Opera en operette

Rossini's heldin verpakt in roze suikerspin

 

© Paul Korenhof, december 2019

 

Rossini: La Cenerentola
Lawrence Brownlee (Don Ramiro), Isabel Leonard (Angelina), Roberto Tagliavini (Alidoro), Alessio Arduini (Dandini), Nicola Alaimo (Don Magnifico), Julietta Aleksanyan (Clorinda), Polly Leech (Tisbe)
De Nationale Opera
Nederlands Kamerorkest
Dirigent: Daniele Rustioni
Regie: Laurent Pelly
Decor: Chantal Thomas
Kostuums: Laurent Pelly i.s.m. Jean-Jacques Delmotte
Gezien: Amsterdam, 6 december 2019
Informatie: www.operaballet.nl


Het grote verschil tussen een klucht en een komedie is, dat een klucht vooral drijft op komische situaties, terwijl we in een komedie kunnen meeleven met herkenbare personages. Een ander verschil is dat een personage in een komedie - meestal buiten zijn toedoen - kan belanden in een komische situatie met een serieuze, emotionele ondertoon. En doordat de toeschouwer zich met dit personage kan identificeren, zal dit door een meelevend - en daardoor me(de)lijdend - publiek bewust of onbewust als ontroerend of zelfs tragisch ervaren worden, ook als de amusante boventoon de overhand houdt.

Mozart's Così fan tutte is overduidelijk een komedie, maar in het tweede bedrijf hebben de tweestrijd van Fiordiligi ('Per pietà') en de emotionele draaikolk waarin zij en Ferrando worden meegezogen ('Fra gli amplessi') niets lachwekkends meer. Een schijnbaar komische situatie heeft hun kijk op het leven definitief veranderd. En als Adina in de eerste finale van Donizetti's L'elisir d'amore haar huwelijk met Belcore aankondigt, werkt de reactie van Nermorino weliswaar komisch, maar zijn wanhoop zelf is verre van lachwekkend. Zijn radeloze 'Adina, credimi' wordt bovendien ontvangen met een spot en een hilariteit die de situatie extra navrant maken.

Dandini, Don Magnifico en diens twee dochters (foto DNO)

In het derde bedrijf van Don Pasquale demonstreerde Donizetti dat zo'n tragisch moment ook op de andere personages kan doorwerken. Als Don Pasquale door zijn beste vriend in een nephuwelijk is gelokt en al snel daarna van zijn lieve bruid een oorvijg krijgt, beseft ook Norina dat hier geen sprake meer is van een onschuldige komedie. Evenals bij Così fan tutte kun je je dan ook aan het slot afvragen hoeveel barstjes er in het 'happy ending' zitten. Een klucht is vrijblijvend amusement, maar een goede komedie zegt wel degelijk iets over de realiteit.

Rossini en de komedie
In de vier bekendste, kort na elkaar geschreven opere buffe van Rossini zien we een opmerkelijke lijn van kluchtig amusement naar romantische komedie. L'Italiana in Algeri (1814) leunt nog helemaal op absurde situaties met een vrouwelijke hoofdpersoon die daarin enthousiast meespeelt. In Il Turco in Italia (1814) verschuift de relativerende rol van de 'poeta' de humor al enigszins van de situaties naar de personen waarbij Fiorilla ook een genuanceerder gevoelsleven laat zien dan haar voorgangster. Met Il barbiere di Siviglia (1816) trekt de componist die laatste lijn nog verder door met een feministisch getinte Rosina die zelfbewust de situatie naar haar hand probeert te zetten; het tweede deel van haar aria 'Una voce poco fà' (vanaf 'Io sono docile') spreekt op dit punt boekdelen.

