Verdi: Aida Preludio - 'Se quel guerrier... Celeste
Aida - La forza del destino Sinfonia - 'La vita è inferno
... O tu, che in seno agli angeli' - Don Carlos 'Tu che la vanita'
- Otello Preludio (toegeschreven aan Verdi) - Otello 'Già
nella notte densa'
Wagner: Die Walküre slot eerste bedrijf vanaf 'Ein
Schwert verhieß mir der Vater'
Eva-Maria Westbroek (sopraan)
Jonas Kaufmann (tenor)
Residentie Orkest
Dirigent: Jochen Rieder
Concertgebouw, Amsterdam, 4 juni 2017
 |
Foto: Janiek Dam |
In een uitverkocht Concertgebouw leek het afgelopen zondag, tijdens bijna
uitzinnige ovaties na het operaconcert van Jonas Kaufmann en Eva-Maria
Westbroek, alsof oude tijden herleefden. Helaas 'leek' het alleen maar
zo en de toelichting in de programmafolder die juist die link met vroeger
tijden wilde onderstrepen, benadrukte dat alleen maar. Op het eerste gezicht
lijken de namen van Westbroek en Kaufmann wel aan te sluiten bij het afgedrukte
(zeer onvolledige) lijstje illustere namen uit vroeger tijden, maar er
is een groot verschil. Nu moeten we het doen met één of
twee artiesten per jaar (en niet eens ieder jaar...) en dan nog hooguit
in concert.
Vroeger presenteerde het Holland Festival echter in iedere aflevering een reeks van zulke artiesten, en niet alleen in concerten, maat ook in eigen operaproducties waarin enkele malen achter elkaar een aantal van zulke grootheden samen op het toneel stond. Ik herinner mij uit de eerste festivals die ik bewust meemaakte:
- HF 1961: Elisabeth Schwarzkopf, Hermann Prey, Teresa Berganza, Graziella Sciutti, Giuseppe Taddei en Christa Ludwig;
- HF 1962: Elisabeth Schwarzkopf, Irmgard Seefried, Teresa Berganza, Luigi Alva, Renato Capecchi, Fernando Corena, Bernard Kruysen;
- HF 1963: Ilva Ligabue, Elly Ameling, Fedora Barbieri, Mirella Freni, Teresa Berganza, Luigi Alva, Renato Capecchi, Fernando Corena, Peter Pears.
Zo'n lijstje is om van te watertanden, zeker omdat ik daarbij niet eens
aandacht heb besteed aan de festivalvoorstellingen van de Nederlandse
Opera. Naast 'eigen' solisten als Gré Brouwenstijn, Erna Spoorenberg,
Gerry de Groot, Marijke van der Lugt en Hans Kaart traden daarin in diezelfde
drie zomers gastsolisten op als Nicolai Gedda, Aurelio Oppicelli, Ugo
Trama, Reri Grist, Nicola Monti, Eric Tappy en Jan Peerce. Die tijd is
voorgoed voorbij. Af en toe een gastvoorstelling (Wozzeck en Lulu
uit Hamburg in 2004) plus incidenteel een operaconcert met een ster
als Edita Gruberova in 2007 en nu - tien jaar later! - Jonas Kaufmann,
illustreren dat bij het op 'jong en nieuw publiek' gefocuste Holland Festival
de aandacht voor de operaliefhebbers vrijwel tot het nulpunt gedaald is.
Baritonale Tauber
Dat het oudere publiek wel degelijk belangstelling heeft voor 'hooggeprijsde'
vocalisten, bleek uit het feit dat voor het optreden van Jonas Kaufmann
en Eva-Maria Westbroek grif 120 euro werd neergeteld. Internationaal gezien
is dat trouwens bepaald geen exorbitant bedrag, maar het belangrijkste:
het was het dubbel en dwars waard, ondanks het feit dat de Duitse stertenor
inmiddels toch iets heeft ingeleverd van de straling die zijn stem een
jaar of zes geleden zo bijzonder maakte. Het lijkt ook of hij zich steeds
meer concentreert op een baritonaal mezza voce dat mij vanaf de eerste
keer dat ik hem hoorde, sterk aan de platen van Richard Tauber deed denken.
