Actueel (archief) Bachs Matthäus-Passion in Naarden 2010
© tekst en foto's: Aart van der Wal, april 2010 Zie ook: Bachs Matthäus-Passion: wel of niet dubbelkorig? Bachs Matthäus-Passion: een enkelkorige passie? Channel Classics neemt in Naarden de Matthäus-Passion op
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Is de de Matthäus-Passion nu wel of niet een dubbelkorige compositie, voor twee koren en twee orkesten? (klik hier voor een historisch overzicht). De discussie daarover barstte pas goed los na de publicatie van Daniel Melameds boek Hearing Bach's Passions (Oxford University Press, 2005). Deze Amerikaanse muziekwetenschapper betwistte daarin de juistheid van de in en buiten de historiserende uitvoeringspraktijk tot dan toe toegepaste symmetrische opbouw van het werk, met op het podium de gebruikelijke twee identieke groepen vocalisten en instrumentalisten, van dezelfde samenstelling en grootte. Alleen de evangelist en Jezus verbreken deze symmetrie (ze maken uiteraard alleen deel uit van het eerste koor, want van een dubbelrol is uiteraard geen enkele sprake). Van Veldhoven breekt in het programmaboekje, dat dit jaar de uitvoeringen van de Matthäus-Passion begeleidt, een lans voor de asymmetrische opzet door te stellen dat het beeld van de beide koren weliswaar vergaande overeenkomst vertoont, maar dat hun functie totaal verschillend is: 'Bach geeft grote prioriteit aan Coro I omdat daar het verhaal wordt verteld. Daar klinken ook de meeste en de belangrijkste aria's. Vrijwel altijd vervult Coro II een typische ripiënistenrol, maar het krijgt in de dialogen en de aria's een grote en ongebruikelijke mate van zelfstandigheid. Er is voortdurend sprake van een asymmetrische structuur waarbij de rollen zorgvuldig zijn verdeeld. Hierbij is geen sprake van gelijkwaardigheid maar van bewust gekozen verschillen.' En nu de praktijk! Hoe het asymmetrische karakter van de Matthäus-Passion dan vervolgens te vertalen naar klank? Als het beeld van de beide koren vergaande overeenkomsten vertoont, maar de functie ervan totaal verschillend is, zal dit in de uitvoering op de een of andere manier tot gelding moeten komen. Dat was ook wat Van Veldhoven per se wilde bereiken: dat de verschillende rollen van de beide ensembles in klank hoorbaar en in positie zichtbaar werden gemaakt. Van Veldhoven: "De solisten in Coro I worden aangevuld met acht ripiënisten om het klankvolume te verstevigen. De ripiënisten zingen in de koren en koralen en nemen daarnaast enige kleine rollen voor hun rekening. Voor Coro II heb ik gekozen voor een puur solistische bezetting. Daarin zingen slechts vier zangers alles wat op hun weg komt: aria's, koren en koralen. Bach laat de instrumenten in Coro II heel vaak meespelen met de zangers. Misschien wijst dat op een kleine bezetting. De vier zangers van Coro II hebben aan Bach hun dubbelfunctie te danken: meestal zijn het (onafhankelijke) ripiënisten, maar dan opeens moeten ze solo zingen en worden ze 'opgewaardeerd' tot echte concertisten."