Angelina op het bal (finale eerste bedrijf) (foto DNO)

Een van zijn mooiste karakters creëerde Rossini echter in La Cenerentola (1816). De openingsscène en daarna het duet met Ramiro plaatsen Angelina al naast Rosina, maar zij stijgt boven haar voorgangsters uit vanaf het moment dat de komedie een navrant tintje krijgt als haar stiefvader in het kwintet 'Signor, una parola' haar met een stalen gezicht voor dood verklaart waar zij zelf bij staat. Bij haar virtuoze, met navoelbare emoties doortrokken slotscène is zij uitgegroeid tot een driedimensionaal personage en zelfs tot de voorloopster van de romantische heldinnen waarop de melodrama's van Donizetti en Bellini drijven.

De komedie bij Laurent Pelly
In het programmaboekje van DNO lezen we dat Laurent Pelly, hier vooral bekend van een briljante L'étoile van Chabrier, 'een veelgevraagde Franse regisseur' is, maar misschien heeft hij iets te veel hooi op zijn vork genomen. In La Cenerentola komt hij nauwelijks verder dan matte, fantasieloze en sterk op het klucht-effect gerichte toneelbeelden. Een constant heen en weer rijden van praktikabels met decorstukken lijkt vooral bedoeld om de beweging erin te houden en de op quasi-grappige pasjes marcherende koorleden hebben we in zijn producties (elders, via internet of op dvd) echt iets te vaak gezien. Daarbij komen andere uitgemolken clichés als het gezamenlijk meedeinen van koren en ensembles, terwijl Pelly er eveneens naar neigt grappig bedoelde effecten te herhalen, soms meer dan eens.

Het grootste cliché is het in de vorige eeuw populaire concept van een opera als 'de droom van'. In deze La Cenerentola wordt Angelina dus een vrolijk werkstertje dat al boenend en schrobbend wegglijdt in een roze droom (erg veel roze!) waarin zij zichzelf als Assepoester ziet. Terwijl Rossini bewust afzag van bovennatuurlijke elementen, brengt Pelly die terug met uit de lucht neerdalende koetsen, personages die in een toverkast een metamorfose ondergaan en andere elementen die alleen in dromen mogelijk zijn. Dat daardoor met het door Rossini versterkte menselijke aspect ook de karaktertekening wordt afgezwakt, is onvermijdelijk.

Don Magnifico met zijn dochters (foto Matthias Baus/DNO)

Alles wat niet rozig is, speelt zich echter af in een groezelig decor dat gemaakt lijkt voor een veel kleiner toneel. Daarbij werd de woning van Don Magnifico kennelijk verplaatst naar een rommelmarkt waar tussen andere prullaria de restanten van DNO's beddenpaleis van Don Giovanni staan opgesteld. Terwijl de heen en weer rijdende praktikabels bewijzen dat alles nog in bruikbare staat verkeert, dalen voor de scènes in het prinselijk paleis elementen van gaaswerk neer (roze natuurlijk) die geleend lijken uit een goedkope revue.

Jammer dat naast de karaktertekening ook enkele details in het spel onvoldoende aandacht hadden gekregen. Door de aanpak van Pelly in zowel de eerste finale als de scène na de stormmuziek kwam de 'herkenningsscène' al te onlogisch en zelfs ietwat knullig over. Ook als Ramiro en Dandini in hun duet - met 'grappige' herhalingen - door, onder en langs een enorme (roze) gazen bank zingen, beantwoordt dat niet echt aan het niveau van een gezelschap als DNO. Hetzelfde geldt voor het gedoe om het lengteverschil tussen de hoofdrolvertolkers te maskeren.

Ten huize van Don Magnifico (foto DNO)

De muzikale komedie
Dankzij een op precisie en lichtvoetigheid gerichte directie van Daniele Rustioni, een alert reagerend Nederlands Kamerorkest en een merendeels geroutineerd solistenteam kwam Rossini's sprankelende partituur aanmerkelijk beter uit de verf. Wel kon bij de voorstelling op 6 december het eerste bedrijf iets meer muzikaal vuurwerk gebruiken, maar een lichte terugval bij de eerste voorstelling na de première is niet ongewoon. Na de pauze stond de trein echter weer op de rails en wat eerst een gewoon goed gezongen opera was, werd toen het vocale vuurwerk dat we in een opera van Rossini mogen verwachten.

