![]() Opera & Operette Bayreuther
Festspiele 2004:
Parsifal ten onder in visuele overdaad (en een zanger doet een boekje open)
© Paul Korenhof, Bayreuth, augustus 2004
|
Schilderij van Max Brückner met het oorspronkelijke ontwerp van de Graaltempel van de Russische schilder Paul von Joukowsky Een nieuwe productie van Parsifal in de regie van Christoff Schlingensief onder leiding van Pierre Boulez - reden genoeg om de Bayreuther Festspiele 2004 met spanning tegemoet te zien. Al een paar dagen vóór de premièredatum (25 juli) sloeg de vlam echter in de pan. De tenor Endrik Wottrich (Parsifal) distantieerde zich openlijk van de voorstelling, haalde stevig uit naar een regie die hij een schande vond voor het Duitse theater en verklaarde dat hij volgend jaar niet in die productie zou terugkeren. De Festspielleitung probeerde het conflict binnenskamers te houden, maar tijdens de officiële persconferentie sloeg Schlingensief terug. Volgens hem kon Wottrich niet accepteren dat er negers aan de voorstelling meewerkten, zowel op het toneel als in de talloze videobeelden, en behoorde de zanger tot het soort mensen dat Duitsland 'zuiver wil houden'. Meteen de volgende ochtend lazen festivalgangers in hun ochtendkrant dat Wottrich na deze beschuldiging van racisme op zijn beurt Schlingensief uitmaakte voor 'salon-anarchist' en 'nazi'. Die laatste term trok hij later weer in, maar hij hield staande dat de regisseur tijdens de repetitie fascistoïde gedrag had vertoond in de ondemocratische manier waarop hij met de zangers omging. Bovendien had de regisseur die 'gekleurde' figuranten die hij schijnbaar zo hoog achtte, in werkelijkheid gedegradeerd tot nietszeggende objecten die bovendien op het donkere toneel nauwelijks te zien waren. Niet bewegenDe rel was compleet en de discussie bleef oplaaien met als ontluisterend (of verhelderend) hoogtepunt een paginagroot interview in Die Welt am Sonntag van 8 augustus. Daarin deed de getergde tenor een boekje open over de manier waarop de voorstelling tot stand was gekomen en het labiele, bizarre en onvoorspelbare gedrag van Schlingensief, die zich zeker niet heeft gedragen zoals men zou mogen verwachten. In ieder geval heerste in Bayreuth de hoop dat Christoph Schlingensief met zijn regie van Parsifal een nieuw tijdperk zou inluiden, zoals Wieland Wagner dat een halve eeuw eerder had gedaan. Vanwege zijn gebrek aan ervaring met het wagneriaanse muziektheater kreeg hij daarom twee raadgevers toegewezen: de regisseuse Katharina Wagner, dochter van Wolfgang Wagner en officieel 'regie-assistente' bij deze productie, en de tenor Endrik Wottrich, die de titelrol zou vertolken en die tevens - toevallig of niet - een paar vormt met Katherina Wagner. Volgens het interview in Die Welt am Sonntag klonken de eerste plannen vorig jaar zeker niet oninteressant: Schlingensief wilde tonen dat de Parsifal-mythe de christelijke wereld verre overstijgt en daarmee een algemene geldigheid bezit. Tot schrik van de beide 'raadslieden' volgde daarop echter een mysterieuze radiostilte, waarop Wottrich reageerde met een lange, bezorgde brief over talloze details. Het antwoord kwam in de vorm van een korte sms uit Afrika, die in formulering op sommige punten al op z'n zachtst merkwaardig was, maar waarmee Schlingensief slaagde in zijn poging het thuisland voorlopig nog even rustig te houden. Meteen bij het begin van de repetities begon echter ook de catastrofe. "Bij de eerste repetitie zette Schlingensief Kundry en mij op het toneel, waar we ons niet mochten bewegen, en ondertussen liet hij een film draaien over een meisje uit de binnenlanden van Afrika - een goede film, maar die had alleen niets met Parsifal en Kundry te maken. Toen ik druk op hem begon uit te