Solisten In memoriam Teresa Berganza (1933~2022)
© Paul Korenhof, mei 2022
|
||||||
Jeugdindrukken kunnen heel sterk zijn en voor mij geldt dat in het bijzonder voor een van de weinige in alle opzichten ideale voorstellingen die ik heb meegemaakt (en ook toen was ik al heel kritisch!). Dat gebeurde op 19 juni 1962 in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag: de première van Il barbiere di Siviglia in het kader van het Holland Festival met een ware topbezetting: Carlo Maria Giulini dirigeerde het Residentie Orkest en op het toneel stonden Renato Capecchi, Luigi Alva, Fernando Corena en Ugo Trama naast een vocaal betoverende en in spel sprankelende Teresa Berganza als Rosina.
Zelf zat ik van mijn opgespaarde zakgeld op de eerste rij van het schellinkje (rij 1, stoel 50 - akoestisch de beste plaats van het theater) en ik wist niet wat mij overkwam. Dit was dus ook opera en zo klonken deze stemmen 'in het echt'! Tot mijn grote spijt had ik geen kaartje gekocht voor de tweede voorstelling, want mijn zakgeld was beperkt en er was nog veel meer wat ik wilde zien, maar dat maakte misschien dat ik die voorstelling extra sterk in mij heb opgezogen. Haar grote faam verwierf zij echter in het theater met de opera's van Mozart en Rossini. Haar soepele mezzosopraan stelde haar in staat om zo ongeveer alle rollen voor eerste en twee sopraan van Mozart te zingen (haar opnamen van de aria's van Fiordiligi en Susanna bevestigen dat ten overvloede). Daarnaast maakte haar romige, fluwelen timbre haar de ideale Dorabella, Cherubino en Sesto naast helderder getimbreerde zangeressen in de rollen voor 'eerste sopraan'. Hoewel Berganza zelf - zij het met gering verschil - Mozart op de eerste plaats stelde, gold zij voor het internationale operapubliek vooral als de Rossini-vertolkster bij uitstek, en terecht. Met haar timbre plaatste zij Rosina, tot die tijd vaak door lichte sopranen gezongen, definitief naast Isabella (L'Italiana in Algeri) en Angelina (La Cenerentola) in het repertoire van de lyrische mezzosopranen. Haar perfecte techniek en haar geraffineerde kleuring verleenden daarbij - in combinatie met de subtiele frasering van de liedzangeres - Rossini's coloraturen een expressiviteit die ver uitsteeg boven gewone virtuositeit.
Daarnaast had zij een zwak voor de 'Spaanse' Rosina, die lange tijd gold als haar muzikale visitekaartje. Later werd dat de eveneens 'Spaanse' Carmen, die zij voor het eerst en met enorm succes zong onder Claudio Abbado tijdens het Edinburgh Festival 1977. Toen ik haar tijdens een van onze laatste ontmoetingen vroeg waarom zij zo lang gewacht had met een rol die in alle opzichten ideaal voor haar leek, was haar antwoord veelzeggend: "Rosina voelde altijd aan als míjn rol en Carmen vraagt om zo'n andere manier van omgaan met je stem, dat ik daarna Rosina nooit meer had kunnen zingen zoals ik het daarvóór deed!" Een wezenlijk onderdeel van Berganza's uitstraling was haar gevoel voor humor, waarmee zij al in 1962 de Koninklijke Schouwburg aan haar voeten kreeg. Op plaat en cd resulteerde dat in een heerlijke opname van La Périchole van Offenbach en in diverse opnamen van hoogtepunten uit zarzuela's. De charme waarmee zij deze 'lichte' muziek zingt, maakt die opnamen tot een onderdeel van haar fonografische nalatenschap die mij even dierbaar is als haar opnamen van opera's en liederen. *) index |
||||||