d

Opera en operette

Turandot: anders en bijzonder

 

© Paul Korenhof, december 2022

 

Puccini: Turandot (onvoltooide versie)

Tamara Wilson (Turandot), Marcel Reijans (Altoum), Liang Li (2, 4, 6, 9, 17, 21, 23, 28, 30 dec), Alexei Kulagin (12, 14, 25 dec) (Timur), Najmiddin Mavlyanov (2, 6, 9, 17, 21, 28 dec), Martin Muehle (4, 12, 14, 23, 25, 30 dec) (Calaf), Kristina Mkhitaryan (2, 6, 9, 17, 21, 28 dec), Juliana Grigoryan (4, 12, 14, 23, 25, 30 dec) (Liù), Germán Olvera (Ping, Un mandarino), Ya-Chung Huang (Pang), Lucas van Lierop (Pong)
De Nationale Opera
Nieuw Amsterdams Kinderkoor
Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Lorenzo Viotti
Regie: Barrie Kosky
Decor: Michael Levine
Kostuums: Victoria Behr
Foto's: Monika Rittershaus/DNO
Amsterdam, 2 december 2022
www.operaballet.nl

Sprookjes kunnen wreed zijn en veel Sprookjes van Grimm zijn in hun originele versie bepaald niet voor de kinderkamer. Wreedheid bepaalt ook de sfeer in Turandot, zowel in het toneelstuk van Gozzi als in de bewerking van Schiller, die er overigens wel een dosis romantiek aan toevoegde. Dat laatste appelleerde ongetwijfeld aan Puccini, die al eerder een voorkeur had getoond voor die combinatie (Tosca, Il tabarro, La fanciulla del west).
Puccini baseerde zich daarom voor zijn opera vooral op Schiller's bewerking van Gozzi's stuk, die daarvoor eerst door librettist Renato Simoni weer in het Italiaans moest worden vertaald, maar die in het programmaboek van DNO zelfs niet wordt genoemd. Vreemd, want de harde, van iedere chinoiserie ontdane enscenering van Barrie Kosky ligt juist in de ethische en moralistische lijn van Schiller en blijft ver verwijderd van Gozzi's commedia dell'arte.

Niet alleen Venetiaanse speelsheid en kleurrijke chinoiserie ontbreken in de voorstelling die DNO afgelopen vrijdag presenteerde, maar ook het door Puccini nagestreefde 'happy ending'. Regisseur Barrie Kosky had ervoor gekozen de opera te eindigen na de dood van Liù, het punt waarop de componist zelf noodgedwongen zijn pen moest neerleggen. Vreemd genoeg was die keuze door DNO steeds met een grote waas omgeven, maar zo bijzonder is het niet. Meerdere theaters waren daarin voorgegaan, waaronder dit jaar nog de Opera van Rome in de spectaculaire productie van Ai Weiwei, in haar visuele rijkdom het absolute tegengestelde van de van de weliswaar ijzersterke maar kleur- en fantasieloze productie in Amsterdam.

Twee finales
Puccini's dood op 19 november 1924 maakte dat hij zijn laatste opera niet heeft kunnen voltooien. Die onvoltooide finale heeft echter wel een keerzijde waaraan operadirecties en dirigenten voorbijgaan, meestal uit gemakzucht. Uit verslagen van onder meer Wanda Toscanini, de dochter van de legendarische dirigent, blijkt namelijk dat Arturo Toscanini vanaf het eerste moment fel gekant was tegen Puccini's plannen voor die slotscène. Hij vond die niet 'Italiaans' genoeg, wellicht omdat de componist naar zijn smaak te veel had gekeken naar zowel het liefdesduet uit Wagner's Tristan und Isolde en het slotduet uit Richard Strauss' Ariadne auf Naxos.

Het verloop van de eerste uitvoering is bekend: Toscanini legde halverwege het derde bedrijf, na de dood van Liù, zijn stokje neer met de woorden 'Hier heeft Giacomo Puccini zijn werk moeten beëindigen. De dood was sterker dan de kunst' (of iets in die trant). De meeste handboeken vermelden simpelweg dat het werk bij de volgende uitvoering werd uitgevoerd met de door Franco Alfano voltooide finale, maar niet dat er twee 'voltooide versies' zijn. Dat lezen we wel in het programmaboek van DNO, maar ook daar wordt weer de officiële lezing gevolgd die luidt dat Toscanini, niet tevreden met Alfano's werk na de eerste serie voorstellingen een kortere versie verlangde met 'meer Puccini'. En die tweede versie is de finale die daarna door Ricordi wereldwijd werd verspreid en die meestal wordt uitgevoerd.

