Rossini: Il barbiere di Siviglia
René Barbera (Almaviva), Misha Kiria (Bartolo), Nino Machaidze (Rosina), Davide Luciano (Figaro), Marko Mimica (Basilio), Tomeu Bibiloni (Fiorello), Nico Weggemans (Ambrogio), Julietta Aleksanyan (Berta), Martin Mkhize (Un uffiziale)
De Nationale Opera
Nederlands Kamerorkest
Dirigent: Maurizio Benini
Regie: Lotte de Beer
Decor en kostuums: Julian Crouch
Gezien: 10 november 2018
Meer informatie: www.operaballet.nl
 |
(Foto Marco Borggreve) |
Hoe regisseer je een Barbier die doortrokken is van humor, de muziek tot haar recht laat komen, in staat is een breed en jong publiek te trekken, en die ook nog kan opboksen tegen de herinnering aan de productie van Dario Fo? Mede dankzij de muzikale ondersteuning van dirigent Maurizio Benini is het Lotte de Beer in een nieuwe productie bij DNO gelukt, met glans zelfs. Althans tot halverwege het tweede bedrijf, want vanaf de scheerscène werkte zij toe naar een slotscène die dusdanig in strijd was met Rossini's opera, dat een sprankelende productie uiteindelijk in quasi-intellectualistische modder verzandde.
 |
(Foto Marco Borggreve) |
Blabla
Terwijl tijdens de finale de overige personages in een hoekje van het toneel het slotensemble zongen, raakte Rosina verdwaald in beelden die zowel de romantisering als de verschrikkingen van de Franse Revolutie opriepen. De argumentatie vinden we op de website van DNO. Daar lezen we dat het oorspronkelijke toneelstuk van Beaumarchais nauw met die periode verbonden is, en dat de 'gejaagde' ensembles van Rossini eveneens die sfeer ademen.
Beide elementen zijn mij nooit opgevallen. Eerder geloof ik dat Baumarchais' Barbier van Sevilla hier verward wordt met diens Bruiloft van Figaro, terwijl Rossini's partituur gewoon de karakteristieke blijspelsfeer van die componist ademt. Het eerste lijkt mij het bekende verhaal van de klok en de klepel. Het tweede suggereert dat iemand die tijdens de geschiedenis niet heeft opgelet, hier - niet gehinderd door enige kennis van zaken - een vreemde regievondst moet rechtvaardigen
 |
Nino Machaidze (Rosina), Davide Luciano (Figaro) (foto Marco Borggreve) |
Afgezien daarvan is het absurd te veronderstellen dat de apolitieke
Rossini bij het schrijven van een komische opera, 27 jaar na de val
van de Bastille opeens de sfeer over zich heen voelde komen van een
Franse Revolutie die drie jaar vóór zijn geboorte had
plaatsgevonden! Nog afgezien van de vraag hoe die Franse Revolutie in
Sevilla terechtkwam, is dit pure blabla, alleen bedoeld om een 'historische'
scène een schijn van fundament te verlenen. Wel typeert het de
mentaliteit in het moderne theater dat dit soort onzin niet alleen wordt
bedacht en opgeschreven, maar dat het ook door DNO als serieuze informatie
aan de sitebezoeker wordt aangeboden!
 |
Misha Kiria (Bartolo) en Marko Mimica (Basilio) (foto Marco Borggreve) |
Kostelijke beeldtaal
Tot die misplaatste finale door een visuele versobering wordt ingeleid,
konden we echter genieten van een sprankelende komedie, ondersteund
door de kostelijke beeldtaal van ontwerper Julian Crouch. Extra vermakelijk
voor ingewijden waren associaties met aan het druk bekamerde huisje
in een Münchner enscenering uit de jaren zestig, de luchtballon
uit een DNO-productie ten tijde van Hans de Roo, het paard van Dario
Fo en andere beeldgrappen. Een andere knipoog naar insiders was de aankleding
van Bartolo, die zich tijdens de zanglesscène ontpopt als castraten-vereerder
en die hier vanaf het eerste moment associaties opriep met spotprenten
van de Händel-castraat Senesino. Misschien was het allemaal niet
bewust zo bedoeld, maar ook ontwerpers en regisseurs werken associatief
en het resultaat was soms hilarisch.
