Opera en operette Tamino in Blablablonië
© Paul Korenhof, november 2019
|
||||||
Mozart: Die Zauberflöte Wie vooraf in het programmaboekje de pretentieuze inleiding van Jorinde Keesmaat leest, zakt de moed al in de schoenen. Een regisseuse die op zoek naar 'de vrouwelijke kern' een 18de-eeuwse opera ombouwt tot kapstok voor warrig gedachtegoed dat niets met die opera te maken heeft, lijkt niet de juiste persoon om een intelligent publiek zinnig bezig te houden. Als zij dan ook aankondigt dat zij de ouverture onderbreekt voor een tekst van Simone de Beauvoir, en dat zij wil eindigen 'in het existentialisme' (het staat er echt) nadat ondertussen Pamina tot 'heroïne' is geworden (ook dat staat er echt!), heb ik al gegeten en gedronken. Als ik een vrouw was, zou ik niet weten of ik door de grond moest gaan van plaatsvervangende gêne, of dat ik in lachen zou uitbarsten. Maar misschien zou ik gewoon over mijn nek gaan van zo'n wasteil vol pseudo-feministische slagroom. Wie na zulke blabla denkt dat de voorstelling zelf wel zal meevallen, vergist zich. Die gesproken inleiding uit de mond van de arme Pamina met interrupties van Papagena en de Koningin van de Nacht, alle drie gevangen in doorzichtige hokjes (leve de symboliek!) klonk nog wel interessant, maar meer dan dat de regisseuse weleens een boek leest, kon ik er niet uit opmaken. In het kader van de opera kwam het over als pretentieus schooltoneel.
Een echte regisseur zet de toeschouwer aan tot nadenken en zorgt dat deze daarbij zelf zijn conclusies kan trekken uit wat hij te zien krijgt. Jorinde Keesmaat kan of wil dat kennelijk niet. Zij vertelt daarom al vooraf wat zij bedoelt en maakt daarmee haar eigen voorstelling overbodig. Dat nog afgezien van het feit dat het beledigend is voor de toeschouwer als een voorstelling zo nadrukkelijk uitstraalt dat een regisseur hem niet in staat acht tot een verwerking en een eigen interpretatie van het gebodene. Vervolgens geeft Keesmaat haar eigen enscenering de doodsteek met zo'n ratjetoe van beelden en handelingselementen, dat de gemiddelde operabezoeker er geen wijs meer uit wordt. Alle wijzigingen in tekst en muziek doen daar nog een schepje bovenop en het resultaat is een warrig, op hol geslagen dilettantisme. Toppunt van onbenulligheid: het vervangen van Tamino's toverfluit en Papageno's klokkenspel door bestuurbare speelgoedautootjes die waren omgevormd tot een miniatuur-Tamino en dito Papageno. In plaats van de teugels aan te halen en er wat lijn in te brengen draafde de aangetrokken dramaturg blijkbaar enthousiast in dat alles mee, waarbij hij met een eigen toelichting de heksenketel nog van extra ingrediënten voorzag. Van de ingevoegde teksten tijdens de ouverture tot de absurde uitkleedpartij aan het slot was de voorstelling één aaneenschakeling van quasi-diepzinnige regievondsten die niets te maken hadden met de opera, maar alles met navelstaarderij en feministisch gefröbel. Boeiend of zelfs amusant muziekdrama leverde het niet op.
Waarop mag de bezoeker zich desondanks verheugen? Om te beginnen op een strak vormgegeven toneelbeeld van Ascon de Nijs dat een beetje rust en eenheid brengt. Daarvan is in de kostumering echter geen sprake. Tamino en Papageno lijken weggelopen uit een kleuterschool, Sarastro is een groezelige Marie-Antoinette zonder pruik met een gevolg van grauwgerokte priesters (een Schotse sekte?) en de drie knapen blijken vlotte vrolijke tieners op speedshoes waarmee ze tot vervelens toe over het toneel flitsen. Pamina contrasteert in haar popperige uitdossing met de niet onflatteus geklede Pamina, maar is hooguit ridicuul, terwijl de drie dames gewoon onesthetisch toegetakeld zijn. Positief zijn vooral het vlotte spel van de Philharmonie Zuidnederland die onder leiding van Benjamin Bayl de vaart erin houdt, en enkele bijdragen van jonge Nederlandse solisten. Wel is het jammer dat de zelfbewuste, fraai gezongen Pamina van Lilian Farahani soms strandt op het getheoretiseer dat de regie haar in de mond legt. Tijdens het lange verhaal, gespeend van ieder gevoel voor drama, dat Keesmaat haar aan het begin van het tweede bedrijf laat afsteken, kreeg ik zelfs even de neiging om luidkeels 'boe' te roepen.
De vocaal veelbelovende Papageno van Michael Wilmering is na vorige optredens van deze jonge bariton geen verrassing meer, maar een strakkere personenregie had wel een amusanter resultaat kunnen opleveren. Dat laatste geldt eveneens voor de welluidende maar vocaal bescheiden Papagena van Ginette Puylaert die hier beroofd was van haar optreden als oud vrouwtje. Daardoor kwam haar rol een beetje in de lucht te hangen, terwijl haar - totaal overbodige - aanwezigheid aan het begin van de voorstelling veel meer suggereerde. In deze voorstelling met aandacht voor 'de vrouwelijke kern' bleef de Koningin van de Nacht verrassend vaag, ondanks een lange en ondramatische spreektekst in het tweede bedrijf. Met haar aria's behaalde Lisa Mostin echter een verdiend succes, maar Tamino zijn we echt meer vocaal karakter gewend dan Peter Gijsbertsen liet horen. Dat hij zich in deze voorstelling niet thuis voelde, kan ik mij voorstellen, maar het was ook of de specifieke lyriek van Mozart hem minder goed lag, zodat hij pas bij het triomfantelijke slot zijn stem goed kon ontplooien. Ook de Sarastro van Bart Driessen bleef wat vlak en daarbij was het vreemd dat een zo ideologisch gefundeerde regie volledig voorbijging aan diens woorden tot Pamina in de eerste finale. Die zijn immers maar voor één uitleg vatbaar: Pamina was niet door de goden voorbestemd voor Tamino, maar door Sarastro voor zichzelf! Dat vrouwonvriendelijke aspect was de regie kennelijk ontgaan. Het typeert een enscenering van Die Zauberflöte waarin de woorden van Simone de Beauvoir belangrijker zijn dan die van Emanuel Schikaneder! index |
||||||