Opera & Operette

Siegfried in de Efteling

 

© Paul Korenhof, september 2011

 

Wagner: Siegfried
Mati Turi (Siegfried), Adrian Thompson (Mime), Harry Peeters (Der Wanderer), Nicholas Folwell (Alberich), Mika Kares (Fafner), Ceri Williams (Erda), Judit Németh (Brünnhilde), Machteld Baumans (Waldvogel)
Orkest van het Oosten
Dirigent: Ed Spanjaard
Regie: Antony McDonald
Voorstelling van de Nationale Reisopera, gezien in de Stadsschouwburg Enschede op 25 september 2011. Volgende voorstellingen: 28 september, 1, 4, 7 en 11 oktober.
Uitzending via Opera Live (Radio Vier): zaterdag 1 oktober, 19.00 uur

Derde bedrijf, scene 1
Erda (Ceri Williams), Der Wanderer (Harry Peeters)

Foto: Marco Borggreve (© Nationale Reisopera)

Bij de première van Das Rheingold, twee jaar geleden, heerste bij de Nationale Reisopera een begrijpelijke euforie. Dat de Reisopera de status van 'provinciegezelschap' reeds lang was ontgroeid, wist iedereen al lang, maar de omstandigheden waaronder gewerkt moest worden, waren daarbij enigszins achtergebleven. Met de bouw van een uitstekend geoutilleerd nieuw muziektheater in Enschede was daarin verandering gekomen en kon intendant Guus Mostart een lag gekoesterde droom van het hele gezelschap verwezenlijken: een 'eigen' productie van Wagner's vierdelig magnum opus Der Ring des Nibelungen.

Op zondag 25 september, bij de première van Siegfried, het derde deel van de Ring-cyclus, was de stemming aanvankelijk heel wat minder euforisch. In de rigoureuze bezuinigingsronde van staatssecretaris Zijlstra was de Reisopera weliswaar niet volledig geschrapt, maar wel was de subsidie dusdanig verminderd, dat het gezelschap zelf tot opheffing had moeten besluiten. De voorstelling van Götterdämmerung, het laatste deel van de tetralogie, wordt op 30 september 2012 tevens de laatste première van het gezelschap. Van de geplande uitvoering van de complete Ring in het Wagner-jaar 1913 zal het niet meer komen...

Wagner-dirigent
Opheffing of niet, in de loop van de voorstelling keerde de euforie wel terug en de belangrijkste bijdrage daaraan werd zonder enige twijfel geleverd door Ed Spanjaard, zonder meer de meest ondergewaardeerde dirigent van Nederland en een Wagner-dirigent in optima forma. Gepokt en gemazeld in het vak, onder meer als directie-assistent bij de Bayreuther Festspiele, kent het de Ring des Nibelungen als zijn broekzak. Dat moet ook wel bij zo'n veeleisende partituur, maar wederom bleek hij hier in staat een solistenteam met meerdere roldebutanten en een in deze materie onervaren orkest langs alle klippen en afgronden te leiden.
Dat iedereen niet alleen zonder kleerscheuren de eindstreep haalde en daarbij ook nog tot (soms onverwacht) goede prestaties kwam, is op zich al een grote verdienste. Het aandeel van Spanjaard ging echter verder. Niet alleen kent hij deze muziek als geen ander, hij beschikt ook over het specifieke gevoel voor Wagner's idioom dat een dirigent tot een echte 'Wagner-dirigent' maakt, de gave om met een zinderende orkestklank een constante golfbeweging door te trekken waarbij voortdurende kleinere climaxen in grotere climaxen geïntegreerd worden zonder dat de spanning daarbij voortijdige ontladen wordt. Zijn opbouw van de driedelige eerste akte naar een onvervalst stretta was adembenemend en de meer fragmentarische structuur van het tweede bedrijf combineerde uitbundige momenten met sfeerschilderingen die bezield werden met een 'debussyaans' impressionisme.

Eerste bedrijf, scene1
Mime (Adrian Thompson), Siegfried (Mati Turi)
Foto: Marco Borggreve (© Nationale Reisopera)

Spanningsboog
Hoogtepunt werd echter het derde bedrijf, het moment waar de 'rijpe Wagner' in de Ring-partituur doorbreekt. Na een voorspel vol orkestrale gloed, waarin hij toewerkte naar een grootse climax, slaagde hij erin de opgebouwde stuwkracht onverminderd vol te houden tijdens de eerste twee scènes om vervolgens af te sluiten met een durende slotscène die in alle opzichten de muzikale kroon op het werk werd. Niet zelden maakt het bijna veertig minuten durende duet van Siegfried en Brünnhilde een beetje de indruk van het toefje slagroom op een gebakje. Het hoort er wel bij, maar toch niet helemaal. Niets daarvan bij Ed Spanjaard, die in de traditie van waarlijk grote voorgangers in dit vak het hele werk leek te vangen onder één grote spanningsboog, waarin van meet af aan naar die slotscène leek te worden toegewerkt.