 |
(Foto Marco Borggreve) |
Menselijke relatie
In de regie overheerste drukte, kleurigheid en beweging, waarbij
soms de logica even geweld werd aangedaan, maar het tempo lag te hoog
en de grappen te leuk om je ergens aan te storen. Jammer was hooguit
dat in de hilarische finale van het eerste bedrijf de chaos al vroeg
op gang kwam, waardoor het door Rossini beoogde sneeuwbaleffect verdween
achter de visuele overdaad.
Aan de andere kant wist De Beer met subtiele details te voorkomen dat
de komedie veranderde in een platte klucht. Zo bleven Rosina en Bartolo
herkenbare karakters in een menselijke relatie. Die werd al aangeduid
toen we tijdens de ouverture pupil en voogd zagen in een sprookjesachtige
context op een moment waarop hun verhouding nog (letterlijk) in de kinderschoenen
stond.
 |
René Barbera (Almaviva) en Nino Machaidze (Rosina) (foto Marco Borggreve |
Ensemblespel
Bij dat alles kon De Beer steunen op een bezetting die behalve goede tot uitstekende zangprestaties ook uitmuntend ensemblespel ontplooide. Uitblinkers daarbij waren de bas-bariton Misha Kiria als een heerlijk buffoneske en pompeuze Bartolo, en de bariton Davide Luciano als een ietwat droog getimbreerde Figaro. Vooral de laatste belandde nergens in de clowneske sfeer en als een ware marionettenspeler bleef hij de touwtjes van de door hem opgezette intriges in handen houden. Dat hij in het slotterzet wat op de achtergrond raakte, moet vooral geweten worden aan het gebrek aan speelruimte in een decor dat al naar de finale toewerkte.
Nino Machaidze (Rossini schreef de rol voor een mezzosopraan, een sopraan dus, niet voor een alt!) maskeerde haar geëmancipeerde en zelfbewuste optreden met een meisjesachtig spel met wijde rokken. In haar zang miste ik echter iets van de relativerende lichtheid die Rosina zo onweerstaanbaar maakt. Nog duidelijker dan in haar eerste aria werd dat in het duet 'Dunque io son', waar een gebrek aan zelfspot maakte dat Figaro haar ook niet met de juiste hoeveelheid ironie kon antwoorden.
Na een messcherpe inzet presenteerde de tenor René Barbera zich als een betrouwbare, vocaal charmante Almaviva, al leek het een goede beslissing zijn finale-aria (wel in het programmaboek afgedrukt) achterwege te laten. Marko Mimica rondde het kwintet protagonisten af met een solide Basilio, die echter het humoristisch effect van echt zwarte bastonen miste. Speciale vermelding verdient de Berta van het Studio-lid Julietta Aleksanyan die na haar 'aria di sorbetta' een welverdiend applaus oogstte.
 |
(Foto Marco Borggreve) |
Uitbundig orkestspel
De muzikale motor van de voorstelling zat echter in de orkestbak,
waar een enthousiast reagerend Nederlands Kamerorkest alert reageerde
op dirigent Maurizio Benini. Zij brachten niet alleen met uitbundig
orkestspel muzikale vaart in de voorstelling, maar Benini zorgde met
felle attaques, scherpe tempowisselingen en perfecte synchronisatie
met het toneelgebeuren voor een sfeer verhogende eenheid. Zijn aandacht
voor een orkestrale balans die zelden gehoorde details hoorbaar maakte,
onder andere van de blazers, zorgde voor een extra kers op de muzikale
taart.