Opera en operette Alice in Decibelland© Paul Korenhof, juni 2024
|
||||
Chin: Alice in Wonderland Gloria Rehm (Alice), Hailey Clark (Queen of Hearts), Scott Hendricks (Mad Hatter, Duck), Andrew Watts (White Rabbit, March Hare, Badger), James Kryshak (Mouse, Dormouse, Pat, Cook, Invisible man), Helena Rasker (Ugly Duchess, Owl, Two), Andrew Harris (King of Hearts, Old man 2, Crab), Juliana Zara (Cheshire Cat), Frederik Bergman (Old man 1, Eaglet, Five, Executioner, Fish-Footman), Andrew Moore (Dodo, Frog-Footman, Seven) Györgi Ligeti, mentor en leermeester van de in 1961 geboren Koreaanse Unsuk Chin, liep enige tijd rond met het plan voor een operaversie van Alice in Wonderland. Ongetwijfeld inspireerde dat zijn leerlinge om zelf haar tanden in dat gegeven te zetten, maar het resultaat illustreert wellicht waarom Ligeti het plan uiteindelijk liet varen. De grote kracht van het boek van Lewis Carroll ligt vooral in de combinatie van een kinderlijk absurde verteltrant en een virtuoos taalgebruik met daarin een altijd weer verrassend maar absoluut onvertaalbaar spel met homoniemen en andere woordspelingen. Chin, die gelukkig het tweede deel, Through the Looking-Glass, links liet liggen (ik heb het enthousiasme daarvoor nooit goed begrepen), volgt de belevenissen van Alice op de voet, zij het natuurlijk met de nodige inkortingen. Dat geldt niet alleen veel van de in het verhaal juist bijzonder effectieve herhalingen., vooral waar het de herhalingen, zoals het regelmatig kleiner en groter worden van Alice door het drinken van drankjes en en het eten van cake of paddestoelen. Ook diverse andere scènes zijn dermate nauw verweven met de verteltrant van Carroll, dat zij evenmin in een libretto kunnen worden omgezet. Wat overblijft, is gedurende de eerste helft van de opera een aaneenschakeling van korte episodes met nauwelijks enig onderling verband en zelfs geen logische verhaallijn. Nu is er natuurlijk niet erg veel logisch in het Wonderland van Alice, maar een muziekdrama moet wel iets meer samenhang hebben dan alleen een hoofdpersoon die van de ene in de andere merkwaardige situatie belandt zonder dat - zoals in het boek - een alwetende verteller die situaties aan elkaar praat.
Basklarinet Merkwaardig bij dat alles bleef wel dat voor het goed begrijp van deze concertante opera de boventiteling niet alleen wenselijk was, maar ook noodzakelijk. Nog belangrijker dan de gezongen teksten waren immers de uitgebreide, soms sterk gedetailleerde toneelaanwijzingen die in dit werk in plaats van een normale dramatische voortgang komen. Zij waren zelfs onontbeerlijk om de 'handeling' een beetje te begrijpen, hoewel ook dan nog diverse vraagtekens gerezen zullen zijn bij wie het boek niet of heel lang geleden gelezen heeft. Veel meer indruk maakte in München de tweede helft met daarin de Queen of Hearts in een fenomenale vertolking van de toen 75 jaar oude Gwyneth Jones, die met haar enorme persoonlijkheid en nog altijd imponerend vocaal vuurwerk dat deel van de voorstelling volledig beheerste. Daarbij ontpopte zij zich ook dramatisch als tegenspeelster van Alice, waardoor er een duidelijke dramatische spanning ontstond. Juist in die scènes ging het in Amsterdam echter mis. Niet door de vertolking van invalster Hailey Clark, vocaal minder imponerend dan Gwyneth Jones (in München door regisseur Achim Freyer overigens ook voorop het podium geplaatst), maar zeker overtuigend in haar karakterisering van deze karikaturale Turandot. Het grote probleem bleek ditmaal dat dirigent Markus Stenz met een groot bezet Radio Filharmonisch Orkest op het open podium van het Concertgebouw er een totaal ander muzikaal gebeuren van maakte dan Kent Nagano met het ensemble van de Bayerische Staatsoper in de verzonken Münchner orkestbak. Oorverdovend Dat veel gezongen teksten desondanks verstaanbaar bleven, pleit voor de aandacht van de componiste voor het theatrale element. De solisten profiteerden er ook dankbaar van, met vooral de Duitse sopraan Gloria Rehm in de titelrol, brozer en misschien met minder autoriteit in de slotscène dan Sally Matthews in München, maar subliem in de soms bijna onmenselijk hoge ligging van haar partij. Op het Amsterdamse podium was zij ook meer het kleine meisje dat Carroll ons schilderde dan de gemaskerde, bijna geabstraheerde, hoofdpersoon in München, waar Alice pas tijdens de sloscène haar menselijke gezicht kreeg. Om haar heen bewoog zich een uitmuntend ensemble met diverse bijzonder rake typeringen en met als uitschieters onder meer de sopraan Juliana Zara als een ongrijpbare Cheshire Cat en de alt Helena Rasker als heerlijk overtrokken Duchess. Drie ware juweeltjes kwamen van de countertenor Andrew Watts als White Rabbit, March Hare en Badger, perfect verstaanbaar en acterend met een speelsheid die tot in de verste hoeken van de zaal overtuigde. Opera in het Concertgebouw kan echt, maar de instrumentale omlijsting moet er wel op afgestemd zijn.
index |
||||