![]() Opera & Operette Prokofjev
met de Franse slag
© Paul Korenhof, juni 2005
|
|||
Prokofjev: L'Amour des trois oranges door De Nederlandse Opera m.m.v. het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Stéphane Denève. Kostuums en regie: Laurent Pelly. Decors: Chantal Thomas. Solisten: Sandrine Piau, Marianna Kullikova, Natascha Petrinsky, Anna Shafajinskaja, Richard Angas, Marcel Boone, Martial Defontaine, Serghei Khomov, François Le Roux, Alexander Vassiliev, Alain Vernhes, Sir Willard White e.a.Volgende voorstellingen: 5, 11, 14, 17, 20, 23, 26, 27 en 29 juni (Het Muziektheater).
De groeiende belangstelling voor De vuurengel, Oorlog en vrede en De speler (volgend jaar zelfs op het repertoire bij Opera Zuid), heeft niets veranderd aan de positie van De liefde voor de drie sinaasappelen als de enige opera van Prokofjev, die op het internationale repertoire een vaste plaats heeft verworven. Een nieuwe productie van De Nederlandse Opera wordt daarmee de vierde naoorlogse productie van dit werk in een land, waar alle andere opera's van dezelfde componist slechts één keer of zelfs helemaal nooit werden opgevoerd. (En dat laatste geldt in het bijzonder Oorlog en vrede, een omvangrijk episch muziekdrama dat geschreven lijkt voor Het Muziektheater, maar dat het hier nooit verder heeft gebracht dan een concertante uitvoering in het kader van de Matinee op de Vrije Zaterdag.) Opéra-comiqueHet opmerkelijkste element in de nieuwe productie van De liefde voor de drie sinaasappelen, uitgebracht in het kader van het Holland Festival, was het besluit Prokofjevs muzikale komedie te benaderen als een volwaardige Franse opéra-comique. De keuze voor de Franse vertaling die de componist zelf vervaardigde voor de wereldpremière in Chicago in 1921, was slechts de eerste stap. Van meer invloed was de het aantrekken van een compleet Frans artistiek team, dat de 'Franse' benadering onderstreepte door de licht gereviseerde tekst centraal te stellen in een voorstelling die uitmunt door de aandacht voor heldere dictie, met de voor de Franse taal specifieke articulatie en kleuring van de tekst. Tegenwoordig is het echter moeilijk daarbij een volledig Franse cast te vinden, maar alle niet-Franse solisten schenen zich bewust van het belang van een stilistisch verantwoorde tekstbehandeling en eens te meer werd duidelijk hoezeer aandacht voor de tekst kan bijdragen aan de algehele sfeer van een voorstelling. Dirigent Stéphane Denève wist dit bovendien te combineren met een juist gevoel voor lichtvoetigheid en 'esprit', en het Rotterdams Philharmonisch Orkest zette het notenbeeld met merkbaar plezier om in muzikale champagne. Sir Willard WhiteOok de vocale kant van de zaak was uiterst aangenaam om te horen. De tenor Martial Defontaine begon in stem en presentatie een beetje houterig als de Prins die niet lachen kan, maar hij herstelde zich na de pauze, hoewel constant rondlopen in een streepjespyjama niet echt inspirerend kan werken. Uitstekende bijdragen kwamen van Sandrine Piau (Prinses Ninette), Serghei Khomov (Trouffaldino), Alain Vernhes (de koning) en François Le Roux (Léandre), en het was een waar genot om Willard White terug te zien als de tovenaar Tchélio. Het is een hele tijd geleden sinds hij - gestimuleerd door Hans de Roo - zijn feitelijk carrière in Amsterdam begonnen is, maar zijn stem is nog even indrukwekkend als altijd en zijn toneelpersoonlijkheid schijnt nog steeds te groeien. (Toevallig vond ik vorige week tussen mijn videobanden een fascinerende BBC-registratie van Shakespeares Othello met White - zonder een noot te zingen - in de titelrol!) KaartenhuisEen minpunt was helaas de enscenering van Laurent Pelly. De eerste twee bedrijven leken een slap aftreksel van Alice in Wonderland, in een koninkrijk dat aan het begin van de pauze letterlijk instortte als een kaartenhuis, maar waar verder niets grappig was. Geen wonder dat die arme Prins niet kon lachen tot het geheide slapstick-nummer van een clowneske Fata Morgana met haar benen in de lucht! In de laatste twee bedrijven zorgden sets en regie voor meer vermaak, in het bijzonder in de scène met de angstaanjagende kok, een uitmuntende vertolking van de bas Richard Angas, die erin slaagde deze kluchtige sprookjesfiguur een menselijke dimensie te verlenen. Vanaf dat moment wist Pelly de holle karikatuur te vermijden, maar ook een geslaagde tweede helft van de voorstelling, maakte dit nog geen waardige bijdrage aan het Holland Festival. index | |||