Jacqueline Oskamp: Een behoorlijk kabaal - Een cultuurgeschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw
Ambo | Anthos Uitgevers
384 blz., gebonden
ISBN ISBN 978 90 263 2325 6
Verkoopprijs € 36,--
www.amboanthos.nl/boek/een-behoorlijk-kabaal
|
 |
Begint de 20ste eeuw in Nederland pas met de komst van Debussy
en Schönberg in 1914? In de cultuurhistorische studie Een behoorlijk kabaal behandelt Jacqueline Oskamp ontwikkelingen van het Nederlandse muziekleven, ingebed in maatschappelijke veranderingen, van af het begin der vorige eeuw tot op heden. De titel verwijst naar spektakel, inzonderheid naar muzikale experimenten uit de jaren zeventig in de vorige eeuw, in gang gezet door Misha Mengelberg en Wim T. Schippers.
De grote verdienste van de studie bestaat hierin dat het Nederlandse muziekleven altijd wordt beschouwd als onderdeel van nationale en internationale maatschappelijke ontwikkelingen en stromingen. Oskamp bezit een plezierige, effectieve stijl van schrijven. Zij valt met de deur in huis in hoofdstuk 1 met het eerste en enige bezoek aan Nederland van Claude Debussy die op 1 maart 1914 in het Hoofdstedelijke Concertgebouw zijn eigen werken liet horen, als pianist maar eveneens als dirigent vóór het Concertgebouworkest. Tien dagen nadien trad Arnold Schönberg op in de Grote Zaal met veel minder begrip voor diens vernieuwende muziek dan het publiek voor Debussy had getoond. De auteur betwijfelt of Debussy wel tot de koplopers der vernieuwing moet worden gerekend aangezien hij pas aan het eind van zijn carrière in Nederland is opgetreden.
Ik kan deze zienswijze niet volgen. De Prélude à l’après midi d’un faun klonk onder leiding van Willem Mengelberg reeds in 1904 in het Concertgebouw. Ook Cornelis Dopper en Evert Cornelis brachten Debussy’s werk al eerder onder de aandacht van het Nederlandse publiek. De vernieuwende invloed van zijn muziek hing minder samen met het verschijnen van Debussy in Nederland dan met de klinkende uitvoering van zijn muziek. De vernieuwer Ruyneman als trait d’union tussen generaties en stromingen.
Het is een bijzonder goede gedachte geweest om, door de studie
heen, de vernieuwer Ruyneman als Leitmotiv een verbindende factor te doen zijn in de loop van zijn lange leven met musici in binnen- en buitenland, met zijn werk als organisator en propagandist van muzikale activiteiten en niet in de laatste plaats met bewegingen als De Stijl en De Ploeg in Groningen. Gedurende al die vele jaren componeerde Ruyneman zijn opmerkelijke oeuvre.
Veelal gedetailleerd, maar soms vluchtig, beschrijft Oskamp het werk van vernieuwende componisten als Diepenbrock, Vermeulen, Voormolen, Pijper, Badings, Rudolf Escher. De naoorlogse doorbraak begint met Kees van Baaren In de bespreking van de naoorlogse periode verkrijgt de studie gaandeweg het karakter van een kroniek. Het begint met een
doorbraak figuur als Kees van Baaren, in 1958 benoemd tot directeur van het Koninklijk Conservatorium te ’s-Gravenhage. ‘De voorganger van een karavaan vernieuwers’, aldus typeert Oskamp Kees van Baaren. En werkelijk, al de initiatieven, al dan niet opstandig uit deze periode worden genoemd en van deskundig commentaar voorzien: Cobra, de litteraire Vijftigers, actie Tomaat, de Notenkrakers met hun roerige publiciteit en experimenten, De Volharding, de beweging van Fluxus en de experimenten van Misha Mengelberg waaraan het boek zijn titel heeft ontleend.
Een aantal protagonisten dient niet onvermeld te blijven zonder volledigheid na te streven, te beginnen met Ton de Leeuw, een grootmeester tussen twee generaties, Louis Andriessen, Peter Schat, Tristan Keuris, Reinbert de Leeuw. Dat al die wilde experimenten en activiteiten ook veel blijvend goeds hebben voortgebracht, wordt eveneens belicht. Ik noem slechts het initiatief van de hoornist Jan Wolff in de IJsbreeker, het grand café aan de Weesperzijde waar regelmatig de eigentijdse en meest eigenzinnige muziek heeft mogen klinken. Dat het heeft geleid tot verwerkelijking van het grootse visioen dat Jan Wolff voor ogen stond, namelijk Het Muziekgebouw aan het IJ met het aanpalende Bimhuis, is thans een zegen gebleken voor het muzikale klimaat van de hoofdstad. Tevens moet hierbij gewezen worden op het meest recente kunstenaars initiatief met Splendor in de Nieuwe Uilenburgerstraat. Daarmee verdicht zich deze kroniek van de muzikale ontplooiing in het Nederland van de 20ste en 21ste eeuw heel sterk tot het verhaal over het algemeen maatschappelijkculturele klimaat van Amsterdam.