De consequentie van Van Veldhovens benadering is dat de beide ensembles (Coro I en Coro II) ook fysiek van elkaar zijn gescheiden. In de Grote Kerk in Naarden beschikten ze ieder over een eigen podium. De beide podia stonden naast elkaar opgesteld, maar uiteraard wel met een tussenruimte die ik, gerekend van as tot as, schatte op zo'n meter of vijf. Daarmee werd de symmetrie, zoals die in de eerdere door Jos van Veldhoven geleide uitvoeringen strikt werd aangehouden, althans in de Grote Kerk van Naarden voor de eerste maal duidelijk verbroken. Ik roep alleen al de uitvoering van de Matthäus-Passion in maart 1997 in het Utrechtse Vredenburg in herinnering, met de beide instrumentale en vocale koren broederlijk op één podium (de 34 koorleden van de NBV waren daarbij keurig over de beide ensembles verdeeld, dus 17 per ensemble), terwijl ze nu, in Naarden, gescheiden waren. Hoe ver zal dit van Bachs eigen praktijk hebben afgeweken? Niet echt fundamenteel, want zoals we al zagen had Bach in de Thomaskerk het uitvoeringsapparaat in twee delen opgesplitst en de beide koren van een eigen continuogroep voorzien. Op de galerijen plaatste hij de vocale en instrumentale koren, terwijl behalve het grote orgel ook het zwaluwnestorgel werd ingezet. Dan was er het derde koor dat alleen uit jongenssopranen bestond en dat de cantus firmus in het openings- en slotkoor zong. Deze omstandigheden konden in de Grote Kerk in Naarden weliswaar niet worden nagebootst (galerijen zijn er sowieso niet), maar Van Veldhoven realiseerde in ieder geval wel de fysieke scheiding tussen de beide ensembles. Dat hij ook voor het tweede koor gebruik kon maken van zeer goede solisten (de sopraan Siri Karoline Thornhill, de countertenor Matthew White [Testis I], de tenor Charles Daniels [Testis II] en de bariton Sebastian Noack) leverde naast een grote rijkdom aan vocale kleuren de indrukwekkende invulling op van het persoonlijke karakter van de teksten. Dat is doorgaans het voordeel van een klein gehouden en kwalitatief zeer goede bezetting: meer persoonlijke expressie, een veel grotere rijkdom aan details en een grotere flexibiliteit. De kunst is dan vervolgens om de juiste balans te vinden tussen deze esthetice eigenschappen en het ontwikkelen van voldoende kracht en volume. Op papier lijkt dat allemaal veel eenvoudiger dan in de weerbarstige praktijk, waartoe ook de akoestische eigenschappen van de ruimte moeten worden gerekend.
Natuurlijk leverde de opstelling op twee van elkaar gescheiden podia de nodige praktische problemen op. Tijdens de repetities bleek al dat solisten en instrumentalisten door de fysieke afstand problemen met de coördinatie ondervonden. Tijdens een repetitie uitte de bas Peter Harvey (Christus) die zorg aan Van Veldhoven, die het heus wel goed begreep, maar de individuele, solistische rol van de bas nog eens duidelijk onderstreepte: "Uiteindelijk moet eenieder het gevoel hebben dat hij solo zingt en dat hij daarbij zijn eigen beslissingen neemt. Het uitgangspunt moet niet zijn dat er een groep is die de problemen wel zal oplossen." Later, tijdens een repetitie in de kerk loopt Van Veldhoven van zijn centrale dirigeerpositie naar het tweede koor: "Je hoort alles, maar het klinkt alsof er geen goede band is tussen orkest en zangers. Zo hoor ik het tenminste." Coro II kan Coro I inderdaad niet goed horen. Het is geen kwestie van volume maar van samenspel, mogelijk beïnvloed door ongewenste reflecties. Het is duidelijk dat er iets aan moet worden gedaan. Siri Thornhill (Coro I): "Het is zeer lastig en ik weet niet of het kan worden opgelost. We staan nu achter de strijkers en die hoor ik niet. Ik hoor de strijkers niet die met mij meespelen." Peter Harvey (Coro I): "Ons probleem is dat we het tweede koor niet kunnen horen. We worden omringd door zangers en musici." De onderlinge uitwisseling tussen musici en vocalisten van hun ervaringen met de klank levert in ieder geval niet op dat men elkaar te laat hoort. Uiteindelijk zal het neerkomen op enige kleine aanpassingen, daarbij misschien wel gesteund door de gedachte dat Bach in Leipzig wellicht soortgelijke problemen zal hebben ondervonden. Voor de toehoorders kan het evenwel betekenen dat niet alleen de fysieke maar ook de akoestische afstand tussen de beide koren toch hoorbaar wordt. Natuurlijk ligt dan auditieve chaos op de loer, maar naarmate de tijd vordert slagen de uitvoerenden er meer en meer in om aan het ruimtelijk effect een steeds beter reliëf te geven.
Tijdens de repetities kwam spontaan de gedachte bij me op dat dankzij het zo op het oog stoffige monnikenwerk in bibliotheken en archieven en al dat verdere muziekwetenschappelijke onderzoek naar gebruikte instrumenten en uitvoeringspraktijk in de achttiende eeuw niet alleen een nieuwe, maar bovenal een zeer inspirerende en springlevende uitvoeringspraktijk in het domein van de barokmuziek van de grond is gekomen. Wie had ooit kunnen denken dat die muziek zo'n dertig jaar geleden alom in een geheel ander daglicht kwam te staan en dat de vonken daarvan af zouden afspatten? Is dat geen wonderlijke paradox?
index |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||