Opera en operette

Viotti's eerste Wagner

 

© Paul Korenhof, november 2023

 

Wagner: Lohengrin

Anthony Robin Schneider (Heinrich der Vogler), Daniel Behle (Lohengrin), Malin Byström (Elsa von Brabant), Thomas Johannes Mayer (Friedrich von Telramund), Martina Serafin (Ortrud), Björn Bürger (Der Heerrufer des Königs) e.a.
De Nationale Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Lorenzo Viotti
Regie: Christof Loy
Decor: Philipp Fürhofer
Kostuums: Barbara Drosihn
Choreografie Klevis Elmaza
Foto's: © Marco Borggreve/DNO
Amsterdam, 11 november 2023
www.operaballet.nl

Lorenzo Viotti's eerste confrontatie met een opera van Wagner lijkt vooral een streven naar klankschoonheid en technische (zelf)beheersing. Slechts een enkele maal geeft hij een orkestrale climax zoveel effect dat hij de zangers overstemt, maar over het geheel ademt zijn musiceren meer rust en verstilling dan sfeer en dramatische spanning. Daarbij lijkt hij maximale aandacht te geven aan Italiaans getinte lyriek en de lange, bijna belliniaanse melodische lijnen die hier beide overvloedig aanwezig zijn. Die aanpak blijkt al tijdens het voorspel, maar hij bereikt een technisch hoogtepunt in het complexe, ruim zeventig maten durende ensemble vóór de finale van het tweede bedrijf, dat ik - ik zeg het heel eerlijk - in het theater nog nooit zo helder en doorzichtig heb gehoord.

Opvallend bij de solisten is dat zij vrijwel altijd prominent en verstaanbaar de zaal in komen, iets wat in het Muziektheater niet altijd het geval is. Wagner's partituur vraagt daarom, maar dat het ook in die mate gebeurt, zal eveneens te danken zijn aan Christof Loy, een regisseur die vaker blijk heeft gegeven van respect voor de tekst en die daar ook duidelijk rekening mee houdt bij de plaatsing van de zangers op het toneel. Akoestisch minder scherp gedefinieerd was Wagner's indeling in koorsecties. Die vraagt zowel in het eerste als in het derde bedrijf om een tamelijk statische regie die niet alleen de koorsecties maar ook de indeling in Saksen en Brabanders muzikaal een reliëf geeft dat in deze voorstelling in feite alleen in het derde tafereel van het tweede bedrijf hoorbaar wordt.

Jeugdig en helder
De vocaal jeugdige titelrol van Daniel Behle, ongeveer het tegendeel van de traditionele Wagner-tenor, past uitstekend in dit geheel. De zeker bij een moderne stemming niet altijd makkelijke ligging lijkt hem weinig problemen te geven, ook doordat Loy hem in zijn belangrijke scènes voorop het toneel heeft geplaatst. Wel mist hij in zijn timbre de suggestie van het 'onaardse', waardoor grote vertolkers al in hun stemklank laten horen dat zij afkomstig zijn uit een wereld waarin 'Glanz und Wonne' samengaan met de mystieke wereld van de Graal. Juist in dit verband is ook jammer dat hij in de Gralserzählung, in deze voorstelling nadrukkelijk uitgesponnen als 'vertelling', het piano op de aangehouden e'' van 'Taube' liet voorafgaan door een diminuendo, waardoor die duif toch een beetje van zijn hemelse karakter beroofd werd.

De Elsa van de sopraan Malin Byström, evenmin gekenmerkt door grote romantische warmte, past uitstekend bij de jeugdige helderheid van Behle's Lohengrin. Haar wat koele uitstraling doet haar aanvankelijk enigszins afstandelijk overkomen, maar dat blijkt niet meer dan een façade waarachter een haard van hartstochten en opgekropte emoties schuil gaat. Niet minder geloofwaardig is de naïveteit waarmee zij in het tweede bedrijf Ortrud tegemoet treedt om zich vervolgens door haar en Telramund te laten beïnvloeden. Bij Byström werkt dat zo sterk door, dat het verbazing wekt als Lohengrin in het derde bedrijf niet eerder in de gaten heeft dat zij hem door de vingers glipt.

Ook in deze productie worden Ortrud en Telramund weer ten tonele gevoerd als een ouder echtpaar, wat echt niet Wagner's bedoeling was. Telramund mag wel wat grijs aan zijn slapen hebben, maar hij is nog steeds een krijgsman in de bloei van zijn leven, gehuwd met een jongere en nog altijd ambitieuze Friese koningsdochter. Ondanks een al wat oudere indruk straalt Thomas Johannes Mayer in zang en spel echter nog voldoende kracht uit om zijn rol geloofwaardig te maken.

De eveneens al wat oudere Martina Serafin (zij debuteerde in 1994 in de operette Wiener Blut en zong in 2004 als Marschallin haar eerste rol in Amsterdam) is een fascinerende Ortrud aan het begin van het tweede bedrijf, waar zij met giftig gefleem en honingzoete vleierij achtereenvolgens haar echtgenoot en Elsa voor haar karretje spant. Bij de première suggereerden haar eerste uitbarsting van woede bij Elsa's kerkgang en haar uitzinnige scène in het derde bedrijf echter dat haar stem na al haar Brünnhildes en Isolde van de afgelopen jaren niet meer helemaal tegen een dergelijk krachtvertoon opgewassen is.

