Boeken over muziek (algemeen)
© Frans Schouten, oktober 2022
|
||||
Natascha Veldhorst is universitair docente aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Haar onderzoek beslaat vooral die gebieden waar literatuur en muziek elkaar beïnvloeden en aanvullen, onder meer die van de Nederlandse 17de eeuw. Om een indruk te geven van de veelzijdigheid van de auteur vindt de lezer hierna de titels van enkele uitgaven uit haar omvangrijk oeuvre: 1. De perfecte verleiding, muzikale scènes op het Amsterdamse toneel in de 17e eeuw, Amsterdam 2004. Met de studie Vincent van Gogh en muziek, Amsterdam 2015, begaf de auteur zich op nieuw terrein. Het werk verscheen in 2018 in een Engelstalige editie bij Yale University, New Haven en Londen. Deze laatste uitgave mag zich internationaal verheugen in grote belangstelling. Sounding Prose
In hoofdstuk twee stelt Veldhorst vast dat er zeer weinig onderzoek is gedaan naar muzikale invloed op literair proza van vroegere tijden:
In hoofdstuk drie komt de vraag aan de orde welke de passende term is, ‘roman’ of ‘prose fiction’. Om redenen van opportuniteit gebruikt de auteur afwisselend de termen ‘roman’, ‘proza’, en ‘prozateksten’ (3.9). Een moeilijkheid rijst bij de beoordeling van het artistiek gehalte van de 17de eeuwse roman. Uit eigentijds perspectief gezien is het resultaat dan pulpliteratuur (3.10). Anderzijds merkt de historicus Leeman terecht op dat men oog dient te hebben voor het specifieke Nederlandse karakter van de 17de eeuwse roman. De romans op zichzelf vormen niet zozeer een probleem dan wel dat ze niet beantwoorden aan een modern verwachtingspatroon. Proza-fictie was niet alleen bedoeld om stil te lezen maar ook om in gezelschap luid op voor te lezen. Katherine Larson wijst hierbij op een zogenaamde ‘performance based analysis of early modern literature’ (3.12). Behalve de klinkende kwaliteit, de klankwaarde van de vroege prozateksten, is de vermenging van allerlei stijlelementen een kenmerk van het proza uit de bedoelde periode. Geen ander litterair genre bevatte zulk een grote vrijheid (3.15). Over vermenging van stijlen handelt het volgende vierde hoofdstuk: Music as inserted genre. Het brengt Veldhorst onder meer tot de volgende inzichten met betrekking tot het combineren van poëzie en proza in de zeventiende-eeuwse roman. Onderzoek naar toepassing van poëzie in prozateksten is fragmentarisch en heeft tot op heden niet geleid tot nadere aandacht (4.18). Later werkt de auteur die bevinding nader uit:
Hoofdstuk vijf: Music in 17th-Century Dutch Prose Fiction, behandelt de methode om prozateksten met of zonder muziek te onderscheiden. De eerste categorie wordt uitgesplitst in de verschillende hoedanigheden waarin muziek voorkomt in zeventiende eeuwse prozat-fictie (5.23). Ingevoegde poëzie wordt vaak voorafgegaan door de aanwijzing ‘op de wijze van’. Het is kenmerkend voor de vroeg Nederlandse ‘contrafact’ traditie die ook blijkbaar opgeld deed ter afwisseling met prozateksten (5.25). Hoofdstuk zes, Functions of Music in 17th-Century Dutch Prose, gaat verder in op de verschillende manieren waarop muziek voorkomt in de zeventiende eeuwse roman (6.29 e.v.). Maar een nadere bevinding blijkt van groot belang. In de zeventiende eeuw gebruikten auteurs ofwel bestaande liederen of ze schreven nieuwe teksten op bestaande melodieën. De laatstgenoemde, de zogenaamde ‘contrafacten’ kwamen meestal voor in de Nederlandse proza-fictie werken. In hoofdstuk zeven: Reading novels in the17th century, komt de wijze aan de orde waarop romans werden gelezen (7.39 e.v.). De auteur merkt op dat het luid op lezen een eeuwen oude gewoonte is geweest (7.40). In de zeventiende eeuw was het luid op lezen zowel een geliefd tijdverdrijf als een noodzaak (7.42).
Boeiend is de verwijzing door de auteur naar een studie van Jennifer Richards: Voices and Books in the English Renaissance. A New History of Reading. Richards past liever de term ‘vocality’ toe, boven ‘orality’ omdat ‘oral’ en ‘orality’ te vaak samengaan met ongeletterdheid, maar ook omdat met ‘vocal’ zowel bedoeld wordt de ‘innerlijke stem’ als ook het fysiek klinkende stemgeluid (7.44). Voorts vat de auteur samen dat geschreven teksten geschikt moeten zijn voor klinkende voordracht of een appèl moesten doen op de vocale klank voorstelling. Het houdt in dat nog lange tijd de oude orale traditie de manier bleef beïnvloeden waarop nieuwe teksten werden geschreven (7.46). In hoofdstuk acht: Fiction and reality krijgt het verschijnsel ‘raamvertelling’ veel aandacht (8.49). De personages binnen ‘het raam’ zijn voortdurend bezig met luid op lezen, met reciteren, verhalen vertellen. Deden de lezers van zulke raamvertellingen hetzelfde? Hoofdstuk negen, Singing while reading (9.54). We kunnen volstaan met een citaat uit de hierna volgende tekst.
Deze observatie verwijst tevens naar Matthew Rubery: The Untold Story of the Talking Book, Cambridge 2016. Hoofdstuk 10, Conclusion, geeft een bondige samenvatting van deze hoogst oorspronkelijke studie die voor de Nederlandse situatie een nieuw veld van onderzoek ontsluit. De waarde van dit werk wordt tevens bepaald door de verbinding met en de verwijzing naar de Europese romanpraktijk uit de besproken periode. Veldhorst bezigt een vloeiende, leesbare stijl van schrijven met een opvallend correcte beheersing van de Engelse taal. Ook de ontwikkelde lezer zal zich nooit overladen voelen door de vele feiten en verwijzingen die eigen zijn aan zulk een studie. Hier is iemand aan het woord die ongetwijfeld de kunst verstaat van boeiend college te geven. Over het notenapparaat, de bibliografie en de index niets dan goeds. Het laatste woord moge nog de treffend gekozen illustraties vermelden die het betoog zinvol ondersteunen. _________________ index | ||||