![]() Opera & Operette Stripverhaal als opera
© Paul Korenhof, februari 2011
|
||
Wagemans: Legende - De ontsporing van Meneer Prikkebeen Yves Saelens (Dr Festus), Helena Rasker (Ursula), Elzbieta Szmytka (Nel, Polyandus), Thomas Oliemans (Pontus), Marcel Beekman & Dennis Wilgenhof (Zamar) e.a. Een componist zonder literaire aanleg, misschien zelfs zonder groot taalgevoel, zou twee keer moeten nadenken eer hij zich zette aan het schrijven van een opera en hij zou zeker niet zelf het libretto moeten schrijven. Als het daarbij bovendien ging om zijn eerste grote theaterwerk, zou hij zich bovendien goed moeten laten adviseren en begeleiden ten aanzien van de dramaturgische opbouw. Peter-Jan Wagemans toonde zich ditmaal echter niet alleen een groot bewonderaar van Wagner, maar voor zijn eerste opera nam hij hem ook tot voorbeeld door zelf het libretto te schrijven voor een werk van waarlijk wagneriaanse lengte. Legende, in 2007 in concertante première gegaan tijdens een door Jaap van Zweden geleide ZaterdagMatinee, is gebaseerd op het bekende 19de-eeuwse stripboek Voyages et Aventures du Dr. Festus van de Zwitserse tekenaar Rodolphe Töpffer. As doorgewinterde wagneriaan besloot Wagemans de komische avonturen van de vlindervangen ('Professor Prikkebeen') te combineren met andere elementen om zo een waar 'muziekdrama' te creëren, als een nieuwe mythe over de plaats van de mens in deze wereld. Wagneriaanser kan het bijna niet. In drie bedrijven, betiteld als 'atto buffo', 'atto drammatico' en 'atto mistico', komen de realistisch getekende personages van Festus en zijn zuster Ursula in contact met diverse fantastische en allegorische verschijningen. Centraal daarbij staat de rol van de tweehoofdige despoot Zamar, een creatie van Wagemans, die Festus dwingt op zoek te gaan naar een nieuwe en hopelijk betere wereld.
Al met al beschikte Wagemans zeker over een veelbelovend uitgangspunt, terwijl zijn muzikale taal, meer dan eens gekarakteriseerd als een muzikaal mozaïek, op voorhand uitstekend bij het allegorische gegeven lijkt te passen. Jammer is dat hij het effect van zijn kleurrijke en als totaliteit ook bijzonder coherente partituur zo verzwakte door een overvloed aan thema's, motieven en dramaturgische zijsprongen die op den duur funest bleken voor de dramatische zeggingskracht. Het zwakste punt bleek echter het libretto. De kinderlijke opzet kan wellicht nog worden toegeschreven aan het eraan ten grondslag liggen de stripverhaal, maar de gezongen teksten waren van een tenenkrommend ridicuul niveau en het taalgebruik kwam in al zijn hulpeloosheid zo mogelijk nog lachwekkender over. De keuze van woorden en klanken demonstreerde niet alleen een gebrek aan taalgevoel, maar ook een totaal gebrek aan inzicht in het samengaan van klanken en gezongen noten, culminerend in momenten waarop een solist een belangrijke frase moest afsluiten op een vijwel onzingbare toonloze lettergreep ('gelukkig'). Al met al kan men alleen maar de grootste bewondering hebben voor de inzet van alle participanten, van de technische staf van De Nederlandse Opera tot het uitstekend spelende Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Reinbert de Leeuw, het Nederlands Operakoor en de solisten. Opmerkelijke bijdragen kwamen vooral van Yves Saelens (Festus), Helena Rasker (zijn zuster Ursula), Elzbieta Szmytka (zijn geliefde Nel), maar de zwaarste taak was weggelegd voor Thomas Oliemans als Pontus, een meer abstract dan concreet en bovendien nog stotterend fantasiepersonage met teksten die meer dan eens absoluut ongeschikt waren om te worden gezongen - zeker op de muziek die Wagemans erbij had bedacht. De productie werd echter vooral gered door de adembenemende toneelbeelden van Marc Warning en de ingenieuze manier waarop regisseur Marcel Sijm de fantastische stripwereld van Töpffer en Wagemans een maximum aan dramatische samenhang wist te verlenen. Hoewel ook dit de essentiële zwakte van het werk niet kon verbloemen, zorgde het wel voor een avond vol visuele magie en aangename diversiteit. index |
||