Opera en operette

Beckett ontdaan van laatste emoties

 

© Paul Korenhof, maart 2019

 

Kurtág: Fin de partie
Frode Olsen (Hamm), Leigh Melrose (Clov), Hilary Summers (Nell), Leonardo Cortellazzi (Nagg)
Radio Filharmonisch Orkest
Dirigent: Markus Stenz
Regie: Pierre Audi
Decor en kostuums: Christof Hetzer
Gezien: 8 maart 2019
Informatie: website DNO

De impact die Fin de partie van Samuel Beckett zestig jaar geleden had, wordt geïllustreerd door de recensie van Hans Gomperts. Na de Nederlandse première in het Holland Festival 1958 constateerde hij dat Beckett met dit stuk "niets anders [wil] aantonen dan de zinloosheid, de hopeloosheid en de verwerpelijkheid van het menselijke bestaan". Daarbij had hij "een in het christendom opgekomen verachting voor het aardse en lichamelijke absoluut gemaakt, ontdaan van de christelijke hoop." Het resultaat is "een wereld waarin het leven niet mogelijk is" en Gomperts concludeerde dat het stuk niets anders was dan "een gezichtspunt van de auteur" dat niet in het theater thuishoorde "maar in de vuilnisbak".

Clov en Hamm - Foto: Ruth Wal/DNO

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Gomperts later van zijn mening terugkwam en bij de bundeling van zijn kritieken zowel het talent van Beckett als de zin van diens stukken in een toegevoegde voetnoot onderschreef. *) Het maakt echter wel nieuwsgierig wat zijn reactie geweest zou zijn op de operabewerking van Kurtág die in november in Milaan in première ging. Wie de door de componist ingekorte operatekst vergelijkt met het origineel, moet namelijk constateren dat Kurtág nog een stap verder ging: hij poogde zelfs het laatste restje menselijke emotie te elimineren dat Beckett zijn personages in hun 'eindspel' nog gunde.

Malicieuze humor
Het uitgangspunt is deprimerend: in een van ieder leven beroofde wereld zijn nog vier mensen over: de aan zijn rolstoel gebonden Hamm, zijn knecht (en zoon?) Clov en zijn ouders Nagg en Nell die hun dagen slijten in vuilnisbakken nadat zij bij een ongeluk hun benen verloren hebben. De situatie is uitzichtloos, maar dat neemt niet weg dat al deze personages nog steeds met malicieuze humor proberen macht over de anderen uit te oefenen.

In dit pessimistische wereldbeeld zien we in het stuk van Beckett nog af en toe een laatste opflikkering van menselijke emoties. Als Nell sterft, moet Clov het deksel van Nagg's vuilnisbak oplichten om te kijken wat deze doet. "Hij huilt," zegt Clov. "Dus hij leeft," reageert Hamm. Heel even zijn we ons weer bewust dat we met echte mensen te maken hebben.

Juist zulke details zijn echter bij de inkorting van de toneeltekst door Kurtág gesneuveld. Totale ontmenselijking is het gevolg en onwillekeurig vraag je je af of dit misschien voortkomt uit de wereldvisie van een bejaarde componist die, opgegroeid onder het communistisch bewind, nu meemaakt hoe zijn land wederom in de greep raakt van een systeem dat de waarde van het individu en de vrijheid van denken tot een minimum wil reduceren.

Nel, Nagg en Hamm - Foto: Ruth Walz/DNO

Wat blijft is pessimisme, absurdisme, een flinke dosis galgenhumor, maar vooral een uitzichtloze eenzaamheid. Aan het slot zit Hamm in zijn rolstoel met een doek over zijn hoofd, Nagg heeft zich na de dood van Nell volledig in zijn vuilnisbak teruggetrokken en alleen Clov, rusteloos als altijd, lijkt nog tot iets in staat. Hij gaat weg al ziet hij ook daar de zinloosheid van in, en Hamm blijft alleen achter. Voor beiden is er een totale leegte met uiteindelijk het sterven. Alleen Clov kan nog iets meemaken. Hij kan vallen in de grijze aslaag van de verbrande en uitgebluste wereld, en als dat gebeurt, zal hij huilen van geluk.

