Boeken

 over componisten

 

© Emanuel Overbeeke, oktober 2024

 

Simon Trezise (ed.): Debussy in context

Cambridge University Press (2024)
ISBN 9781108560986
340 blz., geïllustreerd


Het nieuwste boek over Debussy behoort tot een serie van de Cambridge University Press waarin een componist wordt benaderd vanuit zijn of haar context. Die opzet is in meerdere opzichten representatief voor deze tijd. Er is inmiddels een deel over de Beatles en het aantal delen over twintigste-eeuwse componisten is groter dan het dertig jaar geleden zou zijn geweest. Van deze tijd is ook de nadruk op het belang van de context. In reactie op een oudere wetenschappelijke cultuur waarin alleen het werk telde, krijgt de omgeving steeds meer aandacht. Die gestegen belangstelling is enerzijds goed omdat ze veel aspecten van iemands werk weliswaar niet verklaart maar wel begrijpelijk maakt. Anderzijds wordt de belangrijkste vraag die de belangstelling voor de context oproept in deze bundel op de juiste wijze beantwoord: zoveel als we kunnen weten over de context, zo weinig begrijpen we waarom een componist daarop reageerde zoals hij of zij reageerde. In deze kwestie is volledige artistieke autonomie even naïef als volstrekt contextueel determinisme. (In wezen is dit ook een politieke keuze: niet dictatuur maar democratie is het uitgangspunt, al is die tegenstelling uiteraard niet zwartwit.) De auteurs in deze bundel hebben gelukkig niet de pretentie te weten waarom Debussy deed wat hij deed. De vraag bij een kunstwerk moet niet zijn: zit in het werk iets van de omgeving (het juiste antwoord is: altijd – bovendien is dit een verklaring na de schepping) maar hoe verwerkt de maker bepaalde gebeurtenissen (en met welk gevoel voor stijl en kwaliteit – kortom een reactie voor de schepping). Esthetiek is geen luxe maar de kern. Alle auteurs in deze bundel erkennen hun fundamentele onvermogen op dit punt en concentreren zich op wat zij wel kunnen: de context beschrijven.

Omdat het boek past in het format van een serie heeft het vertrouwde kwaliteiten en beperkingen. De grootste kwaliteit is de veelheid aan onderwerpen. Om slechts enkele te noemen: politiek, religie, nationalisme, populaire cultuur, theaters, de positie van de vrouw, de rol van muziekkritiek, standsverschillen, de consequenties van sociale mobiliteit, het concertbedrijf, de invloed van vreemde (lees: niet-Franse) culturen (onder ander Wagner en Japan), uitgevers, geluidsdragers, vervoer, de stad Parijs waar Debussy zijn leven lang woonde, stromingen in andere kunsten, muziekonderwijs, ballet, de groeiende belangstelling in Frankrijk rond 1900 voor oude muziek, relaties met andere componisten. Ogenschijnlijk een toegift in dit kader lijken de hoofdstukken over Debussy's muziek vergeleken met die van tijdgenoten (waarin enige analyse om de hoek komt kijken) en de postume geschiedenis van zijn muziek, met name de uitvoeringspraktijk en de pogingen de afgelopen drie decennia zijn muziek zo historisch verantwoord mogelijk uit te voeren.

Om zoveel mogelijk onderwerpen binnen 300 pagina's te kunnen behandelen (de laatste 40 bevatten notenlijst plus register) zijn de hoofdstukken net als in eerdere delen ieder niet langer dan twaalf a vijftien bladzijden. Het gevolg hiervan is dat elke hoofdstuk leest als de samenvatting van een boek. De teksten zijn alle extreem gecondenseerd en het overzicht aan namen is een stortvloed. Theorieën en algemene uitspraken worden matig uitgewerkt (gelukkig bevatten de hoofdstukken een goede literatuurlijst) en voorbeelden zijn spaarzaam. Als dit al als kritiek wordt ervaren, een groot en onmiskenbaar voordeel van deze aanpak (en daarmee ook van andere delen in deze reeks) is dat het aangeeft hoezeer een kunstwerk verbonden is met zijn of haar omgeving, hoe autonoom iemand ook denkt te zijn. Die conclusie is vooral relevant bij Debussy omdat hij wilde doorgaan en ook doorging voor maatschappelijk ongeïnteresseerd en artistiek vooral bezig met eigen werk. Door de context erbij te betrekken, met name zijn sociale afkomst, de mogelijkheden tot cultuur in zijn stad, de rol van kritiek, uitgevers en de mogelijkheden zich te verdiepen in andere culturen, begrijpt men beter bepaalde aspecten van zijn werk. Bij iemand die bij voorkeur volstrekt zelfstandig en eigenzinnig door het even ging, is het interessant te lezen welke rol vrouwen in zijn leven speelden, vaak op sleutelmomenten in zijn leven, waarbij de auteurs gelukkig de vraag onbeantwoord laten of de vrouwen hem op een nieuw spoor zetten of dat zijn situatie en keuze hem bracht tot een (nieuwe) vrouw in zijn bestaan. Als sociaal wezen schipperde hij soms stuurloos soms gericht tussen eigenzinnigheid en hufterigheid en was zijn soms laconieke en ironische houding afwisselend façade en de kern.

