Mozart: Le nozze di Figaro
Davide Luciano (Graaf Almaviva), Ruzan Mantashyan (Gravin Almaviva), Ying Fang (Susanna), Riccardo Fassi (Figaro), Polly Leech (Cherubino), Iris van Wijnen (Marcellina), Michael Hauenstein (Dokter Bartolo), Lucas van Lierop (Don Basilio), Jeroen de Vaal (Don Curzio), Sam Carl (Antonio)
Nederlands Kamerorkest
Dirigent: Riccardo Minasi
Regie: David Bösch
Decor: Patrick Bannwart
Kostuums: Meentje Nielsen
Stream: operaballet.nl/online/le-nozze-di-figaro
Aangezien zelfs de speciale, ingekorte covid-productie van Le nozze di Figaro niet voor publiek gespeeld kon worden, besloot DNO een opname via internet beschikbaar te stellen met een 'officiële' première op 20 november. Het inloggen ging niet zonder horten of stoten, maar toen de zaak draaide, leken de eerste beelden veelbelovend: een fraai HD-beeld (1920x1080) dat natuurlijk ook op de iPad afgespeeld kan worden, maar dat op een breedbeeld televisie zijn effect niet mist.
Even veelbelovend leek de orkestbak met een 'coronaproof' Nederlands Kamerorkest (sommigen met mondkapjes), maar toen de opera begon, werd mijn enthousiasme snel minder. Een vlakke orkestklank met bij de strijkers af en toe de associatie met schuurpapier, terwijl bij de solisten vooral de donkerder mannenstemmen aan breedte leken te verliezen en een hoekig randje kregen.
Aan mijn installatie lag het niet. Daarop had ik 's middags nog een aanmerkelijk beter klinkende Don Carlos uit de Weense Staatsopera bekeken, maar om zeker van mijn zaak te zijn schakelde ik na afloop van de Nozze weer over naar Wenen, waar op dat moment La Bohème te zien was. Hetzelfde resultaat. Niet helemaal de geluidskwaliteit van een goede dvd, maar alleszins aanhoorbaar.
|
Slotscène (foto DNO/Marco Borggreve) |
Het probleem kan de opname zijn, maar ook de streaming die een optimaal beeld combineert met een schamele 125 kbps op de audiostroom. Op de iPad of de miniluidsprekers van een beeldscherm zal het allemaal wel meevallen, maar aan een goede geluidsinstallatie is het niet besteed. DNO is overigens niet het enige gezelschap dat een hoogwaardig beeld koppelt aan geluid van mindere kwaliteit. Wie ziet en hoort wat sommige Italiaanse theaters op dit punt presteren, slaat de schrik om het hart. Ooit was muziek de belangrijkste pijler onder een opera, maar dat tijdperk is kennelijk voorbij.
Overigens bestaat de kans dat de omvang van het probleem incidenteel was. Het deed zich namelijk vooral voor tijdens mijn directe verbinding met de DNO-streaming. Een later gedownloade versie klonk wel iets vlakker dan ik van de betere streamings gewend ben, en nog steeds licht rasperig in de strijkers, maar toch aanzienlijk beter. Ook hadden daarin de stemmen meer kleur, in het bijzonder de baritonale timbres van Figaro en Almaviva. Een kwestie van minder drukte op de digitale snelweg? Wie het weet, mag het zeggen.
De tot ruim twee uur teruggebracht versie werkte overigens wonderwel, zeker op het beeldscherm. Bovendien riep het ronddraaiende en akoestisch soms merkwaardig werkende decor van Patrick Banwart daar minder irritatie op dan enkele jaren geleden in de zaal. Ook de regie zelf liet zich goed vertalen naar deze versie, waarbij Barbarina gesneuveld was en het koor vervangen door een paar figuranten. Enkele overbodige regievondsten waaronder een paar wat al te modieuze modernismen waren gebleven, maar aan de andere kant maakte de cameravoering dat de aandacht meer dan in het theater op de solisten kwam te liggen.
Mooie vrouwenrollen
Dat ensemble werd aangevoerd door Riccardo Fassi als een levenslustige Figaro en Ying Fang als een warm getimbreerde Susanna die zich de kaas duidelijk niet van het brood liet eten. Prachtig haar 'rozenaria' in het laatste bedrijf, vooral in de mooi doorgetrokken lijnen in de eerste helft van die aria! Als ik in die rol al een iets speelser sopraantype zou prefereren, dan op voorwaarde dat Ying Fang de rol van Cherubino zou zingen, want daarvoor lijkt zij ideaal. In deze voorstelling kwam Polly Leech als de page wel tot een mooie maar ook wat monochrome vertolking met een timbre dat mij te veel naar de alt en te weinig naar de sopraan neigde.
De Almaviva van Davide Luciano kwam vocaal soms wat houterig over terwijl zijn vertolking de souplesse en het savoir vivre van de doorgewinterde verleider miste. Als personage perfect gecast was de gravin van Ruzan Mantashyan, een jonge lyrische sopraan die op weg lijkt naar een grote internationale carrière. Heerlijk trouwens om weer eens zo'n jeugdige vertolkster te zien, meer een Rosina dan een gesettelde gravin, en zeker als haar zang daarbij aansluit. (De befaamde triller in 'Dove sono' kan nog beter, maar was in ieder geval wel in aanzet aanwezig.)
Afgezien van een iets te overdreven neergezette Basilio waren de kleinere rollen prima bezet en ook het Nederlands Kamerorkest kwam tot uitstekende prestaties. Het soms erg nadrukkelijke aandeel van blazers en slagwerk kan wellicht op het conto van de dirigent of de opname worden geschoven. Extra lof verdient clavecinist Ernst Munneke die in deze versie op kleurrijke manier de door de bekorting ontstane lacunes wist op te vullen.
Tempowisselingen
Minder positief ben ik over dirigent Riccardo Minasi die ons door een achtbaan van korte en soms abrupte versnellingen en vertragingen loodste, waarbij de versnellingen extra werden benadrukt door vaak lage basistempi. Ook sterke en al even abrupte crescendi en decrescendi meed hij niet, evenmin als abrupt afgebroken accoorden. Op een gegeven moment werd ik zelfs doodmoe van al die abrupte klankeffecten die totaal niet pasten bij de doorgaande lijn van de muziek, en die meestal in geen enkele relatie stonden tot de frasering (als er al sprake was van frasering).
Le nozze di Figaro is een blijspel met de werking van een doortikkende tijdbom, maar al te veel tempowisselingen kunnen de hartslag van de muziek danig verstoren. Zeker afsluitende momenten als Figaro's 'Non più andrai' of de finale II zijn als een uurwerk dat gaat aflopen, maar de aanpak van Minasi werkt hier averechts. Ter illustratie: alleen al in de met 30 maten bekorte versie van 'Non più andrai', één 'vivace' doorlopende 4/4-maat die alleen in maat 31, 57 en 77 met een fermate doorbroken mag worden, komt Minasi tot ruim een dozijn kortere en langere afwijkingen van zijn basistempo. Dat is te veel. Veel te veel!