Solisten

Anner Bijlsma 1934 ~ 2019

 

© Gerard van der Leeuw, oktober 2019

 

Ik heb ze niet geteld, maar ik moet een behoorlijk groot aantal opnames hebben met de grote drie: Frans Brüggen, Gustav Leonhardt en Anner Bijlsma. Na Leonhardt (2012) en Brüggen (2014) is nu ook Anner Bijlsma op 25 juli jl. overleden.

Anner Bijlsma (2014) (foto Andreas Terlaak)

Ik hoorde ze voor het eerst in de Matinee op de vrije zaterdag, Brüggen nog op een zilveren dwarsfluit, Leonhardt op een klavecimbel dat we nu een ‘spijkerpiano’ zouden noemen en Bijlsma op een cello met staartpen. Ik herinner me goed hoe ze op een keer na de pauze opkwamen, gingen zitten en het volgende stuk inzetten. Na een rare inzet stopten ze. Bijlsma kreeg een rood hoofd, pakte de muziek en draaide die schuldbewust om. De partituur stond op zijn kop op zijn lessenaar……

Bijlsma was een van de zeer groten in zijn vak. Hij speelde net zo lief en goed Messiaen als Boccherini. Zijn opname van het Tweede celloconcert van Sjostakovitsj is nog altijd ongeëvenaard. Maar als leerling van Carel van Leeuwen Boomkamp (1906-2000) kwam hij al vroeg in aanraking met wat we nu de ‘historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk’ noemen. En hoewel hij, net als zijn leermeester al op zeer vroege leeftijd solocellist bij het Concertgebouworkest werd, ging zijn voorkeur toch vooral uit naar de kamermuziek. Maar ook op dat gebied wisselde hij net zo makkelijk tussen oud en nieuw, of in zijn geval tussen Gustav Leonhardt en Reinbert de Leeuw. Samen met zijn vrouw Vera Beths en Jürgen Kussmaul richtte Bijlsma het ensemble L’Archibudelli op, waarmee hij naast veel onbekend repertoire (Joseph en Michael Haydn, Rejcha, Onslow, Spohr, Gade), ook de grote standaardwerken van Mozart, Beethoven, Mendelssohn, Brahms en Dvořák uitvoerde.

Bijlsma was een uiterst aimabel mens, die graag les gaf. Een van zijn leerlingen, Maarten Mostert is de initiator en artistiek leider van de Amsterdamse Cello Biënnale.

Anner Bijlsma repeteert voor zijn laatste concert (2006)
(foto Paul van Riel/Hollandse Hoogte)

Op 19 januari 1988 zou hij het celloconcert in A-groot H 439 spelen in een door Jorge Caryevschi en mij georganiseerde C.Ph.E. Bach-week. We hadden alles goed voorbereid: het conservatorium- orkest was ingezeept door oude muziek specialist Wim ten Have, het liep storm. Helaas: kort voor het concert kwam het bericht dat Bijlsma een auto-ongeluk had gehad: hij kon niet spelen. Hij heeft de whiplash die hij bij dat ongeluk opliep waarschijnlijk enigszins verwaarloosd. Het leidde tot een spieraandoening, die hem stilaan het spelen onmogelijk maakte. In 2006 trad hij voor het laatst op op de Cello Biënnale, uiteraard met werk van Bach, de componist die hem zijn leven lang bezig hield en waarover hij ook een boek schreef: Bach, The Fencing Master. Over een meer Italiaanse, meer retorische manier van strijken in de cellosuites van Bach. Destijds zei Bijlsma daarover in de NRC: Dat deed ik omdat ik vond dat Bach slecht werd uitgevoerd. Die muziek zit retorisch sterk in elkaar, maar dat moet je met streekvariaties duidelijk maken. Dus in de eerste suite niet alles onder één boog gladstrijken. Een van de ergste ontwikkelingen in de muziek is het vak solfège, waarin je leert om precies uit te voeren wat er staat. Maar niet elke kwartnoot is even lang, dat hangt maar net van de zinsbouw af. Vergelijk het met het reciteren van poëzie.*

Bijlsma over Bach:
'Je moet hem wel blijven studeren, anders geeft hij straf.'
Bijlsma over cellisten:
‘Wij cellisten, we weten niet veel, maar er is niets mis met onze intuītie.’

We zullen hem missen.

___________________
* Cellisten zijn nu eenmaal ijdel, NRC Handelsblad, 13 oktober 2014.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links