Opera en operette

Muziek redt Manon Lescaut van wanregie

 

© Paul Korenhof, oktober 2016

 

Puccini: Manon Lescaut

Eva-Maria Westbroek (Manon Lescaut), Thomas Oliemans (Lescaut), Stefano La Colla (Des Grieux), Alain Coulombe (Geronte di Ravoir), Alessandro Scotto di Luzio (Edmondo, Un Lampionato), Guillaume Antoine (L'Oste, Sergente degli arcieri), Peter Hoare (Il Maestro de ballo), Lukas Jakobski (Un Comandante di marina), Eva Kroon (Un Musico) e.a.
Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Alexander Joel
Regie: Andrea Breth
Gezien: Amsterdam, 16 oktober 2016
Volgende voorstellingen: 19, 22, 25, 28 en 31 oktober

Sinds haar eerste operaregie in 2000 (Orfeo ed Euridice in Leipzig) liggen operadirecteuren voor Andrea Breth op hun knieën, maar waarom is mij nog niet duidelijk. Voorzover ik haar producties zag, waren die voor het merendeel zeker opmerkelijk en theatraal solide, soms vooral 'interessant', maar ik had meer dan eens moeite ze in verband te brengen met de uitgevoerde opera. Elementen van de handeling ontdekte ik er wel in, dat zeker, maar ik kreeg ook de indruk dat Breth zich steeds minder aantrok van de tekst en vooral dat zij zich steeds minders gelegen liet liggen aan de muziek.

De Nationale Opera MANON LESCAUT, tweede bedrijf. Stefano La Colla (Des Grieux), Eva-Maria Westbroek (Manon), Thomas Oliemans (Lescaut) - Foto: Bernd Uhlig/DNO

Geen koorregie (nodig)
De drie producties die Andrea Beth nu bij DNO gedaan heeft, bevestigen die indruk met een neergaande lijn. Na een degelijke maar niet echt opwindende De speler van Prokofjev kreeg de Duitse regisseuse in 2015 een golf van afkeuring over zich heen vanwege haar enscenering van Verdi's Macbeth. Niet door een onconventionele aanpak, maar omdat haar regie gewoon slecht was (stuntelig is een beter woord) en zowel onbegrip als gebrek aan muzikaliteit uitstraalde.
Met Manon Lescaut gaat zij een stapje verder. Ook hier gestuntel, op het dilettantische af, waarbij je je afvraagt of zij de tekst wel gelezen, laat staan begrepen heeft, en ook hier de suggestie van a-muzikaliteit, maar het ergste is dat het totaal de indruk wekt dat zij zich er met een jantje van leiden vanaf heeft gemaakt. Een vrolijk studentenkoor de hele eerste akte in zwarte kostuums stokstijf tegen de achterwand geposeerd houden gaat niet alleen in tegen tekst en muziek, het suggereert ook dat mevrouw Breth met een paar repetities klaar wilde zijn. Een stilstaand koor hoef je immers niet te regisseren! In de pauze hoopte ik nog dat mijn indruk onjuist was, maar in het derde bedrijf, als de bevolking van Le Havre uitloopt om te zien hoe de meisjes van plezier worden ingescheept, bleef het complete koor achter de schermen en hoefde dus helemaal niet geregisseerd te worden. Mevrouw Breth houdt kennelijk van vroeg thuis zijn.

Revue-act
Het feit dat Manon Lescaut minder een conventionele nummeropera is, voorkwam enkele van de uitwassen waarmee Breth Macbeth om zeep hielp, maar ook deze enscenering gaf nergens uiting aan enig begrip van de muziek. De uitbundigheid van het eerste bedrijf werd scenisch doodgeslagen, de pastiche met madrigaal, menuet en pastorale in II werd een ridicule revue-act, het deinen van het schip en de wervelende koorscène in III werden vertaald in een statisch toneelbeeld met een verroeste container en een onzichtbaar koor.
De vierde akte bleef redelijk gespaard: aan een woestijn met twee personages kon zelfs Breth weinig verknoeien. Kennelijk voelde zij echter wel dat het allemaal visueel erg saai werd en daarom had zij hier en daar wat entertainment verzonnen, onder meer met een dansende kobold in een Efteling-kostuum die op de vreemdste momenten onbegrijpelijke capriolen kwam uithalen die meestal nergens op sloegen. Alleen zijn 'liefdesduet' met een Manon-danseres had enige relatie met de opera, maar ook dit was ook overbodig getreutel.

Wist de regie al niet te boeien, ook het nietszeggende decor met enkele quasi-symbolische elementen van Martin Zehetgruber droeg bij tot de algehele scenische malaise. Kleurrijke en fijnzinnig uitgewerkte kostuums hadden dit nog kunnen verlevendigen, maar de ontwerpen van wijlen Moidele Bickel en Eva Dessecker muntten vooral in het eerste en derde bedrijf uit door sfeer- en kleurloosheid. De aankleding van scènes in het tweede bedrijf die meer fantasie vroegen, sloeg de plank echter even ver mis als de regie: het castratenmadrigaal werd een parodie op nonnen in een tekenfilm, waarna menuet en pastorale werden samengevoegd tot een karikaturale scène met een achttal kardinalen, die ieder gevoel voor sfeer of humor mistte.

