Opera & Operette

Wagneriaanse vruchtbaarheid

Tannhäuser in de Koninklijke Muntschouwburg te Brussel

 

© Paul Korenhof, juni 2004

 

Wagner: Tannhäuser. KMS Brussel, gezien op 16 juni 2004.

Adrienne Dugger (Elisabeth), Natasja Petrinski (Venus), Louis Gentile (Tannhäuder), Daniel Kirch (Walther), Stephan Loges (Wolfram), Andrew Greenan (Biterolf), Stephen Milling (Landgraf) e.a.

Regie, choreografie en toneelbeeld: Jan Fabre, Kostuums: Jan Fabre en Daphne Kitshcen

Ensemble van de Nationale Opera, dirigent: Kazushi Ono.

Muntschouwburg Brussel t/m 30 juni (details: www.demunt.be)


Een Brusselse Tannhäuser in de regie van Jan Fabre toont ons weer eens een heel andere visie op Wagners 'romantische opera'. Als aan het slot Tanhäuser sterft nadat Elisabeth zich voor hem heeft opgeofferd, verzinkt de Venusberg niet in de grond, maar treedt Venus met haar gevolg naar voren met negen spiernaakte en hoogzwangere volgelingen in bevallige Botticelli-poses. Niet de geboorte van één Venus wordt hier voorspeld, maar die van maar liefst negen nieuwe Venusjes of Tannhäusertjes, onmiskenbaar allemaal ontsproten aan het zaad van de zojuist overleden minnezanger.

Dat beeld komt niet uit de lucht vallen. De verwijzingen naar Botticelli's Geboorte van Venus hebben we eerder gezien en zeker aan naakte wulpsheid is tijdens de hele opera geen gebrek geweest. We hebben het uitgebreid voorgeschoteld gekregen tijdens het overgrote deel van de eerste akte (in de 'Parijse versie') en het werd nog eens dunnetjes overgedaan tijdens het laatste deel van de derde akte. En niet alleen werd de toeschouwer daarbij getracteerd op negen hoogzwangere schoonheden, maar ook op een uitgebreide dansgroep waarin de dames duidelijk nog minder ver gevorderd waren.

De echte liefhebbers van naaktballet hoefden zich overigens niet naar Brussel te haasten, want zelden was naakt slaapverwekkender dan op het toneel van de Munt. Indachtig zijn adagium dat je ieder effect zo lang mogelijk moet uitspinnen en zo vaak mogelijk moet herhalen, had Jan Fabre het in deze opera niet gezocht in spanning en afwisseling, maar in een eindeloos 'veel van hetzelfde', en dan krijg je als toeschouwer toch wel een sterke aandrang tot gapen. Dat herhalingseffect uitte zich ook in een overdaad aan clowns (de zotheid van de gevestigde orde? - het is beter me maar niet te vragen wat het met Tannhäuser te maken heeft, maar het hele koor zag eruit als een kleurrijke verzameling Bassies en Popovs) en ook was er de nodige clownsfiguratie - natuurlijk al dan niet naakt (de zotheid van de van seks bezetenen?). Het hoogtepunt voor Fabre-adepten was ongetwijfeld een zittend clowntje dat gedurende de gehele tweede akte een liggend clowntje van links naar rechts en terug langs de achterwand van het decor sleepte. Ook hiervan ontging me de diepere bedoeling, maar het werkte weer als een probaat middel tegen slapeloosheid.

Slotscène uit Tannhäuser van Richard Wagner - KMS Brussel, Copyright: Johan Jacobs

Temidden van al deze 'vondsten' spelen de avonturen van ridder Tannhäuser zich af als een romantisch stripverhaal waarvoor inspiratie werd gezocht in middeleeuwse miniaturen. In de Venusberg was er weinig interactie tussen de beide hoofdpersonen en de orgiastische taferelen op de achtergrond en ook de zangwedstrijd en het grote ensemble daarna voltrokken zich redelijk ongestoord. De derde akte bleek de overtuigendste (afgezien van het reeds gesignaleerde slottafereel) en daar bleek het naaktballet zich ook functioneel in de handeling te voegen.

Ondertussen kreeg Wagners muziek weinig steun vanuit de orkestbak, waar Kazushi Ono zich bij lange na niet de orgiastische Wagner-dirigent betoonde waar juist deze productie om vroeg. Hij trok voortdurend aan het tempo om de muziek eindeloos uit te spinnen, leek ieder detail te willen koesteren en miste daarbij vrijwel alle climaxen waarvan Wagner deze partituur zo rijkelijk voorzien heeft. Arme zangers. Zij deden hun best, met voorop Louis Gentile als een vocaal bescheiden maar muzikale Tannhäuser en Adrienne Dugger als een betrouwbare maar weinig meisjesachtige Elisabeth, die het overigens zeer aannemelijk maakte dat haar geliefde ridder zijn lichamelijk genot buiten de deur ging zoeken. Bij de voorstelling van 16 juni werd bariton Roman Trekel vervangen door de jonge Stephan Loges,die een belofte lijkt voor de toekomst, maar die nu nog de autoriteit mist om zich in de tweede op te werpen als tegenspeler van Tannhäuser.

Pikant detail: de ontoereikende Venus van Natasja Petrinski, een zangeres met een helaas weinig sensuele uitstraling, had tijdens de repetitieperiode haar rol overgenomen van een andere zangeres, die zich had teruggetrokken omdat zij hoogzwanger was.


Paul Korenhof, van huis uit literator en dramaturg met een grote passie voor de muziek, was gedurende vele jaren theatercriticus voor achtereenvolgens de Leidse Courant, het Leidsch Dagblad (GPD) en de Brabant Pers, waarbij hij zich steeds meer specialiseerde op het muziektheater, Daarover schreef hij ook gedurende een kwart eeuw in diverse tijdschriften, waaronder het maandblad Luister, waarvan hij tien jaar hoofdredacteur was. Hij was hoofd van de afdeling dramaturgie van De Nederlandse Opera, doceerde als gast aan diverse universiteiten, maakte een serie televisieprogramma's over de componist Giuseppe Verdi en verzorgt al dertig jaar een wekelijks radio-programma over opera. Hij had zitting in diverse commissies en besturen, waaronder gedurende tien jaar het hoofdbestuur van de Association Internationale des Critiques de Théâtre. Hij is auteur van onder andere de Nieuwe Encyclopedie van de Opera (2003) en eindredacteur/co-auteur van De Koninklijke Schouwburg 1804-2004.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links