Opera en operette Sarastro en het populisme
© Paul Korenhof, juni 2023
|
||||||||
Mozarts Zauberflöte - The next generation Mozart: Die Zauberflöte (arr. Max Knigge - vertaling & bewerking Frans van Deursen & Theu Boermans)
Een totaal andere insteek is bij Die Zauberflöte beslist niet nieuw. Mozart en zijn tekstdichter Emanuel Schikaneder (wiens naam pijnlijk ontbreekt bij de 'creatives', zoals die in goed Nederlands blijken te heten) hadden zoiets al vóór de première in 1791 gedaan. Werkend aan een zangspel vol ingrediënten die toen in Wenen in de belangstelling stonden, naast de vrijmetselarij onder meer de Egyptische mythologie en de Klein-Aziatische symboolleer, besloten zij kennelijk opeens dat het verhaal moest worden veranderd. Omdat een kleurrijke show vol amusement en spectaculaire effecten belangrijker was dan dramaturgisch verantwoord muziektheater, liet Schikaneder veel van de reeds bestaande tekst gewoon staan. Het gevolg was een dramatische cesuur waarbij de werktuigen van 'het goede' (toverfluit, klokkenspel, de drie knapen) alle afkomstig zijn van de Koningin van de Nacht, terwijl de 'wijze Sarastro' een ontstellend gebrek aan inzicht toont (hij vertrouwt Pamina toe aan een totaal verknipte Monostatos) en zich daarbij presenteert als een autoritaire en soms weinig humane dictator. Dat Mozart dit aan alle kanten rammelende libretto van schitterende muziek voorzag, zal niemand ontkennen. Het blijft echter merkwaardig dat Die Zauberflöte twee eeuwen lang de hemel in werd geprezen als een soort evangelie van wijsheid en humaniteit, terwijl kritische geluiden, toen zij eenmaal op gang kwamen, aanvankelijk vooral geuit werden door op één punt gefixeerde feministes. Toen het mogelijk racistische element eveneens ter discussie werd gesteld, gebeurde dat nog steeds met voorbijgaan aan de fundamentele zwakheden van het werk. Op ideologieën gebaseerde cultuurkritiek blijkt nog altijd nauw verbonden met oogkleppen en een bekrompen wereldbeeld.
Populisme
Motor van de handeling wordt bij Boermans het verzet van een nieuwe generatie tegen deze rigide levenssfeer, maar zijn streven om behalve de muziek ook de verhaallijn in stand te houden leidt tot nieuwe inconsequenties. De tegenstelling man-vrouw is hier vervangen door een ideologisch generatieconflict met als boodschap dat de wereld en de mensheid zich in een neergaande lijn bevinden, en dat de redding moet komen van de nieuwe generatie. De jeugd wordt verondersteld niet dezelfde fouten te maken, maar dat blijkt al eeuwenlang een illusie. Het vervelende van jongeren is immers dat zij onvermijdelijk ouder worden en dus - al even onvermijdelijk - in dezelfde Pavlov-fases terechtkomen waarin het bij vorige generaties ook is misgegaan. Maar goed, hoop doet leven, ook in het theater, en de hoop waarmee Boerman het oudere operapubliek hier bezielt, is de hoop dat hij met deze voorstelling een flink aantal jongeren voor hen genre 'opera' weet te interesseren. Jammer alleen dat de angst voor het blauwe potlood zo groot was. Een groot deel van het tweede bedrijf bedoelden Mozart en Schikaneder om het nieuwsgierige Weense publiek iets te vertellen over de riten bij de vrijmetselarij, maar die zullen de jongeren van nu absoluut niet interesseren. Een flinke coupure, bijvoorbeeld van de hier totaal overbodige beproevingen met het vuur en het water, zou het toch al lange tweede bedrijf aanzienlijk ten goede komen.
Acteurs Het feit dat het merendeel van de hoofdrollen wordt vertolkt door acteurs zonder echte 'operastemmen', draagt in hoge mate bij aan de levendigheid van de voorstelling. Helaas worden de muzikale nadelen daarvan eerder versterkt dan gecompenseerd door een te nadrukkelijke (en overbodige?) geluidsversterking die bovendien (behalve voor toeschouwers op de eerste rijen) desoriënterend kan werken. Een extra nadeel daarvan is de verstoorde balans. Speciaal voor een bezetting met nog geen dozijn musici van LUDWIG verzorgde Max Knigge een arrangement dat uitblinkt door doorzichtigheid, maar de onder leiding van Hernán Schvartzman speelsheid daarvan ging nu soms ten onder in de elektronische versterking van de stemmen. In de regie van Boermans krijgt het visuele element echter het volle pond. Er wordt met flair en vaart geacteerd met duidelijke aandacht voor de karaktertekening, en op dit punt doen de operazangers (onder wie drie raak getypeerde 'amazones' van Maartje Rammeloo, Lucie van Ree en Ingeborg Bröcheler) niet onder voor de 'echte acteurs'. De toneelbeelden van Bernhard Hammer komen daarnaast wat somber over, maar des te meer indruk maken enkele scènes met fleurige projecties. index |
||||||||