Opera en operette Sprankelende Offenbach
© Paul Korenhof, mei 2023
|
|||
Offenbach: Orphée aux enfers Amel Brahim-Djelloul (Eurydice), Mark Omvlee (Pluton), Roger Smeets (Jupiter), Francis van Broekhuizen (Junon), Mathys Lagier (Orphée), Thomas Morris (Bacchus/Opinion Publique), Jeroen de Vaal (Mercure), Anna Emelianova (Diane), Olivier Hernandez (John Styx), Marina Ruiz (Vénus), Sophie Collin (Cupidon), Tom Jansen (Apollon) Heerlijk! DNO geeft regisseurs zoveel vrijheid dat zij van gekkigheid soms niet meer weten wat zij kunnen bedenken, de Reisopera is zo gefixeerd door onderdanigheid aan WOKE en politiek correct gedrag, dat de opera en het publiek er niet meer toe schijnen te doen, maar Opera Zuid volgt gewoon de partituur. Het kan dus in Nederland nog steeds: het verhaal van de opera vertellen in een voorstelling die de partituur als combinatie van tekst en muziek helemaal tot haar recht laat komen. Alleen dan ontstaat een muziekdrama waarin toneelbeeld, handeling en muziek kunnen versmelten tot de een eenheid die librettist en componist voor ogen stond.
Heerlijk ook om een voorstelling mee te maken in een echte, als amfitheater ontworpen zaal met een verzonken, ook visueel van het publiek afgescheiden orkestbak. Bijna een klein Bayreuth waar de aandacht van het publiek helemaal op het toneel gericht is, en geen zaal zoals aan het Waterlooplein met een volledig 'open' opgesteld orkest, dat alles doet om de zangers onverstaanbaar te maken. Akoestisch ideaal is het Haagse Amare overigens niet: de bak is voor de klank van de strijkers misschien zelfs iets te diep, en al in het eerste tafereel bleek dat de stemmen vanaf de tweede helft van het toneel minder goed doorkwamen, een euvel dat we kennen van onder meer de Koninklijke Schouwburg en van de Staatsoper in Hamburg. Heerlijk vooral dat Orphée aux enfers, met Offenbach's La Belle Hélène een van de meesterwerken van de 'opéra bouffe' (en beslist geen 'opérette'!), door Opera Zuid gepresenteerd wordt in een alleszins verrukkelijke voorstelling. De kleurrijke decors van het duo Marloes en Wikke onderstreepten op speelse wijze het satirische element, terwijl de fantasierijke kostuums van Marrit van der Burgt de komische aspecten een extra accent gaven. Dat een ensemble overwegend Nederlandse solisten zich met flair en enthousiasme in deze Franse komedie weet waar te maken, is vanaf het eerste moment overduidelijk. Een speciale lauwerkrans (om in de klassieke sfeer te blijven) gaat echter naar de sprankelende muzikale omlijsting door dirigent Enrico Delamboye en de philharmonie zuidnederland. De partituur van Offenbach, lichtvoetig, bruisend en vol meeslepende melodische vondsten, klinkt hier op een manier die alleen maar doet betreuren dat we zijn muzikale komedies - en ook de Franse operettes - nog maar zelden horen!
De stuwende factor bij dat alles was de enscenering van Benjamin Prins die in deze (verkorte) 'mengversie' van Offenbach-specialist Jean Christophe Keck, ook de dialogen enigszins had bewerkt. Het leidde tot een voorstelling vol vaart, afwisseling en tintelende humor, waarbij de solisten een compliment verdienen voor de voortreffelijke manier waarop de meeste van hen ook de Franse dialogen weergaven. Een nog groter compliment verdient Prins zelf voor een regie die de humor en de satire het volle pond gaf, maar die altijd fijnzinnig bleef en getuigde van goede smaak. Bij het eerste optreden van de Opinion Publique tijdens de ouverture bekroop mij heel even de vrees voor een avond vol lolbroekerij en leukdoenerij, maar ten onrechte.
Toegegeven: helemaal ideaal was de voorstelling natuurlijk niet. Op het toneel werd de trein getrokken door hilarische bijdragen van de Franse tenor Thomas Morris in zijn dubbelrol van Opinion Publique en Bacchus, een dito Junon van Francis van Broekhuizen, een charmante en welluidende Eurydice van de Algerijnse sopraan Amel Brahim-Djelloui, een vocaal sterke Pluton van de tenor Mark Omvlee en een markante Jupiter van de bariton Roger Smeets (die in 1980 debuteerde in de operette Friederike van Franz Lehár!). Naast hen stonden ook solisten die individueel minder sterk uit de verf kwamen, maar aan de kracht van het ensemble deed dat niets af, al was in het snelle refrein van het 'Rondeau des métamorphoses' te horen dat de Franse taal haar tol eiste. Dat was wellicht ook de reden waarom in de 'galop infernal', beter bekend als 'de can-can', de gezongen tekst door la-la-la was vervangen. De voorstelling werd er niet minder leuk door! index |
|||