Liù (slotscène)

Meteen na na de première op 25 april 1926 had Ricordi echter wel al een klavieruittreksel op de markt gebracht (exemplaar in mijn bezit) dat muziek bevat waartegen Toscanini zich verzette, en volgens verschillende bronnen dus 'meer Puccini'. Die eerste, door Toscanini verworpen versie was overigens al in Nederland te horen tijdens de VARA-matinee van 12 november 1982. DNO bleef echter voor de voorstellingen met Cristina Deutekom in 1986 vasthouden aan de traditionele versie (bestaand orkestmateriaal, dus goedkoper!) en stapte in 2002 op verzoek van Riccardo Chailly over op een volledig nieuwe, door Luciano Berio vervaardigde finale. *)

Illusie
Voor de keuze van Kosky (tegenwoordig nemen regisseurs kennelijk zulke beslissingen) om te eindigen met de dood van Liù is veel te zeggen. De eigenlijke slotscène is dramaturgisch zwak en heeft in beide versies iets van 'anything you can sing I can sing louder'. Daarentegen is de dood van Liù een van de sterkste bladzijden uit Puccini's oeuvre: een fraaie en bijzonder effectieve aria, geladen van emoties en daarna afgerond op een manier die muzikaal en theatraal zonder meer subliem genoemd kan worden. De kracht van deze aria, geïnspireerd door een tragedie die de componist van heel nabij had meegemaakt, geeft bij voorbaat alles wat erna komt, de schijn van oppervlakkigheid en het zou mij niet verbazen als juist dat voor Puccini de grootste hinderpaal was geweest bij het voltooien van zijn opera.

In de enscenering van Kosky vormde de dood van Liù, bij de première aangrijpend vertolkt door de Russische Kristina Mkhitarkan, het slot van een ijzersterke voorstelling. Het grauwe toneelbeeld, bezaaid met roerloos neergelegde koorleden gaf al vóór de eerste maten aan dat we geen kleurrijk, folkloristisch China konden verwachten. In plaats daarvan suggereerde een half fluisterende stem de droomwereld van een dwalende mens die als in een Siberische goelag, afgescheiden van iedere realiteit, vergetelheid zoekt in het najagen van een illusie. En voor die illusie was Kosky uitgegaan van de woorden waarmee de geobsedeerde Calaf in de opera wordt gewaarschuwd: 'Turandot non esiste - non esiste che il niente!' ('Turandot bestaat niet - alleen het niets bestaat').

IJskoud cynisme
Hoe ontluisterend de nagejaagde illusie kan zijn, wordt geïllustreerd door een kil, grauw, soms mistig en constant half verduisterd toneel met een massaal koor dat reageert als een opgefokte en meedogenloze massa. De speelsheid van Ping, Pang en Pong, Puccini's verwijzing naar de commedia dell'arte, is hier omgebogen tot een ijskoud cynisme dat moeiteloos overgaat in wreedheid. Doodshoofden zijn hun belangrijkste attributen en de stem van Turandot die Calaf meent te horen, weerklinkt vanuit een gigantisch doodshoofd dat op het toneel neerdaalt.

Calaf en Turandot

In deze uitzichtloze wereld heeft 'het volk' met dood en ellende leren leven en als het koor aan het slot Liù te lijf wil gaan, gebeurt dat met beenderen als wapens. Alleen als Calaf als in een hallucinatie de overwinning van de liefde bezingt, doorbreken kleuren deze koude droomwereld, maar dat duurt slechts kort en in fel contrast met de daarop volgende aanval van het volk op Liù. (Alleen kon Kosky kennelijk geen oplossing bedenken voor de stem van Turandot in deze laatste scène; waar die vandaan komt, mag joost weten.)