Verheugend is ook de aandacht die Oskamp schenkt aan de nieuwe generatie van vrouwelijke componisten van wie ik hier slechts noem Calliope Tsoupaki en Mayke Nas. Een onderwerp dat zeker de moeite waard is voor een volgende studie door de ter zake deskundige Oskamp. Het anti-kunst beleid van het kabinet Rutte 1 Ten slotte komt ook de doelbewuste afbraak van het kunstleven en de culturele instellingen aan de orde.
Oskamp wijst op het vijandige beleid jegens de kunsten van het kabinet Rutte 1. Zij noemt dit ‘het Faustiaanse pact tussen VVD, CDA en PVV’. De ellendige gevolgen daarvan beleven we thans elke dag opnieuw. De lange lijst van kunstinstellingen en muziek ensembles die door de amuzische bezuinigingsdictatuur van het kabinet Rutte 1 zijn opgeheven of op subsidie zijn gekort, zou een waardig libretto opleveren ten behoeve van een requiem voor de verkrachte en vermoorde muze. Jacqueline Oskamp heeft een indrukwekkende opsomming gegeven van de door Rutte 1 gevandaliseerde ensembles en instellingen. Lees de bladzijden 346 en 347.
Aanvullingen en opmerkingen
Is er op deze zeer goede studie dan niets aan te merken? Ik wil
een aantal zaken dienaangaande niet ongenoemd laten.
– Aan Alphons Diepenbrock is naar verhouding geringe aandacht
besteed gezien zijn grote plaats in het Nederlandse muziekleven
van zijn tijd. Welke de missen van Diepenbrock zijn, is mij onbekend.
Bedoeld is waarschijnlijk de monumentale Missa voor tenor solo, dubbel mannenkoor en orgel. Dat de kerkelijke autoriteiten een uitvoering ervan zouden hebben tegengehouden, moet men met enige korrelen zouts genieten, aangezien de toenmalige RK-mannenkoren, veelal kerkkoren, technisch niet tegen de moeilijkheden van een uitvoering waren opgewassen. De uitvoering in 1916 in de Utrechtse kathedraal onder leiding van Johan Winnubst was volgens tijdgenoten dan ook geenszins ideaal.
– Ik heb aandacht gemist voor het gezaghebbende onderzoek door Ton Braas naar het leven en de betekenis van de muziek van Matthijs Vermeulen.
– Terecht noemt Oskamp de invloed van de gamelan op de kunstmuziek in de 19de en 20ste eeuw. Het belangrijke onderzoek door Daniël de Lange naar de gamelan laat zij onbesproken, evenals de met de Jan Pieter Heije prijs bekroonde studie over het onderwerp door Jan Willem Terwen: Gamelan in the 19th century Netherlands. An encounter between East and West.
Opmaak en verwijzingen
De opmaak van het boek is onder de maat. Bladzijden van eentonige letterwoestijnen rijgen zich aaneen. Waarom niet gekozen voor kortere tekstblokken met een regel wit ertussen. De grotere citaten hadden apart kunnen worden gezet met een ruimere kantlijnmarge. Gebruik van tussenkoppen had de tekst leesbaarder en overzichtelijker gemaakt. Zelfs een leeslint kon er niet af bij deze zuinige uitgever, die betreffende opmaak en uitvoering is tekortgeschoten. De inrichting van het notenapparaat is onhandig. Er staan in de tekst geen verwijzende cijfers. Men dient steeds op goed geluk achter in het boek te zoeken bij noten van de desbetreffende bladzijde.
Slotsom
Wie naar de achtergronden zoekt van de jongere generaties Nederlandse componisten kan aanvullende gegevens vinden in een kleine en boeiende studie door dezelfde auteur: Radicaal gewoon. Bestaat er zoiets als Nederlandse muziek? Hierin zijn gesprekken opgenomen met de volgende componisten: Michiel van der Aa, Louis Andriessen, Cornelis de Bondt, Guus Janssen, Ton de Leeuw, Theo Loevendie, Misha Mengelberg, Dick Raaymakers, Klaas de Vries en Rob Zuidam. Jacqueline Oskamp schrijft goed, boeiend, bondig en ter zake. Zij heeft een werkstuk gemaakt waarnaar men telkens weer zal terug grijpen, zowel voor het détail als voor de grote lijnen. Ik zie met belangstelling uit naar een volgende studie van haar hand over het interessante landschap van het componerende Nederland in de 20ste en 21ste eeuw.
__________________
Zie ook van Jacqueline Oskamp: Onder stroom, geschiedenis van de elektronische muziek in Nederland (hier besproken door Maarten Brandt)