Meyerbeer: Les Huguenots
Marlis Petersen (Marguerite de Valois), Mireille Delunsch (Valentine), Yulia Lezhneva (Urbain), Eric Cutler (Raoul de Nangis), Philippe Rouillon (Le Comte de Saint-Bris), Jean-François Lapointe (Le Comte de Nevers), Jérôme Varnier (Marcel), Arnaud Rouillon (De Retz), Xavier Rouillon (Cossé), Avi Klemberg (Tavannes), Marc Labonnette (Thoré), Frédéric Caton (Méru)
Koor en orkest van de Munt
Dirigent: Marc Minkowski
Regie: Olivier Py
Decor en kostuums: Pierre-André Weitz
Voorstelling gezien op 15 juni 2011
Radio-uitzending: Klara, 25 juni, 20.00 uur
Informatie: www.demunt.be
|

|
Het seizoen in de Brusselse Muntschouwburg wordt dit jaar afgesloten met een opera die ooit razend populair was, maar die we tegenwoordig nog maar zelden op de affiche zien: Les Huguenots van Giacomo Meyerbeer, een 'grand opéra' in vijf bedrijven op een libretto van Eugène Scribe en Émile Deschamps die vanaf de première in de Parijse Opéra, op 29 februari 1836 zeventig jaar lang tot de populairste werken uit het Franse repertoire behoorde.
Als we Don Carlos van Verdi buiten beschouwing laten, geldt Les Huguenots in naam zelfs nu nog steeds als de befaamdste 'grand opéra', maar voor velen zal het bij een naam blijven. In de loop van de twintigste is het werk langzaam in de vergetelheid gezakt, enerzijds bij gebrek aan geschikte zangers (of beter: aan zangers met de juiste stijl), anderzijds ook vanwege de hoge kosten verbonden die aan een complete uitvoering verbonden zijn. Waarschijnlijk is de belangrijkste oorzaak echter, dat Meyerbeer's muziek een etiket van oppervlakkigheid en klatergoud opgeplakt kreeg. Of dat etiket verdiend was, waag ik te betwijfelen.
Natuurlijk is Meyerbeer een totaal andere componist dan Verdi, Wagner of Bizet, om maar een paar tijdgenoten te noemen, en natuurlijk is de 'grand opéra' en genre dat vooral bedoeld was om te imponeren, maar dat wil niet zeggen dat de muziek van Auber, Meyerbeer en Halévy - om maar de bekendste namen te noemen - per definitie inhoudsloos klatergoud is. Beginnend met de befaamde Scala-enscenering van 1962 met Joan Sutherland, Giulietta Simionato, Fiorenza Cossotto, Franco Corelli, Giorgio Tozzi en Nicolai Ghiaurov hebben verschillende, helaas ook sporadische ensceneringen bewezen, dat Les Huguenots in een verzorgde uitvoering met capabele solisten nog steeds meeslepend muziektheater kan zijn.
Tot verrassing van talloze aanwezigen gaf vele jaren geleden gaf de dirigent Karl Böhm, wiens naam we toch vooral associëren met Mozart, Wagner en Richard Strauss, op een persconferentie uiting aan zijn bewondering voor Meyerbeer en in het bijzonder voor de vierde akte van Les Huguenots, die hij beschouwde als een van de meest effectieve stukken muziektheater die hij kende. Eigenlijk bestaat die akte maar uit drie fragmenten: een solo van Valentine, een door Meyerbeer groots opgezette samenzwering en tot slot een al even breed opgezet en in het theater bijzonder imponerend liefdesduet.
Die vierde akte, muzikaal en dramatisch het hoogtepunt van de opera, kreeg in Brussel een over het geheel genomen magistrale uitvoering, die naast de sterke kanten van deze productie ook een paar minder geslaagde details toonde. Ontwerper Pierre-André Weitz had er kennelijk naar gestreefd om met een multifunctioneel decor met veel schuivende elementen de voorstelling vaart te verlenen en tegelijk zowel het duistere van de Bartholomeusnacht als de sfeer van het 16de-eeuwse Parijs te schilderen. Dat lukte over het algemeen uitstekend, maar op twee punten waren de resultaten minder overtuigend. Zo bleef in het tweede bedrijf maar weinig over van het door Marguerite bezongen 'mooie land van Touraine' en vooral tijdens de samenzwering leidde het tot een voor zo'n groots opgezette opera wel erg benauwd toneelbeeld.
