Boeken

 over componisten

 

© Martijn Padding*, maart 2012

 

 

Harvey Sachs : De NEGENDE -
De beroemdste symfonie van Beethoven

(Vertaald door Frits van der Waa)

De Bezige Bij, 285 blz., gebonden, met register

€ 24,90

ISBN: 978-90-234-5774-9

www.debezigebij.nl

*Klik hier voor het interview met Martijn Padding

 


Beethovens NEGENDE heeft het nodige teweeggebracht. Vele componisten na hem, zoals Schumann en Brahms, raakten door dit werk zo geïntimideerd dat ze lang wachtten voordat ze hun eerste symfonieën schreven. Maar hoewel dat prachtige stukken zijn, missen ze het revolutionaire elan dat Beethovens werk zozeer kenmerkt. Schitterende noten maar gegoten in brave vormen, utingen van grote maar burgerlijke componisten. Beethovens werk daarentegen schopt tegen alles aan wat je maar kunt bedenken. Ja het is een symfonie, maar ook een oratorium, het bevat operapassages, liedfragmenten en wisselt kamermuziekzettingen af met grootse tuttis. Het is een eclectisch werk waarin het vormdenken van de latere 20ste eeuw reeds vooruit schemert en het overvleugelt zijn Derde symfonie in kosmische lengte. Zelden sprak Beethoven zichzelf stylistisch zo tegen als in deze laatste door hem voltooide symfonie. Het is een visionair werk dat in zijn krankzinnige ambitie misschien alleen vergeleken kan worden met zijn Missa Solemnis, ook niet bepaald gevat in een confectiemaatje.
Het zou nog heel lang duren voordat componisten onder die vooruitgeworpen schaduw van de NEGENDE vandaan kwamen en weer lef kregen om daar iets tegenover te stellen. In zijn Achtste symfonie (De Sinfonie der Tausend) probeert Gustav Mahler langszij te komen, met als uitkomst een warrig stuk dat eigenlijk niet lekker klinkt en zichzelf - zij het op originele wijze - overschreeuwt. Maar eerlijk is eerlijk, Mahler verdient veel respect, het was een heroïsche poging. Misschien was Charles Ives de eerste componist die zich met zijn Vierde symfonie werkelijk wist los te maken van Beethoven en ons vergezichten biedt met een perspectief dat echt nieuw is.

Harvey Sachs voert de NEGENDE in zijn boek op als Beethoven’s beroemdste symfonie, maar dat is nog maar de vraag, want het hoofdthema van het eerst deel van de Vijfde wordt minstens zo vaak door pizzakoeriers gefloten als dat van de ‘Ode an die Freude’. Bovendien is die Vijfde veel gaver in vorm en inhoud en de meest gepolijste en scherpst gedefinieerde symfonie uit de muziekgeschiedenis überhaupt. Beethovens Derde is trouwens eveneens een mooie kanshebber voor die titel. Het revolutionaire elan en de radicaliteit van dat werk, de Sacre du Printemps (maar dan in het kwadraat) uit de 19de eeuw, weerspiegelt zich in de inhoud, de binnenkant, waar het in het geval van de NEGENDE juist om extremiteiten aan de buitenkant, de theatraliteit gaat.

 
 
Beethoven in 1824

Sachs is een vlotte verteller. Hij schets een mooi beeld van het sleuteljaar 1824. Jammer is echter dat alles wat hij beweert al zo vaak door anderen is geschreven. Het wordt zo een beetje een afgelikte pannekoek, die NEGENDE van Beethoven. Veel vertrouwen geeft hij de lezer niet bij de introductie van zijn eigen persoon aan het begin van het boek want hij moet eerst iets opbiechten voordat we verder mogen lezen. Sachs is naar eigen zeggen geen professionele musicoloog, hij genoot slechts een korte, fragmentarisch uitgevallen opleiding en kan niet bogen op grote muzikale vakkennis. Deze ‘dromer en liefhebber’ noemt zich een dwangmatige snuffelaar naar ‘faits divers’. Het lijkt zo op het eerste gezicht allemaal erg leuk want anders zou het misschien een soort academische exercitie kunnen worden. Hij waarschuwt zijn lezers al bij voorbaat:, hij dekt zichzelf al bij voorbaat in: ‘dat meld ik zonder trots of schaamte, alleen om u een idee te geven wat u te wachten staat.’