Gangmaker bij dat alles was ontegenzeglijk Nicola Alaimo die zich als de boze stiefvader Don Magnifico helemaal kon uitleven. Dat had Rossini van zijn kant trouwens ook al gedaan met maar liefst drie belangrijke buffo-aria's met een duidelijke climax. De hilarische maar muzikaal relatief bescheiden opkomstaria voerde via de 'keldermeester-aria' die tot Gilbert & Sullivan menige schrijver van komische opera's zou inspireren naar 'Sia quacunque delle figlie' in het tweede bedrijf. Deze schitterende scène, misschien wel de beste aller buffo-aria's, is in feite een komisch monodrama doordat de vertolker zich helemaal tot het publiek kan richten. Alaimo greep die kans aan met een pracht van een basbariton, bij lange na niet de afgezongen buffo die we te vaak in deze rol horen. Volledig verdiend was het uitbundige applaus waarmee het (terecht) klapgrage publiek hem beloonde.

Don Magnifico met koor (foto Matthias Baus/DNO)

De buffo-kant was ook verder sterk bezet met de al even sonore Alessandro Arduini als een kapitale Dandini, een van de leukste speelrollen uit het hele Italiaanse repertoire, en met Polly Leech en Julietta Aleksanyan als verrukkelijk chargerende stiefzusters. Op de grens naar de romantiek bevond zich de bas Roberto Tagliavini als een welluidende Alidoro die zich met een eveneens luid toegejuichte aria nadrukkelijk op het eerste plan plaatste. (Dat Ramiro's voogd op de achtergrond de touwtjes in handen heeft, is overigens ook wel duidelijk zonder dat een humoristische regisseur een open deur intrapt door hem vanaf dat moment als maatzwaaiende dirigent te laten optreden.)

Isobel Leonard (Angelina) en Lawrence Brownlee (Don Ramiro) (foto DNO)

De beide hoofdrolvertolkers leken zich bij hun duet in het eerste bedrijf enigszins in te houden, maar gaandeweg werd weer duidelijk waarom de tenor Lawrence Brownlee geldt als een van de Rossini-specialisten van dit moment. Leek hij in zijn duet met Dandini al helemaal los te komen, zijn aria het het tweede bedrijf werd een staaltje belcanto-virtuositeit zoals wij dat zelden te horen. Hele reeksen perfect geplaatste nootjes tuimelden over elkaar heen en waar nodig klonken er stralende hoge tonen die dankzij zijn zilveren timbre tot in de verste uithoeken van het theater te horen waren.

Lawrence Brownlee als Don Ramiro (foto DNO)

De mezzosopraan Isabel Leonard verwierf de afgelopen jaren faam in een breed repertoire waarin het niet ontbrak aan 20ste en 21ste-eeuwse muziek. Zij mist daardoor de focus op belcanto die Lawrence Brownlee demonstreert, en die ik mij herinner van grote voorgangsters als Teresa Berganza, Lucia Valentini-Terrani en Cecilia Bartoli. Zij zingt en speelt een charmante, heerlijk ontwapenende Angelina, en in de briljante slotscène zijn alle nootjes er wel ongeveer, maar niet met de briljante attaque die even al het voorafgaande doet vervagen. Wellicht past dat ook niet in een enscenering waarin de romantische heldin aan het slot weer een sloofje is zonder uitzicht op een beter leven. Als het doek valt, kan Pelly's tot levenslang veroordeelde Assepoester er nog om lachen, maar of dat een dag later nog zo is . . . ?

Isabel Leonard als Assepoester in de visie van Laurent Pelly (foto DNO)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links