Boeken

 over componisten

 

© Emanuel Overbeeke, oktober 2024

 

Catherine Kautsky: Debussy's Paris – Piano portraits of the Belle Époque

Rowman & Littlefield (2019)
ISBN 978-1-5381-3715-4
254 blz., paperback, geïllustreerd


Een tijdje terug besprak ik hier de bundel Debussy in context, uitgekomen in een serie van de Cambridge University Press. Het boek van Kautsky had dezelfde titel kunnen hebben. Het plaatst de componist in zijn omgeving waarbij de schrijfster, een Amerikaanse musicologe, zich vooral concentreert op het amusementsleven in Parijs ten tijde van de Belle Époque en zich wat Debussy betreft beperkt tot zijn pianomuziek. Het grootste verschil met het eerder besproken boek is dat het veel dikker is en minder onderwerpen onder de loep neemt waardoor aspecten van Debussy's context beter uit de verf komen. Die aspecten zijn in dit geval de Commedia dell'arte, clowns, dansers, maskers, de Oriënt, Azië, vermaak voor kinderen, General Lavine, Edgar Allan Poe, Odile Redon, Arthur Rackham en pre-rafaelitische schoonheden met bleke gezichten, lang haar, tenger postuur en een ondoorgrondelijke blik. Net als bij het vorige boek ben ik veel te weten gekomen over deze zaken, mede dankzij de vele illustraties. En net als daar leer ik weinig over de muziek. De hamvragen bij al deze zaken zijn de volgende twee: in hoeverre volgde Debussy deze verschijnselen (het antwoord is lang niet altijd duidelijk) en – nog veel belangrijker – hoe reageerde hij daarop in zijn werk. Kautsky heeft bij Debussy's muziek veel oog voor die aspecten die verwijzen naar deze contextuele zaken, maar het zijn bijna altijd onderliggende uitgangspunten die bijna altijd in abstracte termen worden beschreven (het aantal notenvoorbeelden is gering). En zelfs al wil ik toegeven dat Debussy zich door dit alles heeft laten inspireren (de bewijsvoering zit vind ik meer in de stijl dan in de inhoud), Debussy maakt van die uitgangspunten zijn muziek. Kautsky weet niet/wil niet weten/heeft geen interesse in/erkent in ieder geval niet, dat inspiratie nog niets zegt over de verwerking. Zelfs de meest voor de hand liggende voorzet laat ze lopen. Voor haar doen uitvoerig is zij over de relatie tussen Debussy's L'isle joyeuse en Watteau's schilderij L'embarquement pour Cythère. Datzelfde schilderij, afgebeeld in het boek, inspireerde ook Francis Poulenc tot een compositie. Kautsky noemt Poulencs werk, maar gaat niet in op de levensgrote compositorische verschillen. Wellicht waren de contextuele aspecten voor Debussy's tijdgenoten zo evident dat ze het niet nodig vonden om erover te schrijven, terwijl in deze tijd waar die context niet meer bestaat mensen als Kautsky ze weer tot leven moeten brengen zodat we Debussy's muziek daardoor wellicht beter begrijpen. Ondertussen heeft de geschiedenis sinds Debussy bewezen dat wij zijn muziek uitstekend kunnen waarderen zonder die context te kennen. Ongetwijfeld missen we iets, maar we hebben het belangrijkste dat we niet hebben als we de context voorop zetten en niet verder kijken. Daarom zal ik ondanks Kautsky's boek Debussy's Études niet direct verbinden met de Commedia dell'arte, General Lavine Eccentric met de Amerikaanse clown General Lavine, Les fées sont d'exquises danseuses met Arthur Rackham, Khamma met quasi-orientaals ballet, Children's cormer en La boîte á Joujoux met kindervermaak en L'isle joyeuse met Watteau, Poe met enkele Préludes en de pre-rafaelitische schoonheden met La fille aux cheveux de lin.

