puur technisch de weg moet worden gevonden, daarna pas de overvloed aan details 'neurologisch' dient te worden verwerkt en pas dan het moment is aangebroken om als het ware in die noten te kruipen. Wie kan dat als luisteraar zonder partituur eigenlijk in afdoende mate doorzien? Als hij of zij dat überhaupt zou willen. Maar het oordeel van de recensent dient er wel (mede) afhankelijk van te zijn, wil hij niet ergens in het luchtledige verzanden. Denken vanachter de piano (Kapustin) enerzijds, 'luisteren' naar de partituur anderzijds. Kapustins pianowerken zijn van nature zo complex dat ze de gedaante van een leeroefening lijken te hebben aangenomen: als études en dan in hun enig juiste betekenis. Dat suggereert op voorhand een 'droogheid' die er gelukkig niet is (indachtig de sublieme études van bijvoorbeeld, Chopin, Debussy, Liszt, Szymanowski of Ligeti). Áls het études zijn, dan in hun meest creatieve uitmonstering (zoals zijn op. 40 daarvan indrukwekkend getuigt). Maar indien dit zulke fantastische muziek is, waarom is het dan zo lang zo onbekend gebleven? Het heeft maar liefst tot het begin van het nieuwe millennium geduurd alvorens de illustere Canadese pianist Marc-André Hamelin voor het Britse label Hyperion pianowerken van Kapustin opnam. Waarbij het mogelijk een rol zal hebben gespeeld dat Hamelin zelf componeert en hij aldus meer in- en doorzicht in Kapustins componeren kan hebben gehad dan (veel van) zijn collega's. En zoals het zo vaak gaat in het muziekbedrijf: er volgden alras meer opnamen, door andere pianisten (op Naxos en PianoClassics), met wisselend succes overigens. Ik vermoed dat die gebrekkige bekendheid primair aan de componist zelf kan worden toegeschreven. Hij timmerde bepaald niet aan de weg (en dit terwijl zijn werk per saldo aanmerkelijk beter was dan dat van menige wél zichzelf graag propagerende tijdgenoot), was niet of nauwelijks op het concertpodium te vinden en bij wijze van spreken met geen stok zijn land uit te krijgen, er juist bijna alles aandeed om in de luwte van de eigen studeerkamer te blijven. Zijn muziekuitgever zal er evenmin veel brood in hebben gezien om voor zijn werk een heuse publiciteitscampagne op te tuigen. Tot zover Kapustin, maar hoe staat het met die twee composities van A Bu op deze cd? Het openingswerk, de dit jaar door hem voltooide Fantasie - Sleeping in a Dream, kan moeiteloos tussen of voorafgaande aan een pianowerk van Kapustin worden 'geschoven', want de stijlkenmerken tussen beide componisten zijn onmiskenbaar. Aardig is dat het stuk opent met fis-a-b, overeenkomend met het kamernummer van de studio van zijn leraar aan het Juilliard, Hung-Kuan Chen, waar A Bu van 2018 tot 2022 studeerde. Chen heeft eveneens een belangrijke rol gespeeld in A Bu's jazzexploraties en in het componeren. Zoals Chen hem ook op weg hielp naar wat hij een 'communicative performer' noemt. A Bu's Eerste pianosonate kreeg als subtitel Pinus mee, naar de gelijknamige naaldbomenfamilie, voor de pianist model staande voor Kapustins 'profoundly eternal artistry'. Hij begon eraan kort na het overlijden van de beide Kapustins, in juli 2020. Ook dit werk is logischerwijs doordesemd van Kapustins invloeden, maar evenals in de Fantasie is wel degelijk sprake van een ruimhartig vormgegeven eigen profiel. Of anders gezegd: A Bu heeft de stilistische kenmerken van Kapustins pianomuziek (waaronder de Sonatefantasie op. 39 en de Toccatina op. 36) eerder aangegrepen om die naar een strikt eigen identiteit te modelleren, waarin zelfs, inventief ingebed in de finale een rechtstreekse verwijzing is opgenomen naar het openingsdeel van Beethovens Appassionata. Aardig daarbij om te vermelden dat de première van de sonate plaatsvond op 4 februari 2022, in de Paul Hall van het Juillard, als onderdeel van A Bu's 'graduation'. Resteert de vraag: is A Bu een rasechte jazzpianist? Wie hem Fats Wallers Ain't Misbehavin' hoort en ziet spelen (klik hier: zal dit graag beamen. Zoals er meer interessante opnamen van en met hem op dit medium zijn te vinden: A Bu plays Nikolai Kapustin Music of Nikolai Kapustin A Bu Plays Kapustin Andante Op 58 Ook interessant: A Pedagogical Guide to Kapustin's Eight Concert Etudes, Op. 40 - by Yanjing Gu (2019) - klik hier. Tot slot: mogen we vaststellen dat A Bu de 'ideale' vertolker is van Kapustins pianowerken? Als we op de componist mogen afgaan: ja, onverkort. Dus waarom zouden wij dat oordeel niet net zo onverkort volgen? Zeker in het licht van dit nieuwe album dat A Bu bovendien laat horen in zijn excellente rol van componist. A Bu studeert nog steeds, nu aan de Mannes School of Music in New York City, piano bij Pavlina Dokovska (eens studente van niemand minder dan Heinrich Neuhaus), compositie bij Lowell Liebermann. Dan tot slot de aan Kapustin gewijde website. Wim de Haan is er, enige maanden na het overlijden van de componist, mee gestopt, waarna Schott Music het webadres heeft overgenomen met de bedoeling er later een eigen website van te maken, wat echter niet is gebeurd. Wel biedt Schott op haar website een overzicht van de uitgegeven bladmuziek (klik hier). Daar is tevens een monografie over de componist te vinden: Conversations with Nikolai Kapustin (klik hier). index |
|