Emoties
Nadat Pierre Audi de handeling van binnenin het huis van Hamm naar buiten had verplaatst (in een somber maar wondermooi decor van Christof Hetzer), volgde hier zijn tweede ingreep in de door Kurtág overgenomen tekst van Beckett. Bij Audi vertrekt Clov niet. Hij kán het eenvoudig niet en luistert met zijn koffer in de hand naar de slotmonoloog van Hamm. En we zien, of beter: we voelen hoe hij inwendig reageert en hoe de eenzaamheid van Hamm hem uiteindelijk tot in het diepst van zijn binnenste raakt.

De emoties die Kurtág elimineerde, werden hier hartverscheurend teruggebracht door Pierre Audi, die ik er nota bene meer dan eens van heb beticht dat hij als regisseur emoties uit de weg ging. En dat alles ondersteunt Kurtág met een slotmuziek die zucht en schrijnt, en die de essentie van het leven hoorbaar maakt met een intensiteit die we alleen mogen verwachten van een componist met de levenservaring van een 92-jarige. Een echte operacomponist bovendien, die beseft dat de emotionele essentie van een muziekdrama niet in de tekst zelf moet liggen, maar in de muziek waartoe die tekst oproept.

Slotscène - Foto: Ruth Walz/DNO

Dat laatste leidde tot een partituur die frappeert door schijnbare eenvoud. Losse akkoorden, eenzame nootjes en rudimentaire melodieën, soms niet meer dan een aanduiding, zijn schering en inslag, maar die eenvoud is schijn. Steeds weer blijkt de muziek dienstbaar aan de al even fragmentarisch opgebouwde tekst van Beckett en zijn communicatie met het publiek, terwijl de spaarzame, uiterst subtiel gekozen instrumentatie maakt dat je je toch voortdurend van die muziek bewust blijft.

Geen noot in deze partituur is overbodig en tegelijk dringt iedere klank zich aan je op, in volledige harmonie met de teksten en zelfs met schijnbare echo's en pre-echo's van de woorden. Eén enkele voorstelling biedt natuurlijk onvoldoende grond voor een meer gefundeerde beschouwing, maar laten we hopen op een goede opname (en dan liefst zonder de barbaarse compressie die tegenwoordig menige uitzending van Radio4 ruïneert!).

Onvergetelijk
De bijdragen van dirigent Markus Stenz en het in dit repertoire onvolprezen Radio Filharmonisch Orkest zijn exemplarisch. Helderheid, klank, precisie en intensiteit gaan hand in hand en blijven perfect in balans met de zang van een uitzonderlijk solistenkwartet. Gekluisterd aan zijn rolstoel draagt Frode Olsen de voorstelling als een steeds brozer klinkende Hamm wiens vocale autoriteit tot zijn laatste snik zijn fysieke belemmeringen compenseert. Opvallend sterk en opstandig getekend is daarnaast de Clov van Leigh Melrose, wiens heldere bariton effectvol contrasteert met de ronde bas van Olsen.

Nell en Nagg - Foto: Ruth Walz/DNO

Maar het meeste werd ik toch getroffen door de beide ouders in hun vuilnisvaten. Na een heel introvert gezongen proloog (een door Kurtág toegevoegd gedicht van Beckett) zien we de alt Hillary Summers terug als een ontroerend broze Nell, terwijl de lyrische tenor Leonardo Cortellazzi van Nagg een onvergetelijke karakterrol maakt. Alleen al de manier waarop zijn woorden als fragiel zilverpapier door de ruimte zweven en de hartverscheurende resignatie waarmee hij zich definitief in zijn vuilnisvat terugtrekt, maken deze voorstelling tot iets heel bijzonders.

______________________
*) Opgenomen in: H.A. Gomperts: Wachten op niets - Amsterdam 1970.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links