In het begin paste hij het nog sporadisch toe, maar nu lijkt het steeds
meer zijn vocale visitekaartje te worden en hij bereikt er bijzondere
effecten mee. Bovendien is het een weldaad weer eens een tenor te horen
die zelfs in de grootste theaters niet zijn toevlucht neemt tot hard-harder-hardst,
en die daarbij frasering en tekstbehandeling hoog in het vaandel heeft
staan.
Romance
Opvallend bij de eerste aria ('Celeste Aida') was het feit dat Kaufmann
daar in grote lijnen twee stemmen leek te hanteren. Eerst liet het weinig
expressieve recitatief (door de dirigent een beetje 'doorgejast') een
wat monochroom tenoraal timbre horen. Meteen bij de inzet van de aria
schakelde hij echter over op zijn baritonale kleuren die fraai aansloten
op bijvoorbeeld de fluit, de hobo en de fagot waarmee Verdi deze romance
de dromerig sfeer verleent die helaas door veel tenoren met grof geweld
wordt uiteengerukt. Niet door Kaufmann, die zijn 'Tauber-stijl' met succes
inzette voor aanduidingen als dolce en sempre dolcissimo, en voor de dynamische
markeringen p, pp, ppp, pppp (sic!). De befaamde hoge Bes aan het slot
die Verdi niet alleen pianissimo, maar ook nog 'morendo' wilde horen,
iets waartoe maar weinig zangers bereid of in staat zijn, kreeg bij Kaufmann
zelfs nog een messa di voce. Dit was inderdaad een dromerige romance zoals
die Verdi voor ogen moet hebben gestaan!
Kaufmann's andere Verdi-fragmenten waren duidelijk gekozen om deze benadering
te kunnen doortrekken. Alvaro's melancholieke 'O tu, che in seno' uit
La forza del destino met zijn fameuze klarinetsolo, meer een gebed
dan een aria, is doortrokken van eenzelfde introverte sfeer, terwijl het
'liefdesduet' uit Otello in de verste verte niet lijkt op de extatische
liefdesduetten waaraan de Italiaanse opera zo rijk is. De tekst spreekt
hier boekdelen: het is een duet van twee eenzame zielen die elkaar als
lotgenoten hebben herkend en zich op grond daarvan sterk tot elkaar aangetrokken
voelen. 1)
In beide fragmenten frappeerde Kaufmann wederom met een ingehouden, bijna introverte, op lyriek gerichte vertolking, waarbij hij overigens het theatrale element niet vermeed, onder meer met een fraai opgebouwd crescendo aan het slot van Alvaro's aria. Het duet uit Otello, een opera die hij later deze maand in Londen voor het eerst op het toneel zingt, bleek een intrigerend voorproefje op zijn vertolking van deze veeleisende partij. Ook hier een bood hij een benadering vanuit het baritonale, muzikaal en al duidelijk zelfverzekerd in zijn fraseringen, ondanks een kleine wankeling in 'Già la pleiade ardente'.
Westbroek
In het duet uit Otello werd de Duitse superster geassisteerd door Eva-Maria Westbroek en haar optreden werd de grote verrassing van dit concert. Bij twee recente concerten in Het Muziektheater had ik de indruk gekregen dat zij te snel achtereen te veel en te zware rollen in grote theaters had gezongen. Haar Maria in Wozzeck bij DNO maakte weer een positievere indruk, maar Berg's muziek maakte een goed oordeel op dit punt moeilijk, maar haar optreden als 'speciale gast' tijdens het 'Kaufmann-concert' werd een openbaring. Haar inzet met 'Tu che la vanità' uit Don Carlo 2) kreeg nog iets te veel dramatiek mee, maar dat is logisch: Verdi wist heel goed wat hij deed en schreef deze aria voor een ingezongen en warmgedraaide sopraan, niet als openingsaria voor een 'koude stem'. Na de eerste acht maten, bij het molto dolce van 's'ancor si piange in cielo', landde Westbroek's stem echter op vaste grond en vanaf dat moment frappeerde haar zang door het heldere timbre en de elastische voordracht die ik mij herinner uit de periode, toen de Met nog geen vaste plaats in haar agenda had. Opmerkelijk tijdens het duet uit Otello was bovendien de straling die haar sopraan een groter natuurlijk volume leek te geven dan haar partner daar ontplooide.