Niveau
Bij de solisten handhaafden Harry Peeters (Wanderer), Nicholas Folwell (Alberich) en Judit Németh (Brünnhilde) het niveau dat zij in de beide vorige delen hadden opgebouwd. Ceri Williams (Erda) had zich echter ontwikkeld van een tamelijk kleurloze 'alwetende' Erda tot een driedimensionale moederfiguur vol twijfels en angsten, die op overtuigende wijze Wotan met lege handen liet staan. Als Mime profiteerde Adrian Thompson dankbaar van het feit dat Wagner deze babbelzieke dwerg in het derde deel van zijn tetralogie beduidend meer kansen geeft dan in Das Rheingold en behalve een uitstekend zanger ontplooide de Engelse tenor zich als een verrukkelijke komediant die daarmee duidelijk de sympathie van het publiek wist te winnen.
Aan het slot van zijn 'smeedlied' leek het erop dat de Finse tenor Mati Turi bij zijn allereerste Siegfried de finale niet zonder kleerscheuren zou halen. Ieder angst bleek echter overbodig en tijdens de lang slotscène toonde hij zowel vocaal als interpretatief een opmerkelijke affiniteit met deze zware rol. Datzelfde gold in iets mindere mate voor Judit Németh, die muzikaal tot een uitmuntende vertolking kwam (afgezien van een niet helemaal geslaagde 'hoge c' aan het slot), maar die niet helemaal gestalte wist te geven aan de angst en de gêne waarmee Brünnhilde zich onderwerpt aan de man die haar wakker heeft gekust.

Derde bedrijf, scene 3
Brünnhilde (Judit Németh), Siegfried (Mati Turi)
Foto: Marco Borggreve (© Nationale Reisopera)

Alledaags realisme
Ten aanzien van de enscenering kunnen we na driekwart Ring des Nibelungen in ieder geval constateren dat regisseur Antony McDonald uiterst consequent is in zijn aanpak en eenmaal uitgezette lijnen ook heel duidelijk weet door te trekken. Evenals zoveel andere regisseurs in deze tijd probeert hij wel Wagner's tetralogie zoveel mogelijk te ontdoen van zijn mythische gelaagdheid.
Zo'n benadering valt te verdedigen, maar als Wotan bij Erda op bezoek gaat en zijn jas en hoed aan een spijker in haar slaapkamer hangt, dreigt niet alleen het gevaar van een associatie met Die Dreigroschenoper van Kurt Weill en Bertolt Brecht, maar wordt het muziekdrama van Wagner ook ontdaan van zijn 'diepere bedoeling'. Althans scenisch, want het blijft een merkwaardig dualisme dat in zulke voorstellingen de muziek toch een ander verhaal lijkt te vertellen dan het toneelbeeld.
Gelukkig blijft het 'verhaal dat McDonald vertelt, ondanks het alledaags realisme in de vormgeving met Wotan als een soort directeur van een sanatorium in de bergen (Das Rheingold), in grote lijnen wel parallel lopen met het verhaal van Wagner. Het realisme levert hier in het huis van de aan lager wal geraakte smid Mime echter wel rommelige beelden op, terwijl van de scène van Mime en de Wanderer weinig spanning en zeker geen dreiging uit gaat. De woudscènes van het tweede bedrijf bevatten ook weinig poëzie, terwijl de scènes met zowel de draak als de gedanste woudvogel meer aan de Efteling dan aan de Edda doen denken. Het bezoek van de Wanderer aan het boudoir van Erda en de beperkte speelruimte tijdens de daarop volgende scène met Siegfried maken meer de indruk van toneeltechnische noodoplossingen dan van weloverwogen keuzes en zonder mythische dieptewerking loopt het slotduet het gevaar te ontaarden in een half uur 'zullen we wel of zullen we niet'. Dat de voorstelling desondanks zoveel indruk maakt, is te danken aan de man die zes uur lang Wagner's werk met zoveel gloed verdedigde: Ed Spanjaard.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links