Klankrijkdom
Blijft er aldus van Puccini's kleurrijk oriëntalisme op het toneel bitter weinig over, in de orkestbak ontplooit het zich in volle glorie - in meer dan volle glorie zelfs, want dirigent Lorenzo Viotti draait moeiteloos alle sluizen open. Dat hij een groot muzikaal talent is, staat overigens vast en op het punt van precisie en klankverzorging laat hij weinig wensen onvervuld. De 'maanmuziek' in het eerste bedrijf, het kinderkoor achter de schermen, de dromerige opening van het derde bedrijf, de strijkerslijnen aan het slot - het was allemaal van een Karajan-achtige schoonheid.

Een minpunt is wel dat Viotti zelf in de klankrijkdom lijkt te zwelgen. Zijn de tempi gemiddeld al aan de lage kant, zodra er afrondingen en slotakkoorden in zicht komen, worden ze opgerekt tot plechtstatige en zelfs extatisch aandoende proporties. Als contrapunt met de kille, deprimerende sfeer op het toneel kan dat zeker werken, maar als het constant gebeurt, doet het toch maniëristisch aan. Klanktechnisch is het soms om bij te zwijmelen, maar ik kan mij op den duur niet onttrekken aan de associatie met ijdele zelfexpressie.

Nessun dorma

In het verlengde daarvan ligt bij deze Turandot wederom Viotti's voorliefde voor overdaad. Niet alleen zijn pianissimo's zijn van een enorme schoonheid, ook in de fortissimo's is op de klank zelf niets aan te merken, integendeel, maar een overdaad aan klank leidt hier wel tot fortissimo als forte volstaat, en dat kan vervolgens uitwaaieren tot een soort superfortissimo. Terwijl het NedPhO vrijwel constant alles uit de kast haalt, dendert bovendien op het toneel keer op keer een honderdkoppig koor op volle kracht de zaal in. Erg indrukwekkend maar bij een voorstelling van twee uur zonder pauze soms wel iets (nou ja, 'iets'?) te veel van het goede. Jammer is daarbij vooral dat met veel van de details in Puccini's knappe en kleurrijke instrumentatie ook veel van de subtiele muziekdramatische details verloren gaat.

Solisten
Voor de zangers heeft het decor van Michael Levine, een licht en geluid reflecterende 'doos', het voordeel dat zij minder moeite hebben om over het orkest heen te komen. Een soms metalige klank weegt dan op tegen het feit dat zij niet alleen hoorbaar maar ook verstaanbaar zijn. Bovendien is het voor hen een voordeel dat Kosky hen ook vaak vooraan op het toneel plaatst. Alleen Tamara Wilson in de titelrol kan daarvan niet profiteren. De noten van haar partij kon zij ongetwijfeld met gemak de baas, maar bij de première leek het toch alsof zij zich in haar aria 'In questa reggia' enigszins moest forceren.

Ping, Pang, Pong

Kristina Mkhitarkan (Liù), een krachtige lyrische sopraan met een helder, soms wat metalig timbre, en de Chinese bas Liang Li (Timur) hadden het op dit punt gemakkelijker. De Oezbekistaanse tenor Najmiddin Mavlyanov leek daarentegen na een krachtmeting met het orkest in het tweede bedrijf door zijn reserves heen te zijn en dat werkte door op de poëzie en de lyriek van 'Nessun dorma'. Germán Olvera, Ya-Chung Huang en Lucas van Lierop kregen als de drie ministers zowel door Puccini's instrumentatie als door Kosky's regie echter alle ruimte. Zij grepen die kans merkbaar met beide handen en beheersten al zingend, dansend, grappend en grollend zo ongeveer de hele voorstelling, maar wel altijd met een bittere bijsmaak. Echte commedia dell'arte werd het nooit!

De voorkeur voor de eerste of de tweede 'Alfano-finale' staat iedereen vrij, evenals de mening of Toscanini gelijk had of gewoon weer eens getracht heeft zijn zin door te drijven. Met alle bewondering voor de enscenering van Kosky blijft het echter jammer dat DNO niet gekozen heeft voor de 'originele reconstructie' van de finale. Dat zou een èchte daad zijn geweest!

________________

*) De originele finale is ooit opgenomen door de sopraan Josephine Barstow, de tenor Lando Bartolini en dirigent John Mauceri. In maart van dit jaar werd in Rome onder leiding van Antonio Pappano de eerste complete opname met deze finale gemaakt met de sopraan Sondra Radvanovsky en de tenor Jonas Kaufmann in de hoofdrollen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links