Heerrufer
Naast het fraaie spel van het NedPhO vormt het aandeel van het DNO-koor de tweede muzikale trekpleister van deze productie. Klank en discipline van het Nationale Operakoor zijn bijna spreekwoordelijk en de acteerprestaties blijven daarbij niet achter. Verder zet de bas Anthony Robin Schneider een betrouwbare König Heinrich neer en horen we in het eerste en tweede bedrijf een welluidende Heerrufer van de bariton Björn Bürger.

We zien die Heerrufer trouwens ook nog opduiken in het derde bedrijf, waar hij niets te zingen heeft, maar - met een blik van verstandhouding naar Elsa! - het zwaard en de helm van Lohengrin naast het 'bruidsbed' legt. Later verschijnt hij daar dan weer om met zichtbare eerbied zijn jas over de dode Telramund uit te spreiden. Vervolgens staat hij aan het slot opeens vóór de vertrekkende Lohengrin en doet dan iets wat vanuit de zaal niet goed zichtbaar is, waarna Lohengrin (dood?) neervalt. De alerte toeschouwer zit daarna onvermijdelijk met vraagtekens. Wat gebeurt hier? Is de Heerrufer een handlanger van Telramund die Elsa Lohengrin's zwaard brengt zodat zij hem een vingertopje kan afslaan? En neemt hij aan het slot wraak op Lohengrin omdat deze zijn heer en meester (of minnaar of vader?) gedood heeft? Wie het weet, mag het zeggen!

Het zijn niet de enige vraagtekens die een oplettende bezoeker kan stellen, maar na afloop bleken diverse details van dien aard dat menige toeschouwer ze niet eens had opgemerkt. Zo liggen er in enkele hoeken van het decor hopen afval, zelfs ergens een oude doos en weer ergens anders een blauwe plastic vuilniszak, nauwelijks zichtbaar en schijnbaar zonder enige functie. Maar ze zijn er wel door de ontwerper neergelegd en de regisseur heeft dat geaccepteerd, misschien zelfs aan hem voorgesteld. Maar waarom, als dergelijke zaken geen 'rol' spelen en zelfs door een deel van het publiek niet worden opgemerkt?

Omdat ik nog steeds vind dat een voostelling zonder toelichting begrepen moet kunnen worden, ben ik pas na het schrijven van bovenstaande regels te rade gegaan bij de interviews met regisseur en ontwerper in het programmaboek. Die wierpen geen verder licht op de zaak, dus waar het de Heerrufer betreft, lijkt bovenstaande 'interpretatie' de meest voor de hand liggende. Het slaat echter nergens op, het werpt ook geen nieuw licht op de opera, en het lijkt eerder een noodgreep van een regisseur die - bij gebrek aan een bootje met een zwaan - niet weet hoe hij Lohengrin aan het slot op een effectieve manier het toneel af moet krijgen.

Moderne karakters
In zijn totaliteit hebben Loy en Philipp Fürhofer echter een bijzonder sterke Lohengrin op het toneel gezet, waarbij zij de partituur op de voet volgen en waarbij (afgezien van die details met de Heerrufer) het verhaal niet wordt aangetast door 'conceptuele regievondsten'. Decors en kostuums zijn 'eigentijds' (zoals dat was bij bij serieuze drama's van Shakespeare, Rameau, Händel en Mozart), maar waar nodig is handeling 'historisch', waarbij zelfs het duel op het blote zwaard van Lohengrin en Telramund in tact is gebleven. En waarom niet? In 'de Ring van Chéreau' zagen we Wotan en Hagen ook met een speer en Siegmund en Siegfried met een zwaard!

Evenals de Ring van Chéreau is deze Lohengrin trouwens gesitueerd in de nadagen van een industriële samenleving, zij het in een modernere maatschappij met minder mythische symboliek. Het prachtige, toneelbrede eenheidsdecor van Philipp Fürhofer toont een enorme verlaten fabriekshal met een bijna religieuze uitstraling. De kleuren zijn aan de grauwe kant, maar er zijn intrigerende doorkijkjes die nu eens uitzicht bieden op een doods winterlandschap, dan weer op een gigantisch orgel met associaties aan een gestileerde zwaan, maar die uiteindelijk veranderen in een spiegelend scherm dat het theater verdubbelt. Het geheel lijkt een verwijzing naar een tijd van vergane glorie, waarin het door industrialisering vergaarde kapitaal als de ware godheid werd gezien.

De karakters die daarin optreden, zijn ook bepaald niet meer de karakters uit het middeleeuwse verhaal. Lohengrin, Elsa en de koning reageren duidelijk niet meer vanuit een theocentrisch wereldbeeld, maar gedragen zich als mensen van nu met moderne emoties. Inzicht en individualiteit zijn bij hen sterker dan het blind vertrouwen op goddelijke krachten met een diep gevoel van afhankelijkheid aan en loyaliteit aan een opperwezen. Voor Ortrud geldt dat minder. Haar wortels berusten duidelijk op een ander wereldbeeld, al blijft altijd mogelijk dat haar trouw aan de Germaanse goden meer berust op het verlangen haar eigen wereld in stand te houden dan op echt geloof in die oude goden.

Al met al een voorstelling die aantrekkelijk is voor zowel de echte operaliefhebber die vooral geïnteresseerd is in de Lohengrin van Wagner, als voor de Amsterdamse yup die vooral veel wil zíen. Speciaal voor die laatste groep heeft Loy evenals vorig jaar in Königskinder diverse orkestrale delen weer opgeleukt met dansers die aan de opera niets toevoegen - behalve dan één prachtig beeld: danseressen die zich verenigen tot de vleugels van de in deze voorstelling verder afwezige zwaan.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links