Omdat ik dit boek vermeld zag op een lijst met nieuwe titels was mijn aandacht geprikkeld en kwam ik in actie. Toen het boek thuis aankwam bleek het zeven jaar oud te zijn. Misschien heb ik mij vergist, in ieder geval is het goed om het boek te melden. Ten eerste omdat het voor zover ik weet tot nu toe in Nederland geen aandacht heeft gekregen (een lot dat veel muziekboeken treft), ten tweede omdat het illustratief is voor een fenomeen dat er altijd al was maar nu sterk de wind in de zeilen heeft: de aandacht voor de context, alsof kunst primair voortkomt, mogelijk is dankzij en reageert op de omgeving waarin ze ontstond. Dat idee is vaak juist, maar gelukkig niet altijd. Uitgerekend Richard Taruskin, de luidruchtigste pleitbezorger van het context-gestuurde denken, schreef al in de jaren tachtig, nota bene in een recensie van een uitgave van Debussy's brieven:

“Reading the intimate, if taciturn, confessions of music's first modernist has deepened in me the uneasy sense that since Stravinsky's death [in 1971] we have been living in an age dominated by Glazounovs and Leoncavallos – precisely what, minus Debussy, Debussy's age would have been: precisely what, minus a few unpredictable and exceptional figures, all ages are.”

Debussy leent zich bij uitstek niet voor dit contextuele denken, de Glazounovs en de Leoncavallo's wel. Was Debussy tijdens zijn leven de grote outsider, door het niveauverschil met bijna al zijn tijdgenoten bleef hij als vrijwel enige in beeld waarop de misvatting ontstond dat hij zo representatief zou zijn voor zijn tijd. Weliswaar bevat zijn werk allerlei elementen uit de context van zijn tijd (en wat dat betreft verricht Kautsky goed werk), maar zijn kwaliteit en persoonlijkheid garanderen zijn voortbestaan, iets dat men voor de dominantie van het contextuele denken al in de gaten had en wellicht daarom nu geldt als een ouderwets idee. (Charles Rosen, nu voor sommigen een ouderwetse musicoloog, zei het tegen mij zo: ‘I am not against contextualism, I am against cheap contextualism.')

Een nieuwerwets idee waar ik graag meer over wil lezen is de wisselwerking tussen enerzijds de Debussy's (Stravinsky, Schönberg, Bartók en Boulez zijn uit hetzelfde hout gesneden) en de Glazoenovs en Leoncavallo's van hun tijd. Onderzoekers die daarover willen schrijven (in de muziekwetenschap nog grotendeels braakliggend terrein) moeten vind ik niet zozeer letten op enerzijds de geringschattende opmerkingen van de Debussy's jegens muziek die zij terecht vaak van minder niveau vonden en anderzijds de afkeer en het onbegrip bij de minder genialen en getalenteerden (voor de polarisatie hebben we veel journalisten en sommige politici) maar op de vaak verzwegen maar niet minder ingrijpende en effectieve assimilatie bij de tweede groep en de groeiende waardering voor het werk van de eerste groep, ondanks of juist dankzij de rijkdom, complexiteit en het onbegrip.

Twee details zijn in deze kwestie pikant. Catherine Kautsky is er trots op een verre nazaat te zijn van Karl Kautsky, een van de leidende figuren uit de beginjaren van de socialistische beweging die sociaal determinisme (niet ver verwijderd van cultureel contextueel denken) hoog in het vaandel had. Het verschil tussen sociaal-politiek determinisme en culturele beïnvloeding verdient meer en vooral genuanceerdere aandacht dan Karl en Catherine geven. Debussy had Taruskin gelijk kunnen geven. In zijn houding nam hij een voorbeeld aan Berlioz en was hij een groot voorbeeld voor Boulez. Diens honderdste geboortejaar volgend jaar is een mooie aanleiding deze benadering van de geschiedenis meer ruimte en waardering te geven.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links