Wagner: Tristan und Isolde
Stephen Gould (Tristan), Ricarda Merberth (Isolde), Michelle Breedt
(Brangäne), Iain Patterson (Kurwenal), Günther Groissböck
(Marke), Andrew Rees (Melot), Morschi Franz (Ein Hirt), Roger Smeets (Ein
Steuermann), Martin Piskorski (Ein junger Seemann)
De Nationale Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Marc Albrecht
Regie: Pierre Audi
Toneelbeeld: Christof Hetzer
Gezien: Amsterdam, 18 januari 2018
Volgende voorstellingen: www.dno.nl
 |
Liebestod - Ricarda Merberth (Isolde) e.a. (foto Ruth Walz) |
Bij de première van Tristan und Isolde leverden de laatste
tien minuten in de orkestbak een brokje theater op, dat alles overvleugelde
wat zich in de vier uren daarvoor op het toneel had afgespeeld. Met inzet
van zijn hele lichaam, nu eens als een balletdanser door zijn knieën
zakkend, dan weer zich in zijn volle lengte uitstrekkend, soepel buigend
naar links en rechts, zijn armen golvend op de stromen van Wagner's muziek
en met zijn vingers de kleinste dynamische nuances oproepend, ontlokte
dirigent Marc Albrecht aan het Nederlands Philharmonisch Orkest een Liebestod
van een ongekende orkestrale schoonheid en tegelijk met een emotionele
climax die mij het toneelbeeld helemaal deed vergeten. Muziekdrama op
het allerhoogste niveau!
Die Liebestod vormde de bekroning van een akte waarin - na een ietwat
analytische benadering van de eerste twee bedrijven - de emoties toch
al tot grote hoogte waren opgelopen. Ook in de regie van Pierre Audi,
wiens benadering van het liefdespaar was gekenmerkt door een kennelijke
huiver om Tristan en Isolde elkaar zelfs maar te laten aanraken. In het
liefdesduet met zijn stormachtige, overgeëmotioneerde begin duurt
het bijna een half uur eer zij elkaar zelfs maar aanraken en ook na haar
haastige overtocht naar Bretagne stormt Isolde bepaald niet op haar stervende
geliefde toe. Integendeel: zij blijft op veilige afstand toekijken tot
hij de laatste adem heeft uitgeblazen, alsof zij bang is voor een fatale
infectie.
 |
Akte III - Stephen Gould (Tristan), Iain Patterson (Kurwenal) (foto Ruth Walz) |
Terughoudend
Die afstandelijkheid leek in de eerste twee bedrijven over te slaan op
de directie van Albrecht die daar het NedPho wel bijzonder fraai liet
spelen, maar zich terughoudend toonde in het oproepen van muzikale emoties.
Meteen bij de zinderende opening van het derde bedrijft leek daaraan een
einde te komen, alsof de tragiek van de eenzaam stervende Tristan niet
alleen op het toneel maar ook in de bak aanleiding werd om alle sluizen
open te zetten. Terecht. Wie een zanger tot zijn beschikking heeft als
Stephen Gould, die met zijn duidelijk tenorale timbre en heldere articulatie
alle aspecten van zijn rol hoorbaar maakt op een manier zoals ik sinds
Jon Vickers zelden gehoord heb, zou wel gek zijn als hij daar niet op
zou inhaken. Het decor van het derde bedrijf met een akoestische box op het toneel
en het feit dat Tristan veel van muziek kan zingen met zijn hoofd vlak
boven een prachtig resonerende vloer, maakte het niet alleen de zanger
iets makkelijker. Het betekende ook dat de dirigent zich nergens hoefde
in te houden en Albrecht profiteerde daarvan met volle teugen. In de vijf
kwartier durende laatste akte haalde hij alles uit zijn orkest wat erin
zat en de kwaliteit van het NedPho, op afstand het meest ervaren en best
getrainde Wagner-orkest van ons land, deed de rest.
Koele abstractie
De emotioneel afstandelijke benadering van Audi sloot aan bij de fraai
abstracte maar koele en ietwat artificiële aankleding van Christoph
Hetzer. Blijkbaar verleidde die ook de regie tot artificiële oplossingen,
variërend van een Melot die meer weg had van een boze heks dan een
middeleeuwse ridder tot een gekunstelde opstelling van Isolde achter een
decorstuk voordat zij zichtbaar mocht worden voor haar Liebestod. Hinderlijk
was het feit dat de decors soms niet alleen bewogen als speelgoed op afstandsbesturing,
maar dat dit ook nog eens gebeurde met storende geluiden op momenten waarop
de muziek vroeg om absolute stilte.
 |
Akte II - Stephen Gould (Tristan), Ricarda Merbeth (Isolde) (foto Ruth Walz) |
Bayreuth-niveau
Op twee uitzonderingen na had DNO rond de Tristan van Gould een cast verzameld
die zich eveneens op 'Bayreuth-niveau' bevond. De mezzosopraan Michelle
Breedt herhaalde in Amsterdam haar internationaal welbekende Brangäne
en na zijn minder geslaagde Gurnemanz in Parsifal keerde de bas Günther
Groissböck terug als een menselijke, in deze regie opmerkelijk emotionele
Marke. Een verrassing was de kernachtige Kurwenal van de Schotse bariton
Iain Paterson, een DNO-debutant die ik graag vaker in dit repertoire zou
horen.
Afgezien van de wat kelige Hirt van Morschi Franz (de rol vraagt om een
echte lyrische tenor, niet om een karaktertenor) was de enige wat tegenvallende
vertolking de Isolde van Ricarda Merberth. Na een scherpe, vaak onverstaanbare
opening herstelde zij zich voor een gezond en fraai gezongen slot van
het eerste bedrijf. In het tweede bedrijf werd zij echter getroffen door
een flakkerende toonvorming die zij niet meer helemaal onder controle
kreeg, en die haar wellicht belette haar haar normale niveau te bereiken.
Hopelijk betrof het hier echter een eenmalige inzinking, al dan niet op
grond van premièrezenuwen.
|