Opera & Operette

Nederlandse Butterfly in Scheveningen

 

© Paul Korenhof, september 2015

 

Annemarie Kremer als 'Butterfly'. Foto: Marco Borggreve

Vijftig jaar geleden zag ik Jeannette van Dijck enkele malen als een ontroerende Madama Butterfly naast Frans van Daalen als een lyrische Pinkerton en verder onder meer een mooie Suzuki van Sophia van Sante en een vaderlijke Sharpless van Paolo Gorin. Van die serie is vooral de voorstelling in de Koninklijke Schouwburg mij bijgebleven, omdat ik mij daar, schuin boven het door Arrigo Guarnieri gedirigeerde orkest, mij voor het eerst bewust werd van de genialiteit van Puccini's partituur. Sindsdien heb ik veel mooie Butterfly´s gehoord, maar niet meer van een Nederlandse sopraan, dus de voorstelling door de Nederlandse Reisopera met Annemarie Kremer in de titelrol stond hoog op mijn verlanglijstje.

Op een ander verlanglijstje stond een bezoek aan het Zuiderstrandtheater in Scheveningen, dat tijdelijk de lacune moet opvullen die ontstaat omdat - in het kader van de bekende Haagse kapitaalvernietiging - het Lucent Danstheater tegen de grond moet. Een voorstelling van Madama Butterfly op 24 september bleek de ideale gelegenheid om beide wensen tegelijk in vervulling te laten gaan en daar heb ik geen spijt van gehad. Je moet vooraf even uitzoeken hoe je er komt, zowel per auto als per openbaar vervoer, maar er zijn ergere dingen in het leven en het resultaat loonde de moeite ruimschoots.

Om met het theater te beginnen: bij een leegstaande loods in het Scheveningse havengebied werd een sobere maar uiterst functionele zaal gebouwd, zonder rood, zonder pluche en zonder verdere opsmuk, maar wel met prachtig uitzicht en met ruime foyers. De trappen naar de 'achterzaal' zijn wat benauwd en ook heeft de zaal weinig loopruimte doordat er plaats moest zijn voor circa duizend stoelen. Voor mensen met lange benen is het soms misschien een beetje krap, maar de stoelen zelf zijn uiterst comfortabel en door het sterk oplopende amfitheater blijken de zichtlijnen beter dan in enige andere zaal in ons land. Dames kunnen er zelfs probleemloos een niet al te grote hoed ophouden (wat ook gebeurde...)
Niet alleen het interieur (grijze wanden met grote akoestische schilden) doet sterk denken aan het Lucent Danstheater, ook de akoestiek komt redelijk overeen, althans waar het bij een opera de solistische bijdragen betreft. De orkestbak lijkt een beetje gedempt en het kan geen kwaad als daaraan iets verbeterd wordt, maar als geheel is het een theater waar ik zeker nog een aantal malen voor mijn plezier heen zal gaan. (Ook naar de visrestaurants in de buurt trouwens.) Een minpuntje is het feit dat de orkestbak blijkbaar geen ingang onder het toneel heeft, zodat bij het uitgaan van de zaal orkest en publiek zich van dezelfde (te) smalle doorgang moeten bedienen.

Redelijk traditioneel
Met respect voor alle andere betrokken moet gesteld worden dat de voorstelling van de Nationale Reisopera geheel en al gedragen werd door Annemarie Kremer in de titelrol. Cio-Cio-San is een echte 'stemmenkiller', zeker in het tweede bedrijf, maar dat bleek voor de Drentse sopraan evenmin een probleem als het combineren van zang met doorleefd acteren. Hooguit kan men haar iets meer 'Italiaanse' coaching toewensen, zodat meer van Puccini's 'piccole cose' in haar voordracht hoorbaar worden.
Een regie met meer aandacht voor het Japans-kinderlijke element kan trouwens evenmin kwaad, want op dat punt liet de sobere maar redelijk traditionele enscenering van Laurence Dale het wel enigszins afweten. Het ene moment zagen we semi-Japanse kostuums en gebaren en het volgende moment omhelsden Cio-Cio-San en Suzuki elkaar als westerse vrouwen. Onlogisch, evenals het feit dat de eerste scènes werden 'opgevrolijkt' door Amerikaanse matrozen die wel erg familiair met hun officier omgingen, terwijl het muzikaal kleurrijke slot van het tweede bedrijf scenisch in kleurloosheid ten onder ging. Psychologisch onjuist was bovendien dat de regisseur Cio-Cio-San met het (voor haar heilige) harakiri-mes van haar vader de huwelijksmakelaar Goro te lijf liet gaan. Het had allemaal iets meer 'in stijl' gekund en het draaitoneel dat regelmatig refereerde aan het schip van Pinkerton, bood ook meer mogelijkheden dan hier benut werden.

De vooral in het eerste bedrijf scherp gekarakteriseerde Goro van Robert Burt was een andere vocale uitschieter van deze voorstelling, evenals de moederlijke, met een ronde alt gezongen Suzuki van Qiu Lin Zhang. Als Pinkerton viel Bruno Ribeiro in voor de oorspronkelijk aangekondigde Eric Fennell en na een scherp gezongen, slordig geacteerde opening kwam hij tot een redelijke, soms ook wat larmoyante vertolking. In ieder geval was zijn bijdrage geloofwaardiger dan die van Roderick Williams, wiens stuntelige Sharpless vooral in het eerste bedrijf meer weg had van schooltoneel dan van een professioneel geacteerde Amerikaanse consul.
In de bak voorzagen Het Gelders Orkest en HET Symfonieorkest de solisten van een degelijk muzikaal tapijt. Hoewel de typisch pucciniaanse rubati een beetje ontbraken, liet dirigent Timothy Henty daarbij zowel de lyrische momenten als de climaxen goed tot hun recht liet komen. De bijna overvolle zaal bood een schril contrast met de lege plekken die enkele dagen eerder bij Der Rosenkavalier in het Muziektheater te zien waren.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links