![]() Opera & Operette Goethes Faust als totaaltheater
© Paul Korenhof, januari 2011
|
||||||||
Goethe: Faust I & II Het Nationale Toneel De Koninklijks Schouwburg in Den Haag kan bogen op een grote muzikale traditie. Vanaf de opening in 1805 tot 1920 vierde de 'Fransche Opera' er triomfen en tot de hoogtepunten die het theater kende in de eeuw erna, behoren talloze operavoorstellingen die het Holland Festival er bracht in de eerste decennia na de oorlog bracht, in het bijzonder de voorstellingen die Carlo Maria Giulini er dirigeerde. Ook het toneel liet zich echter niet onbetuigd. Ook het toneel liet zich muzikaal niet onbetuigd en een belangrijke hoeksteen aan het succes van de Haagse Comedie waren de bijdragen van Jurriaan Andriessen, een van de meest bescheiden en wellicht daardoor ook een van de meest onderschatte componisten die Nederland gekend heeft. Problemen Het eerste probleem bij iedere opvoering van Faust is de lengte: ruim 4000 regels voor deel I (twee keer zo lang als Macbeth van Shakespeare!) en nog eens 8000 voor deel II, dus iedere 'complete uitvoering is bij voorbaat uitgesloten. Daarnaast is er ook nog een hybride opbouw met niet alleen een merkwaardige mengeling van 'volksstuk' en filosofische elementen, maar ook met een sterk fragmentarische structuur. Dat blijkt het duidelijkste in het eerste deel, dat in feite veel meer behelst dan alleen maar de 'driehoek' Mefisto-Faust-Gretchen. Het is dus niet alleen zaak om goede keuze te maken bij het inkorten tot 'behapbare brokken', maar een extra probleem doet zich voor als een regisseur naast 'het verhaal' ook de stijl van Goethe tot zijn recht wil laten komen. En juist dat laatste is een probleem, want vooral in het eerste deel is er geen spraken van 'een stijl', maar van een amalgaam waarin Goethe uiteenlopende literaire vormen toepast.
Tekstversie Daarentegen frapperen vooral de 'Gretchen-scènes' door een in woordkeuze en zinsbouw moderner taalgebruik, dat vervolgens wordt doorgetrokken naar het sterk allegorische tweede deel. Probleem daar blijft dat van de toeschouwer wel enige algemene ontwikkeling verwacht wordt, vooral op het gebied van de Griekse mythologie, maar dit werd door Brogt zoveel mogelijk ondervangen door te kiezen voor langere lijnen die de dramaturgische helderheid bevorderen. Muzikale dialoog In het tweede deel wordt de muziek minder 'illustratief' en meer sfeerbepalend, waarbij de live-uitvoering door de componist zelf, wellicht ook met een improviserend karakter, nauw aansluit bij het toneelgebeuren. Waar tekst en regie zich hier toeleggen op lange spanningslijnen, volgt De Wit dit principe op een soms uiterst sobere maar dramatisch bijzonder effectieve manier, soms alleen maar met een aangehouden baslijn of een paar losse noten. Meer dan eens is het fascinerend te horen hoe het samengaan van tekst en muziek de theatrale spanningslijnen extra dimensie verleent Zelfspot Bijzonder gelukkig is het Nationale Toneel met de spelers die beschikbaar waren voor deze mammoetvoorstelling (twee maal drie uur, onderbroken door een 'dinerpauze'). Mijn eerste Mefisto's waren ooit Ko van Dijk bij het Rotterdams Toneel en Pieter van den Berg bij de Vlaamse Opera. Sindsdien is de duivel in veel gedaantes aan mij voorbijgetrokken, in binnen- en buitenland, en van die vertolkingen herinner ik mij vooral die van Guido de Moor (De Appel) en Bryn Terfel (Covent Garden), die beide uitmuntten in een ironie die meer dan eens overging in een aanstekelijke zelfspot. Stefan de Walle bereikt hetzelfde niveau in een lichtvoetige karakterisering die soms heerlijk schaamteloos de toeschouwer bij zijn manipulaties betrekt. Vanaf zijn eerste opkomst is hij op en top de poppenspeler met alle touwtjes in handen, dansant in zijn optreden, schelms manipulerend, onnavolgbaar in zijn gespeelde verontwaardiging en altijd met een superieure tekstbeheersing. Totaaltheater Met een beperkt aantal uitstekend voor hun taak berekende spelers voor de overige rollen weet Doesburg de voorstelling uit te bouwen tot een waar theaterspektakel, waarbij de statige Haagse schouwburg werd omgetoverd tot een soort Appeltheater aan het Voorhout. Het publiek is daarbij verdeeld over zitplaatsen in de zaal, op de balkons en op het toneel, waarbij in de loop van de voorstelling volgens een vooraf bepaald schema gerouleerd wordt. Het verleent een bijkomende charme aan een productie die bewijst dat ook 'klassiek toneel' in een traditionele schouwburg kan uitgroeien tot totaaltheater. index |
||||||||