Sachs schiet prachtig weg, als een sonatine van Kuhlau, het thema is ook zeer veelbelovend, maar dan de uitwerking, het echte werk! Zijn eigenlijke aftrap begint bij een stel stinkende vuilnisbakken voor een van de vele woningen waarin Beethoven in Wenen en omgeving zijn intrek had genomen.
Onze Sherlock heeft een spoor gevonden dat ergens naartoe lijkt te leiden, want over het onderwerp ‘Beethoven en de plekken waar hij leefde en wat daar nu nog van over is’ valt veel te vertellen. Vorig jaar heb zelf zo’n bedevaart gemaakt. Mooi feit : de ruimte in het Pasqualatihuis aan de Mölker Bastei 8 waar Beethoven het langst heeft gewoond (werd getolereerd een misschien een passender omschrijving) en waarvan de internationale horden Beethovenliefhebbers in extase kunnen geraken was helaas niet zijn werkelijke woning. Die bevindt zich namelijk achter de deur van het aangrenzende appartement, dat al heel lang eigendom is van een verstofte docent Duits die het vertikt om het als museum ter beschikking van de goegemeente te stellen. Hij lijkt me een type dat Wim de Bie heel mooi zou kunnen spelen. Hoe dan ook, de vloer van dat appartement wil je natuurlijk wel zien. Daar waar hij in een oude ijzeren tobbe in het midden van de kamer badderde door het water met kracht tegen zijn behaarde borst op te gooien waarna het weglekte via de kieren in de vloer tot groot misnoegen van zijn onderburen. Mooie verhalen genoeg...

Sachs schiet van het ene naar het andere. Halverwege het boek verliest hij de draad en schotelt hij de lezer een uitgebreide politieke culturele geschiedenis voor die echt doorbijten is maar voor de liefhebbers zeker niet oninteressant. Alleen komen we maar niet dichterbij die kern van de NEGENDE. Aan de hand van uitgebreide karakterschetsen van Beethovens min of meer tijdgenoten Poesjkin, Gericault, Delacroix, Stendhal en Byron leren we wat er speelde in de Romantiek. Maar ook hier verliest ‘Kuhlau’ zijn vorm en emmert hij eindeloos door over met name Byron in een nogal krampachtige poging om de romantische 'zeitgeist' te verduidelijken.
Als we dan eindelijk bij de muziek zijn aangekomen, worden we eerst getrakteerd op een snelkookpan met daarin een cursus algemene muziekgeschiedenis. Anders kunnen we blijkbaar niet verder. Vervolgens is er dan zijn 'analyse' van de (volgens hem) meest belangrijke momenten in het werk, maar die zijn verpakt in sfeertekeningen waarmee ik geen kant op kon. Een voorbeeld: ‘tegen de tijd dat de eerste minuut verstreken is, lijdt het geen twijfel dat dit het enige aspect is van het majestueuze waar Beethoven belang in stelt: de kille absolute macht van God, de goden, het lot, het toeval [...] en we kunnen niets anders doen dan hulpeloos rondspartelen, totaal verbouwereerd, alsof we in een wervelstorm zijn beland…’
Sachs zadelt ons op met zijn nogal belegen beelden die doen denken aan de heroïsche benadering van Beethoven zoals je dat leest in literatuur uit vooral het interbellum. Zeker, hij heeft het beste met ons voor maar juist daardoor maakt hij ons min of meer voyeurs van zijn eigen extase waar distantie veel aantrekkelijker was geweest.

Waar Sachs helemaal omheen gaat is het feit dat Beethoven misschien wel als geen ander na hem iedere keer weer opnieuw, ook in hele kleine stukken, totaal onironisch het verhevene probeerde vorm te geven. Dat is iets abstracts en daar horen geen beelden bij. Satie heeft de intensiteit van die pogingen (bijvoorbeeld aan het slot van de Vijfde symfonie) heel geestig geparodieërd. Interessant is echter dat we vandaag de dag de wereld veelal interpreteren vanuit ons ironisch wereldbeeld. Een hedendaagse kunstenaar die op een vergelijkbare wijze als Beethoven het verhevene probeert vast te leggen, hetzij in de vorm van een compositie of anderszins, maakt het zichzelf behoorlijk lastig. Bovendien, hij of zij zal niet snel worden geloofd. Het magnetisme van Beethovens werk, van zijn NEGENDE en van veel dat hij schreef is daarin gelegen dat hij met zijn krankzinnige fantasie, research en techniek probeerde om vanuit een volmaakte onschuld het hogere te bereiken. Dat is wat ons zo fascineert. Maar heel dicht bij dat grandioze proces kunnen we helaas niet komen omdat we iets verloren hebben, het onszelf niet meer toestaan. Onze fascinatie is niets anders dan een terugverlangen.
Ook Sachs slaagt daarin niet. Het beeld dat overblijft na het lezen van het boek is dat van een auteur die op zijn eigen manier heel erg van Beethoven houdt. Dat is heel sympathiek maar of dat een goede reden is om zo'n boek te schrijven? Ik betwijfel het.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links