Die Walküre
Het vocale hoogtepunt volgde na de pauze met de slothelft van het eerste bedrijf uit Die Walküre, beginnend bij Siegmund's monoloog met de befaamde 'Wälse-Ruf', hier beide malen luxueus maar net niet te lang uitgesponnen. Ik weet dat sommige dirigenten daartegen zijn, maar die kunnen misschien beter Bach of Vivaldi gaan dirigeren. Wagner schreef voor het theater en theater vraagt om theatraliteit!
Dat theatrale was ook optimaal aanwezig in de vertolking van Kaufmann
die deze rol regelmatig op het toneel gezongen heeft, meestal met Westbroek
als partner, en ik kan alleen maar constateren dat beiden ideaal zijn
voor het verliefde Wälsungen-paar. Siegmund is Wagner's meest baritonale
tenorpartij en past Kaufmann als een handschoen. Waar hij in Verdi's muziek
soms nog wisselde tussen een tenorale en een baritonale klank, vloeide
alles hier organisch in elkaar over met een monoloog vol intensiteit,
een prachtig jeugdig 'Winterstürme' en een geëxalteerde 'Nothung-Ruf'.
Die hele scène, maar vooral Siegmund's lentelied heb ik niet meer
zo geloofwaardig-jeugdig en zo bezield gehoord sinds de Chéreau-Ring
met Peter Hofmann, die overigens nog meer stem en nog meer viriliteit
meebracht dan de iets gecultiveerder zingende Kaufmann. En ook hier was
Westbroek de perfecte partner, warmer en hartstochtelijker dan Hofmann's
Jeannine Altmeyer, en weer was daar die straling waarmee zij moeiteloos
over het orkest (en Kaufmann!) heen zeilde. Absoluut groots. Terecht dwong
zij na afloop voor Kaufmann een solo-ovatie af, maar eveneens terecht
deed hij hetzelfde voor haar. De reactie van het publiek sprak in beide
gevallen boekdelen!
Muzikale bombast
De beide solisten werden begeleid door een Residentie Orkest dat zijn best deed zo goed mogelijk te klinken onder leiding van Jochen Rieder, een dirigent die weinig kaas had gegeten van fraseren en inspireren, en die kennelijk dacht dat ff hetzelfde betekent als 'zo hard mogelijk'. Meestal kon dat gelukkig weinig kwaad, maar het maakte zowel het recitatief van Radames (Aida) als Siegmund's 'Winterstürme' - om maar twee uiteenlopende voorbeelden te noemen - muzikaal tot de minst poëtische en minst genuanceerde uitvoeringen die ik er ooit van gehoord heb.
Desastreus werd de aanpak van Rieder in de zogenaamde Otello-Preludio,
een muzikale lappendeken van motieven en motiefjes uit Otello.
Weliswaar worden deze zes minuten holle bombast aan Verdi zelf toegeschreven,
maar ik kan mij niet kan voorstellen dat zij echt van zijn eigen hand
zijn en al helemaal niet dat hij ze ooit uitgevoerd zou willen hebben;
veel 'vergeten muziek' is bovendien terecht vergeten. Ondanks de inspanningen
van Riccardo Chailly klonk de eerste opname van dit 'beleefdheidsgebaar'
van Verdi aan de familie Spada al weinig overtuigend, de uitvoering onder
Rieder mondde uit in een bijna lachwekkend vertoon van onvermogen.
________________________
1) In al Verdi's 'echte' liefdesduetten zingen de gelieven unisono, soms
zelfs hele frasen, maar Otello en Desdemona zingen hier slechts één
enkele F 'samen', op de laatste lettergreep van 'pietà', halverwege
het duet; verder zingen zij hooguit nog twee keer 'tegelijk', waaronder
hun beider slotnoot, resp. een As en een F, maar op verschillende woorden.
2) In de toelichting wederom aangeduid als een 'Italiaanse versie' van Don Carlos, wat natuurlijk onzin is. Er bestaat immers helemaal geen 'Italiaanse versie' van deze opera. Verdi schreef Don Carlos van het eerste tot het laatste moment nadrukkelijk als een Franse opera en wat meestal 'Italiaanse versie' wordt genoemd, is niet meer of minder dan het Franse origineel in een Italiaanse vertaling. De enige muziek uit deze opera die 'Italiaanse versie' genoemd kan worden, is een tiental maten in het duet Filips-Posa die Verdi in 1872 voor de Italiaanse première in Napels schreef op een Italiaanse tekst. |