Hoewel het boek (en ook eerdere delen uit de deze serie) mij meer inzicht gaven in de persoon, zijn werk en de achtergronden, is mijn oordeel over zijn werk niet veranderd. Wat hopelijk wel verandert, zijn de consequenties die boeken als deze hebben voor de muziekbeschouwing. De eerste, vooral relevant in de populaire cultuur, is hoop ik het besef dat creativiteit een mysterie is, zelfs voor de schepper. Die woorden zijn niet mijn woorden, maar die van Mahler. Hij had gelijk en heeft dat nog steeds. Hoe begrijpelijk of onbegrijpelijk wij iemands werk vinden, de maker heeft een reden om te maken wat hij of zij maakt ongeacht de consequenties. De maker kent die consequenties en verdisconteert die in zijn of haar besluit te maken wat men maakt. Mode is maar mode. Dit feit is bijna een dissident geluid in een cultuur (zeker de populaire) die besef van biografie, context en mode waaronder vooral politiek en economie een sterke zo niet beslissende stem geeft. De medewerkers aan deze bundel zien deze val en trappen er niet in. Rekening houden met is iets anders dan zich conformeren.

De tweede consequentie is voor de wetenschap. Wie denkt aan Franse muziek uit de periode 1880-1914 denkt aan Debussy en Ravel, daarna misschien Fauré en dan moeten velen nu nadenken. De status van die drie en de vergetelheid van de rest is geen gevolg van hun trouw aan de context maar van hun gevoel voor kwaliteit ongeacht wat de context daarvan vond. De drie zijn niet bekend dankzij maar ondanks de context, ook al vertoont hun werk nog zoveel sporen van de tijdgeest en ook al bedienen de mindere goden zich deels van hetzelfde materiaal. Kwaliteit was in de kunstenwetenschappen lange tijd taboe, begrijpelijk want niveau is moeilijk zo niet onmogelijk te bewijzen. Tegelijk is die kwaliteit voelbaar voor iedereen en het besef van kwaliteit heeft grote consequenties voor de werelden binnen en buiten de wetenschap. Een gevolg is dat materiaal inzake mindere figuren minder snel wordt bewaard en tegenwoordig minder snel wordt gedigitaliseerd waardoor we een behoorlijk niet-representatief beeld krijgen van een cultuur. Debussy was in zijn tijd in veel opzichten de grote uitzondering en pas goed na zijn dood de perfecte belichaming van zijn cultuur. De echte belichamers zijn waarschijnlijk terecht vergeten en doen nu hopeloos gedateerd aan; in de andere kunsten werkt het net zo. Deze waarheid is van alle tijden. Slechts een fractie van de bevolking rebelleerde in de jaren zestig; de grote veranderingen kwamen in de jaren zeventig; de doorbraak naar een breed publiek verdient meer aandacht.) Debussy blijft in beeld, mede omdat zijn werk telkens uitnodigt tot nieuwe creativiteit en perspectieven. Zo bezien zijn de laatste hoofdstukken in de bundel over recente interpretaties en creatieve verwerkingen geen toegift maar de consequentie van het inzicht dat de context, hoe boeiend ook – ik heb op dit punt veel geleerd – geen verklaring biedt voor de grootheid en mysterie van het werk, ook al kennen we elke noot van buiten. Dat inzicht bij de samenstellers van de delen uit deze serie en de manier waarop ze daarmee omgaan maakt deze reeks zeer de moeite waard.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links