Opera en operette

Lachen om Don Giovanni

 

© Paul Korenhof, maart 2017

 

Mozart: Don Giovanni

Ales Jenis (Don Giovanni), George Humphreys (Leporello), Anita Watson (Donna Anna), Anna Grevelius (Donna Elvira), Nico Darmanin (Don Ottavio), Silvia Moi (Zerlina), Matthias Hoffmann (Masetto), Lukas Jacobski (Il commendatore)
Consensus Vocalis
Het Orkest van het Oosten
Dirigent: Julia Jones
Regie: Jo Davies
Gezien: Enschede, 4 maart 2017
(voor volgende voorstellingen zie www.reisopera.nl )

Silvia Moi (Zerlina) en Ales Jenis (Don Giovanni) - Foto: Marco Borggreve

De afgelopen twee eeuwen is menige regisseur met een sterk geromantiseerde enscenering eraan voorbijgegaan, dat Da Ponte zijn libretto voor Don Giovanni betitelde als 'komedie' (dramma giocoso) en dat Mozart nog verder ging door zijn partituur in te schrijven als 'komische opera' (oper abuffa). In haar regie voor de Reisopera wilde Jo Davies die fout blijkbaar niet maken, maar haar op het komische effect gericht benadering, soms als hilarisch ervaren, leverde naast ongebruikelijke ook onlogische situaties op. Dat begon al met een openingsscène die deed denken aan een aflevering uit Coronation Street, en die ons verplaatste naar een Brits middle class milieu in de jaren zestig. Terwijl Don Ottavio en 'de commendatore' in een buurtkroeg carnaval vierden, zagen wij Don Giovanni in een auto druk doende met Donna Anna, een beeld overigens dat iedereen op het netvlies heeft die de enscenering van Calixto Bieito kent. (Een ander terugkerend cliché uit die voorstelling is de coke waarmee Don Giovanni in het tweede bedrijf moet suggereren dat het optreden van 'het standbeeld' een hallucinatie is.)

Het negeren van het ook in de muziek hoorbare onderscheid tussen de sociale lagen ontnam Mozart's opera zijn allegorisch karakter, maar maakte wel extra nieuwsgierig naar het verdere verloop. Dat Anna's vader die eerste scène niet zou overleven, stond bij voorbaat vast, maar ook dat in dit milieu geen standbeelden werden opgericht. Davies' oplossing voor 'de stenen gast' in de laatste scènes en alles wat verder samenhangt met Don Giovanni's 'hellevaart', zal ik hier niet verraden. Het premièrepubliek vond het kostelijk, maar het gevaar is altijd wel dat de kans op onlogische situaties groter wordt, naarmate de aanpak realistischer overkomt. Wie de slottaferelen vanuit dat oogpunt bekijkt (en de tekst kent of meeleest), zal enkele keren zijn wenkbrauwen heel hoog optrekken.

Ook op andere moment heeft Davies' realisme vreemde gevolgen, bijvoorbeeld als in de eerste finale, in een zeer realistisch 'paleis' van Don Giovanni de 'drie gemaskerden' opeens midden in een kamer staan. Komen zij door de muur? Uit de haard? Zitten we in de wereld van Harry Potter? Onbeantwoorde vragen. Iets anders is dat een scène als het duetje met een uiterst gewillige Zerlina hier wel leidde tot een kostelijke stoeipartij in een daarvoor veel te kleine caravan, maar dat bij zo'n aanpak van Don Giovanni's veel subtielere verleidingskunsten weinig overblijft.
De fascinatie die de titelheld twee eeuwen lang op het publiek heeft uitgeoefend, berust voor een deel op de combinatie van zijn verleidingskunsten met de vraagtekens rond zijn persoon en bepaalde gebeurtenissen. Wie of wat is Don Giovanni? Wat gebeurde er precies in de slaapkamer van Donna Anna en wat zijn haar ware gevoelens? Wat is zijn relatie met Donna Elvira? Hoeveel invloed had hij in werkelijkheid op Zerlina? Een regie die hierop realistische antwoorden geeft, laat te weinig over aan de fantasie van de toeschouwer. Het toenemende realisme dat hedendaagse regisseurs lijken na te streven, vermindert de betrokkenheid van het publiek en leidt bovendien regelmatig tot wrijfpunten tussen wat we zien en wat we in tekst en muziek horen.

De gebeurtenissen op het toneel werden in de bak beantwoord met vlotte tempi die leidden tot een energieke voorstelling. Daartoe werd ook bijgedragen door de 'Praagse versie' (zonder Ottavio's 'Dalla sua pace' en Elvira's 'Mi tradì'), waarbij behalve enkele recitatieven bovendien nog Don Giovanni's 'Metà di voi' in het tweede bedrijf was geschrapt. Jammer dat dirigente Julia Jones aan het orkest van het Oosten een wat groezelig orkestspel met weinig mozartiaanse puntigheid ontlokte. Ook had zij weinig aandacht voor het samengaan van stemmen, waardoor een juweeltje van samenzang als het terzet van de gemaskerden werd tot een samentreffen van drie solisten die onafhankelijk van elkaar hun best stonden te doen.

Bij de dames kwam een opmerkelijke bijdrage van de Noorse sopraan Silvia Moi, die met een in zang en spel schalkse Zerlina enigszins afstak tegen de minder kleurrijke bijdragen van de Australische Anita Watson en de Zweedse Anna Grevelius als (Donna) Anna en (Donna) Elvira). De Slowaakse bariton Ales Jenis bracht veel mee voor een overtuigende titelrol en kreeg vaardig tegenspel van de Engelse bariton George Humphreys, die overigens in het tweede bedrijf niet helemaal overtuigde als dubbelganger van zijn meester. In de altijd wat problematische rol van de ietwat slaafse Don Ottavio hield de Maltese tenor Nico Darmanin zich goed staande en hij zong de cadens in 'Il mio tesoro' mooi in één adem, maar de vlakke afwerking van zijn fiorituren maakte begrijpelijk dat Mozart in Wenen deze aria verving door 'Dalla sua pace'.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links