Jaren tachtig
Op één punt had Breth natuurlijk gelijk: het libretto van Manon Lescaut rammelt en tussen de vier bedrijven vertoont het verhaal drie enorme gaten. Dat laatste is in operalibretti niets bijzonders, maar hier vond de regisseuse kennelijk dat daar iets aan gedaan moest worden en dus bedacht zij dat wij de opera moesten zien als een paar herinneringen van de stervende Manon. Niet bijster origineel, het was zelfs bijna een cliché in de jaren tachtig van de vorige eeuw: La traviata als droom van Violetta en Der fliegende Holländer als droom van Senta zijn de bekendste voorbeelden, maar ook zagen we toen Lohengrin als de droom van Elsa, Fidelio als de droom van Florestan, La Bohème als de droom van Mimì en nog een paar van die 'regievondsten', meestal lang niet op het niveau waarop Zeffirelli (La traviata) en Kupfer (Der fliegende Hollände) hun ideeën hadden uitgewerkt. Als 'flashbacks' riepen sommige scènes echter nog meer vragen op, want hoe kan Manon zich zaken herinneren die als regievondsten die zelfs met de boventiteling erbij vraagtekens bleven oproepen?

Gelukkig liet de muzikale rijkdom van de partituur zich niet degraderen tot de begeleiding van een reeks cartoons en vage aanduidingen, maar dat deze Manon Lescaut overeind bleef, danken we ook aan dirigent Alexander Joel en het warbloedige spel van het NedPhO. De klanken die uit de bak opstegen vergoedden veel door hun overweldigende emotionaliteit en uitbundigheid, door meeslepende climaxen en bovenal door een groot gevoel voor het echte Puccini-idioom vol effectieve rubati. Hooguit kan men betreuren dat het orkest het niet altijd won van het toneelbeeld en dat de verplaatsing van het befaamde intermezzo de opening van het derde bedrijf iets te abrupt maakte.

Op het toneel zette het muzikale feest zich voort, maar dat het koor zong met een precisie en een klankverzorging die men in dit werk zelden hoort, danken we wellicht mede aan het feit dat de koorleden zich niet op het acteren hoefden te concentreren. De solistische spits werd afgebeten door Alessandro Scotto di Luzio, een jonge lyrische tenor met een welluidend timbre en een innemende toneelpersoonlijkheid. Afgelopen zomer zong hij een innemende Alfredo in Lotte de Beer's bewerking van La traviata tijdens het Grachtenfestival en in deze Manon Lescaut zong hij zowel de student Edmondo in het eerste als de lantaarnopsteker in het derde bedrijf. Dat beide personages, de ene in Amiens, de andere in Le Havre, in hetzelfde kostuum rondliepen met een witte, verlichte bol waarvan niemand begreep wat die betekende, kon de pret niet drukken.

Verrassing
Een verrassing was Stefano La Colla in de rol van Des Grieux. Zijn slanke, typisch Italiaanse timbre en zijn heldere tekstbehandeling straalden over het orkest heen en zijn tenor bezat naast de lyriek ook de kracht voor deze veeleisende rol. Tijdens de liefdesduetten kregen de emoties het volle pond en de finale van het derde bedrijf zong hij met pathos maar zonder verder effectbejag. Niet minder overtuigend was de bariton Thomas Oliemans als Lescaut en het blijft jammer dat de regie hem licht karikaturale kanten gaf en in het tweede bedrijf een vreemde scène met Manon voordat hij met 'Goedemorgen zusje' zijn feitelijke opwachting maakte. In de kleinere rollen was Alain Coulombe een wat kleurloze Geronte di Ravoir, in zijn uitbeelding niet echt een 'ouwe snoeper', terwijl de tenor Peter Hoare de vocale verfijning miste voor een elegante dansmeester. De kleine maar belangrijke rol van de scheepskapitein was helaas onderbezet.

Westbroek
Als Manon wist Eva-Maria Westbroek zowel de flirterig hartstochtelijke kanten als het sterk opportunistische element en aan het slot de tragische eenzaamheid vocaal uitstekend te treffen. Het speelse, jeugdige element waardoor zij in haar geflirt en haar egoïsme altijd charmant blijft, kwam echter minder tot uiting, vooral doordat de regie en de soms onesthetische kostuums uitgingen van een meer volwassen terugblik op haar leven waarin het18de-eeuwse precieuze element volledig ontbrak. De Puccini-stijl met zijn overgangen, kleurcontrasten en emotionele climaxen is haar echter aangeboren en nu haar stem na een periode van snel opeenvolgende zware partijen in grote theaters een beetje tot rust lijkt te zijn gekomen, onthaalde zij haar publiek op een vertolking die terecht met een ovatie beloond werd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links