Regisseur Olivier Py leek met dit gegeven niet altijd goed uit de voeten te kunnen. Na zijn enscenering van Roméo et Juliette bij De Nederlandse Opera had ik zeker bij dit gegeven weer allerlei oorlogstoestanden verwacht, maar ditmaal hield hij zich in, al kon hij het niet laten om tijdens een instrumentaal intermezzo weer een paar figuranten dood te schieten (het wordt een beetje voorspelbaar...). Jammer was dat hij de toch al krappe ruimte op het toneel nog extra begrensde door te veel tafels en ander meubilair, en dat hij juist op de muzikaal sterkere momenten ging ridiculiseren met een sjofele bisschop in misgewaad en een al even overbodige karikatuur op koningin Catherine de' Medici, twee personages die in de opera helemaal niet voorkomen.
Over het geheel hield Py zich echter opvallend trouw aan het libretto en dat leverde een sterke voorstelling op, die door Minkowski met eerbied en toewijding gedirigeerd werd. Of het echt noodzakelijk was om daarbij uit te gaan van de complete partituur, moeten we ons echter afvragen. Zo'n eerste akte van vijftig minuten meandert maar door en zou met een paar coupures hier en daar ongetwijfeld sterker overkomen. De grote verrassing daar was echter dat voor de rol van de page Urbain nu eens een keer niet een mezzosopraan was ingezet, maar door de lichte coloratuursopraan die Verdi inspireerde tot zijn Oscar in Un ballo in maschera. Aan de andere kant was de keuze van een lyrische sopraan voor de rol van Valentine muzikaal en historisch minde authentiek. Niet alleen ging de voorkeur van Meyerbeer zelf uit naar een 'falcon', hetzelfde donkerder sopraantype (bijna een mezzosopraan) waarvoor Halévy de rol van Rachel in La Juive geschreven heeft, maar ook ontstond nu te weinig contrast, zowel in timbre als in karakter, met de lichte coloratuursopraan van Marguerite.
Bij de door mij bezochte voorstelling hoorde ik de eerste bezetting (er waren er twee) met Marlis Petersen als een visueel bijzonder overtuigende Marguerite die ondanks een soms iets te sterk vibrato ook de elegante virtuositeit van haar rol goed deed uitkomen. Yulia Lezhneva bleek een in alle opzichten speelse page Urbain, al werd het effect enigszins te niet gedaan doordat zij in het kostuum van een liftboy eerder in een stripverhaal dan in een opera thuishoorde. De Valentine van Mireille Delunsch bleef echter aan de bleke kant, en niet alleen omdat haar timbre te licht was voor deze rol.
De drie donkere mannenstemmen, de bas Jérôme Varnier als de oude hugenoot Marcel, de bas-bariton Philippe Rouillon als de onbuigzame Saint-Bris en de bariton Jean-François Lapointe als de ridderlijke Nevers, leverden echter sterke muziekdramatische karakters op, al kon regisseur Olivier Py zich vooral in de tekening van de fanatieke Marcel niet onttrekken aan een lichte neiging tot chargeren.
Spannend is echter hoe de tenor zich gaat weren in een rol die van nonchalance in de eerste akte via lyriek in de twee uitmondt in zowel lyrische als dramatische uitersten tijdens de vierde akte. Het antwoord op de vraag of hier een meer lyrische tenor moet worden ingezet of een echte 'demi-caractère' kan het beste gegeven worden aan de hand van het theater. Bij een uitvoering van Les Huguenots in de Scala of de Met kan een lyrische tenor in de problemen komen, maar we mogen niet vergeten dat Meyerbeer zijn partituur schreef voor een 19de-eeuws Frans theater.
Op dat punt is de Brusselse Muntschouwburg niets meer of minder dan een warm bad voor zangers en terecht was dan ook gekozen voor een lyrische tenor die ook rollen als Arturo in Bellini's I Puritani en de hertog in Verdi's Rigoletto op zijn repertoire heeft. Bij Eric Cutler, die Raoul ook al in Madrid gezongen had, ontbrak iets van de specifiek Franse vocalistiek waar de rol om vraagt, maar in vergelijking met wat men soms in Frans repertoire te horen krijgt, kwam hij niet alleen tot een technisch uitstekende, maar stilistisch ook tot een alleszins acceptabele vertolking.