oefenen, ging hij improviseren, maar tijdens de repetities die volgden, bleek dat hij over onze scène totaal nog niet had nagedacht. Tot overmaat van ramp ging hij de repetitie daarna mijn eerste scène in de derde akte ook illustreren met een film, in dit geval een film die recht inging tegen de tekst, waarbij ik wederom stil moest blijven staan." Voor Wottrich was toen de maat vol. Hij stapte uit de productie en liet zich alleen overreden om te blijven, omdat er geen adequate vervanger was. Incognito met pruik Volgens Wottrich betoonde Schlingensief zich tijdens de repetities soms opmerkelijk creatief, "(.) maar het had nooit een vervolg, hij maakte zijn ideeën niet af, gaf ze ook verder geen vorm. En dan gebeurden er de gekste dingen. Zo ging hij op een gegeven moment Kundry demonstreren hoe zij - in zijn woorden - een opgezette haas moest neuken. Dat zij een vrouw was, maakte niet uit, dat het met de opera niets te maken had evenmin (hoewel Schlingensief op basis van oosterse mythologieën het hele toneelbeeld soms volledig gevuld had met projecties van dode en levende hazen - PK). Maar goed, toen hij met die demonstratie niet verder kwam, besloot hij uiteindelijk dat om de scène maar af te sluiten door Kundry en het hazelijk met een doek te bedekken." Kort daarna - aldus Wottrich - kwam Schlingensief op een dag 'incognito' naar een repetitie, met een zwarte pruik op, ging achterin zitten en heeft de hele repetitie verder niets gezegd. Het werk liet hij - al dan niet uit onmacht - sowieso toch aan anderen over "want dan kwam er achter uit de zaal weer een telefoontje naar zijn assistente Katharina Wagner in de trant van 'Doe jij de bloemenmeisjes maar' of 'Doe jij het koor even'. "De volgende ochtend verscheen hij weer, kleedde zich helemaal uit, zette een blonde pruik op, smeerde zich in met groene en gele vingerverf en bond zich een vrijwel doorzichtig lendenschortje voor. Toen ging hij ons voorspelen wat hij onder Parsifal verstond en ondertussen beschilderde hij de hele toneelruimte met verkeerd gespelde woorden. Toen onderbrak hij zichzelf en zei: "Ik moet nu weg, ik moet nu weg" en verliet Bayreuth. De Festspielleitung heeft toen maar naar buiten toe volgehouden dat hij ziek was." (Pikant detail: op dit interview met Wottrich heeft de Festspielleitung met geen woord gereageerd om de verhalen te ontkennen of zelfs maar een beetje af te zwakken. En dat wil in Bayreuth heel wat zeggen!) Politiek incorrectZo'n rel brengt wel heel wat leven in de brouwerij, tot genoegen van de festivalgangers die iedere ochtend vol verwachting in hun hotel de krant ter hand nemen in de hoop op nog meer smakelijke details. Het niveau waarop de discussie zich soms bewoog, bracht echter ook de vrije meningsuiting in het gedrang en leidde zelfs tot een open brief van enkele tientallen solisten, die bij de derde voorstelling van Parsifal overal in het Festspielhaus was aangeplakt. Daarin werd gepleit voor een objectief oordeel zonder dat daarin andere elementen zouden meespelen dan wat er in het Festspielhaus te zien en te horen was. Geen overbodige verzoek en niet alleen om het publiek tijdens en na de voorstelling iets meer weloverwogen te laten reageren. Tegen de achtergrond van het Duitse verleden bleek het voor de critici soms moeilijk een standpunt in te nemen zonder het verwijt te krijgen dat zij 'politiek incorrect' waren. Een eindeloze reeks dooddoeners was het gevolg en de commentatoren tuimelden over elkaar heen om aan te geven dat de voorstelling 'misschien nog niet helemaal gelukt' was, maar wel 'bijzonder interessante' uitgangspunten bevatte. Muziek op de achtergrondOm een lang verhaal kort te maken: technisch moet deze regie worden beschouwd als een absolute