 |
Blik op het varende theater vanuit de 'orkestbak'
(Foto: PK) |
Wagner: Das Rheingold
Nanco de Vries (Wotan), Peter Arink (Donner), Pascal Pittie
(Froh), Marcel Reijans (Loge), Wilke te Brummerstoete (Fricka), Martina
Prins (Freia), Pierre Mak (Fasolt), Bart Driessen (Fafner), Anthony
Heidweiller (Alberich), Mark Omvlee (Mime), Simone van Lieshout Woglinde),
Ellen van Beek (Wellgunde), Elizabeth Veilleux (Flosshilde)
Utrechtsch Studenten Concert
Dirigent: Bas Pollard
Regie: Wim Trompert
Gezien: Arnhem, 9 juli 2013
Volgende voorstellingen: Utrecht 12 en 15 juli, Amsterdam 18 juli,
Rotterdam 21 en 23 juli
Documentaire: Nederland 2, 14 juli, 13.00-14.00 uur
Het lijkt een jongensdroom: met je eigen orkest en op je eigen boot
concerten geven en daarmee de rivier afreizen, een soort Show Boat,
maar dan klassiek gericht en op zijn Europees. Bij het Utrechtsch Studenten
Concert leefde dat idee al jaren, maar vooral om praktische redenen
kwam het er niet van.
De nadering van weer een lustrum, waarbij dit keer het 190-jarig bestaan
samenviel met het 200ste geboortejaar van Richard Wagner, stak het idee
weer het hoofd op en kennelijk luidde ditmaal het devies: als we nu
toch zoiets geks gaan doen, laten we het dan maar meteen heel groots
aanpakken. Geen concerten dus, maar een complete opera, geënsceneerd
en met professionele solisten. En als het schip dan toch over de Rijn
gaat varen, dient zich meteen Das Rheingold aan, ook niet bepaald een makkelijke opera, maar ach, als we nu toch
ambitieus bezig zijn…
Uit alle voorpubliciteit is duidelijk geworden met hoeveel inzet, lef
en enthousiasme alle hobbels genomen werden, waarbij de leden van het
USC heel handig van de nood een deugd maakten. Overal waar ze maar konden
of moesten aankloppen, gooiden zij hun eigen gebrek aan ervaring als
ontwapenend wapen in de strijd, en dat charmeoffensief werkte beter
dan zij waarschijnlijk zelf verwachtten.
Het resultaat: alle vergunningen kwamen rond, de noodzakelijke sponsoring
werd gevonden en een binnenvaartschip van 135 meter lang en 14 meter
breed, de MVS Oriana, werd omgebouwd tot varend operatheater met een
zaal voor vijfhonderd toeschouwers. Daarin ging op 2 juli in Koblenz
Das Rheingold op de Rijn in première,
waarna een varende tournee langs zes steden begon, die op 23 juli Rotterdam
zal eindigen. Om te bewijzen dat Wagner geen 'museumkunstenaar' is,
werd de opera bovendien gecombineerd met een 'wagneriaanse popshow'
onder de titel The Wagner Experience.
Vloeibaar goud
Hoe indrukwekkend de laadbak van een zo'n Rijnaak ook is (vergelijkbaar
met de inhoud van tweehonderd vrachtwagens) de ruimte zelf roept natuurlijk
ook beperkingen op, niet alleen ten aanzien van het maximale aantal
toeschouwers. Doordat in de lengte gewerkt moet worden, is het om te
beginnen onhandig het orkest vóór 'het toneel' te plaatsen,
aangezien dat de zichtlijnen van de toeschouwer zou verstoren. De zangers
moeten dus spelen met het orkest in de rug, wat in zo'n relatief smalle
ruimte voor de dirigent de nodige coördinatieproblemen oproept.
Het regieteam heeft daarbij het probleem dat er geen zijtonelen zijn,
wat de opkomsten bemoeilijkt, terwijl het werken met decors zelfs vrijwel
onmogelijk wordt. Regisseur Wim Trompert en ontwerper Eric Goossens
losten dat probleem met een grote bak die zowel waterbassin (de Rijn)
als speelvlak kon zijn, terwijl een door het orkest oplopend voetpad
met rails op meerdere wijze bruikbaar werd voor zowel de meer spectaculaire
opkomsten en als verbinding met het Walhalla.
De Rijn diende eveneens als fysiek uitgangspunt voor het regieconcept.
Door de rivier te zien als economische slagader voor het Ruhrgebied
en de Lage Landen, sloot Trompert aan bij de ooit door G.B. Shaw in
The Perfect Wagnerite gelanceerde 'kapitalistische' duiding van Wagner's
Ring, die na veel onbegrip sinds de visie van Patrice Chéreau
(Bayreuth 1976) min of meer algemeen aanvaard wordt.
In een theaterruimte die door zijn aard al vraagt om een concrete invulling,
streefde Trompert daarbij naar een zo helder mogelijke invulling, als
een parabel zonder symboliek, die vooral berust op een gedetailleerde
personenregie. Het 'publieksvriendelijke' resultaat bleek bijzonder
effectief, terwijl bovendien details naar voren kwamen die meestal onopgemerkt
blijven (of gewoon ontbreken…). Zonder al te veel nadruk werden
Wotan's zucht naar macht, het egoïsme van Fricka en de schaamte
van Freia aan het slot elementen die het gebeuren niet alleen verduidelijkten,
maar ook wezenlijk onderdelen werden van Wagner's totale Ring-idee.
Virtuoze Alberich
Voor de solisten vormde het werken in dit toch ietwat provisorische
theater kennelijk geen grote handicap. Dat gold vooral voor de bariton
Anthony Heidweiller, met een heldere, kernachtige bariton, een gymnastische
fysiek en een expressieve mimiek onder deze omstandigheden een virtuoze
Alberich die de tweede helft van de voorstelling volledig beheerste.
Op het cruciale moment van de vervloeking ontbrak het hem een beetje
aan metalig venijn, maar zijn vertolking als geheel deed hem in Arnhem
terecht uitgroeien tot een publiekslieveling.
Voor andere positieve bijdragen zorgden vooral Marcel Reijans als een
mooi lyrische Loge, Wilke te Brummelstoete als een sterk gekarakteriseerde
Fricka, Mark Omvlee als een goed getypeerde, vocaal misschien iets te
'heldische' Mime en de warm getimbreerde Cecile van 't Sant als een
in alle opzichten opvallend sterke Erda. Van de rol van Froh is weinig
meer te maken dan de altijd betrouwbare Pascal Pittie hier ten beste
gaf, Martina Pons klonk fraai maar in de smalle ruimte misschien iets
te rijp voor Freia, terwijl de Wotan van Nanco de Vries in zijn uitstraling
niet altijd overtuigde als oppergod (of 'bovenbaas').
De echte hoofdrol in Das Rheingold op
de Rijn was natuurlijk weggelegd voor de leden van het Utrechtsch Studenten
Concert. Het was hun idee, hun feestje en zij waren het ook die dit
alles mogelijk hadden gemaakt. Feilloos liep het niet, maar dat is zeker
ook het gevolg van alles wat Wagner de musici, en vooral de blazers
op hun boterham geeft, en niet alleen in de eerste drie minuten! Over
het geheel wisten de Utrechtse studenten dit ambitieuze project echter
ook muzikaal bewonderenswaardig in te vullen. Een speciaal woord van
lof verdient dirigent Bas Pollard, die er bij dit alles in slaagde Wagner's
eigen snelle tempi dichter te benaderen dan we tegenwoordig gewend zin.