mislukking. Schlingensief heeft misschien leuke ideeën gehad, maar verpakte die in een dermate overladen voorstelling, dat hij zijn doel volledig voorbijschoot. Een enorm, voortdurend bewegend draaitoneel was beladen met uiteenlopende decorstukken die ook nog eens constant door andere vervangen werden, een regiment figuranten deed onduidelijke dingen die in ieder geval niets met libretto of partituur te maken hadden, op diverse projectieschermen trokken Aziatische, Afrikaanse, kabbalistische en andere symbolen, waaronder zowel kleine als huizenhoge afbeeldingen van levend en dode hazen in hoog tempo voorbij (o.a. in de Afrikaanse mythologie symbool voor dwaasheid = Parsifal), gigantische projecties op het voordoek degradeerden de 'Verwandlungsmusik' tot pure filmmuziek en daartussendoor mochten de zangers ook een aantal onduidelijke dingen doen, waarvan in ieder geval gezegd kan worden dat sommige nog wel iets met Wagners werk te maken hadden. Het geheel speelde zich af in een voodoo-wereld met Klingsor als oppertovenaar en een Kundry die bestond uit twee personages, een aanvankelijk blanke zangeres en een omvangrijke halfnaakte negerin die langzaam in elkaar versmolten totdat in de derde akte de negerin - nu met een oranje handdoek om - als enige overbleef. Friedhof der Kunst Ook wie goed voorbereid aan de voorstelling begon, bleef met lege handen achter. Het was zonneklaar dat Schlingensief een deel van zijn inspiratie uit de voodoo-sfeer had gehaald, een deel van de symboliek was ook nog wel te begrijpen, maar er was zoveel te zien, dat minstens een derde zelfs de meest oplettende toeschouwer ontging. Voeg daarbij dat een ander derde wel geregistreerd en misschien zelfs 'geduid' kon worden, maar niet meteen in relatie tot de voorstelling, en het is duidelijk waar deze Parsifal strandde. Niet alleen in een overvloed aan beelden die de toeschouwer naar adem deed happen, maar ook in een visuele overdaad die de muziek naar het tweede plan verdrong - of nog verder weg. Als klap op de vuurpijl waren er dan ook nog zwakke pogingen tot ironie in de richting van de westerse cultuur, zoals een uitdragerij van schilderijen (o.a. de Mona Lisa) en andere kunstwerken met daarboven op een vodderig spandoek het opschrift ´Friedhof der Kunst´. Ogen dicht.Temidden van deze visuele chaos hielden de zangers zich dapper staande, met als uitblinker Robert Holl als een Gurnemanz met grote vocale autoriteit, maar in een uitmonstering waardoor hij als twee druppels water leek op Hagrid in de Harry Potter-films (en op 13 augustus nam ook de anders zo gematigde Robert Holl in de Nordbayerische Kurier stelling tegen de regie, die hij etiketten als 'voodoo-onzin' en 'bloedzwijnerij' opplakte). Het zingen van Endrik Wottrich, gepresenteerd als een fondanten Jesus-figuur, was vocaal een verademing na diverse machteloze Wagner-tenoren, en Michelle De Young wekte met haar eerste Kundry grote verwachtingen voor wat zij onder andere omstandigheden in deze rol zou kunnen bereiken. Aan de andere kant was er een bleke Amfortas van Alexander Marco-Buhrmester, een pregnante maar vocaal niet helemaal rafellloze Klingsor van John Wegner en een ensemble Bloemenmeisjes dat simpelweg niet op Bayreuther niveau stond. Dat laatste was verbazend, want hier had toch de hand voelbaar moeten zijn van Pierre Boulez, die - met nog steeds relatief snelle tempi - aan het orkest dermate fraai spel ontlokte, dat het de moeite loonde om af en toe even de ogen te sluiten. Het verhoogde het muzikale genot en ik had niet de indruk dat ik iets miste als ik een paar minuten niet naar het toneel keek. P.S. In Bayreuth werd bekend dat Robert Holl volgend seizoen bij De Nederlandse Opera zijn eerste Boris Godoenov zal zingen. index |